In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1981, was beschuldigd van diefstal van een geldbedrag door middel van een valse sleutel, waarbij hij gebruik maakte van de pinpas van de aangeefster. De tenlastelegging betrof een periode tussen 20 en 23 november 2018, waarin de verdachte meerdere keren geld heeft gepind van de rekening van de aangeefster zonder haar toestemming. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 5 januari 2021 en het onderzoek in eerste aanleg.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 november 2018 om 00:20 uur een bedrag van 250 euro heeft gepind bij een geldautomaat van ABN AMRO, waarbij hij de pinpas en pincode van de aangeefster heeft gebruikt. De verdachte is herkend op camerabeelden door politieambtenaren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging kwam. De verdachte is schuldig bevonden aan diefstal, waarbij hij de pinpas en pincode van de aangeefster heeft gebruikt om geld van haar rekening te pinnen.
De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van een maand, maar het hof heeft in hoger beroep de straf verlaagd tot drie weken, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan. Het hof heeft daarbij ook de recidive van de verdachte in overweging genomen. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken.