In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Suriname in 1987, was in eerste aanleg veroordeeld voor diefstal van een pinpas en winkeldiefstal. De tenlastelegging in zaak A betrof de diefstal van een bankpas uit de woning van de aangeefster, terwijl in zaak B de verdachte beschuldigd werd van het stelen van goederen uit een winkel. De verdachte had in hoger beroep vrijspraak bepleit, stellende dat hij toestemming had van de aangeefster om de pinpas mee te nemen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verklaring van de verdachte niet aannemelijk is geworden, gezien de tegenstrijdigheden met de verklaring van de aangeefster en het feit dat zij kort na de diefstal een nieuwe pinpas heeft aangevraagd. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf weken. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 300,00 toegewezen, omdat de benadeelde partij als gevolg van de bewezenverklaarde feiten schade heeft geleden. Het hof heeft de verdachte ook verplicht om de schadevergoeding te betalen, vermeerderd met wettelijke rente.