ECLI:NL:GHAMS:2021:552

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 januari 2021
Publicatiedatum
26 februari 2021
Zaaknummer
23-003519-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van geldbedrag door middel van valse sleutel met gebruik van pinpas

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1981, was beschuldigd van diefstal van een geldbedrag door middel van een valse sleutel, waarbij hij gebruik maakte van de pinpas van de aangeefster. De tenlastelegging betrof een periode tussen 20 en 23 november 2018, waarin de verdachte meerdere keren geld heeft gepind van de rekening van de aangeefster zonder haar toestemming. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 5 januari 2021 en het onderzoek in eerste aanleg.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 november 2018 om 00:20 uur een bedrag van 250 euro heeft gepind bij een geldautomaat van ABN AMRO, waarbij hij de pinpas en pincode van de aangeefster heeft gebruikt. De verdachte is herkend op camerabeelden door politieambtenaren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging kwam. De verdachte is schuldig bevonden aan diefstal, waarbij hij de pinpas en pincode van de aangeefster heeft gebruikt om geld van haar rekening te pinnen.

De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van een maand, maar het hof heeft in hoger beroep de straf verlaagd tot drie weken, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan. Het hof heeft daarbij ook de recidive van de verdachte in overweging genomen. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003519-19
datum uitspraak: 19 januari 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 september 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-155354-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode tussen 20 november 2018 en 23 november 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, eenmaal of meermalen een geldbedrag, in elk geval enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangeefster], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door eenmaal of meermalen gebruik te maken van de pinpas van die [aangeefster] en hierbij eenmaal of meermalen een of meerdere geldbedragen heeft gepind bij een of meerdere pinautoma(a)t(en), terwijl hiervoor geen toestemming was gegeven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

Het hof is, met de advocaat-generaal en de raadsman, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte op 21 november 2018 om 19:05 uur een bedrag van 250 euro heeft gepind bij een geldautomaat van ING op de [adres 2], nu ING geen camerabeelden heeft aangeleverd van deze pintransactie en ook overigens niet uit het dossier blijkt dat de verdachte deze pintransactie heeft verricht.
In tegenstelling tot hetgeen de raadsman ter zitting naar voren heeft gebracht, staat deze vaststelling niet in de weg aan de conclusie dat de verdachte degene is geweest die op 22 november 2018 om 00:20 uur het bedrag van 250 euro heeft gepind bij een geldautomaat van ABN AMRO op de [adres 3]. Van deze pintransactie zijn immers aparte camerabeelden en de verdachte is op deze beelden herkend door de politieambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], die de verdachte ambtshalve kennen en die hebben toegelicht waaraan zij de verdachte hebben herkend.
Het hof concludeert dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een geldbedrag van de aangeefster, door haar pinpas en pincode te gebruiken om een geldbedrag op te nemen (bij de geldautomaat van ABN AMRO op de [adres 3] te Amsterdam).

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 22 november 2018 te Amsterdam een geldbedrag dat toebehoorde aan [aangeefster] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van de pinpas van die [aangeefster] en hierbij een geldbedrag heeft gepind bij een pinautomaat, terwijl hiervoor geen toestemming was gegeven.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

1. Een proces-verbaal aangifte door [aangeefster] met nummer PL1300- 2018241550-1 van 26 november 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3], doorgenummerde pag. 20 e.v.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van de aangeefster:
Op 15 november 2018 heb ik bij de Triodos Bank een nieuwe bankpas aangevraagd. Mijn oude bankpas heb ik gelijk geblokkeerd. Op 22 november 2018 ging ik mijn saldo bekijken. Ik zag dat op 22 november 2018 om 00:20 uur 250 euro van mijn bankrekening was afgeschreven. Mijn nieuwe bankpas had ik nog niet ontvangen. Ik heb gelijk de bank gebeld. De medewerker van de bank vertelde mij dat er een brief naar mij was verstuurd met daarin mijn nieuwe bankpas. Twee dagen later zou ik ook een brief in de bus krijgen met daarin de pincode van de bankpas. De medewerker kon mij niet precies vertellen wanneer de brieven waren verstuurd. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2. Een geschrift, zijnde een overzicht af- en bijschrijvingen van de bankrekening van [aangeefster], doorgenummerde pag. 22.
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op 22 november 2018 om 00:20 uur is een bedrag van 250,- euro gepind bij een geldautomaat van de ABN AMRO Bank op de [adres 3].
3. Een proces-verbaal verslag camerabeelden met nummer 2018241550 van 10 juni 2019, inclusief fotobijlagen in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4], doorgenummerde pag. 25 e.v.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van de verbalisant:
(vanaf pag. 31 e.v.)
Naar aanleiding van frauduleuze handelingen met een pinpas, waarvan aangifte is gedaan, heb ik de beveiligingsbeelden bekeken. De aangifte is opgenomen in het proces-verbaal met nummer 2018241550-1. De camerabeelden zijn door de ABN AMRO digitaal aangeleverd.
Ik heb de beveiligingsbeelden bekeken van de ABN AMRO, opgenomen op de [adres 3] op 22 november 2018. Een persoon komt omstreeks 00:19 uur in beeld van de beveiligingscamera’s van de geldautomaat. Na enkele handelingen te hebben verricht op de geldautomaat loopt hij na een minuut weer uit beeld.
4. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2018241550-4 van 12 juni 2019 (inclusief fotobijlagen), in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5], doorgenummerde pag. 36 e.v.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van de verbalisant:
Ik heb contact gehad met de aangeefster [aangeefster]. Zij vermoedt dat haar onderbuurman, [naam] (hierna: [naam]), de poststukken van de Triodosbank uit de postbus in de centrale hal van haar had weggenomen. Voorts was het haar bekend dat er camerabeelden waren van 2 geldopnames. Ik heb de camerabeelden bekeken die zijn gevorderd van de ABN AMRO. Ik heb twee politieambtenaren benaderd die de verdachte) hebben verhoord in juli 2018. Zij zijn niet in kennis gesteld van de personalia, maar enkel voorzien van de
stillsvan de camerabeelden op de [adres 3]. Ik heb aan hen gevraagd of zij de pinnende man herkennen.
5. Een proces-verbaal van herkenning persoon met nummer 2018241550 van 8 mei 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1], doorgenummerde pag. 50.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van de verbalisant:
Op dinsdag 7 mei 2019, ontving ik een e-mailbericht met daarin het verzoek tot herkenning. Ik ontving deze e-mail van collega [verbalisant 5]. Ik opende de foto en na nadere bestudering herkende ik de man als zijnde [verdachte], geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats]. Op woensdag 11 juli 2018 heb ik [verdachte] buiten heterdaad aangehouden. [verdachte] heeft indruk op mij gemaakt die dag. Hij heeft die dag meerdere malen doodsbedreigingen geuit. Ik herkende [verdachte] vooral aan zijn grote neus en ronde onderlip.
6. Een proces-verbaal van herkenning persoon met nummer 2018241550 van 11 mei 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2], doorgenummerde pag. 51.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van de verbalisant:
Op dinsdag 7 mei 2019 ontving ik een e-mailbericht met daarin het verzoek tot herkenning. Ik ontving deze e-mail van collega [verbalisant 5]. Ik opende de foto en herkende de man op de foto na nadere bestudering als zijnde [verdachte], geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats]. [verdachte] heeft op mij een bijna onuitwisbare indruk gemaakt. Nog nooit eerder heb ik een verdachte zoveel bedreigingen horen uiten. Bij het zien van de foto herkende ik [verdachte] direct aan zijn grote neus en opvallende grote neusgaten. Ook herkende ik hem aan zijn grotere ronde onderlip.
Het onder 2 genoemde geschrift is slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van een maand.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal, waarbij hij de pinpas en pincode van het slachtoffer heeft gebruikt om haar geld van haar rekening te pinnen. De verdachte heeft aldus getoond geen enkel respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen. Het gepleegde feit is blijkbaar mogelijk gemaakt doordat de post van de aangeefster is onderschept. Kennelijk was er sprake van een planmatige en gewiekste gang van zaken, waar de verdachte vervolgens zijn voordeel mee heeft gedaan. Hij heeft klaarblijkelijk enkel gehandeld met het oog op eigen financieel gewin. In het nadeel van de verdachte weegt dat hij blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 december 2020 eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk is veroordeeld.
Vanwege de ernst van het feit en de recidive van de verdachte is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een vrijheidsbenemende. In aanmerking genomen dat in hoger beroep slechts één pintransactie is bewezenverklaard, zal het hof, zoals ook door de advocaat-generaal is geëist, een iets lagere straf opleggen dan de politierechter, te weten een gevangenisstraf van drie weken.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. M.L. Leenaers en mr. K.J. Veenstra, in tegenwoordigheid van L. Muyselaar, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 januari 2021.
De voorzitter en de jongste raadsheer zijn buiten staat te ondertekenen.
=========================================================================
[…]