Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
‘niet dan wel onvoldoende heeft onderbouwd met alle voor de beslissing van belang zijnde feiten en stukken,’zodat niet aan de voorschriften van de artikelen 21 en 111 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is voldaan. Hierop heeft de kantonrechter de vordering
‘als onvoldoende onderbouwd’afgewezen. Tegen deze beslissing en de daartoe leidende overwegingen heeft Profit één grief aangevoerd.
‘Om de vordering ambtshalve aan het consumentenrecht te kunnen toetsen dient de kantonrechter te beschikken over de voor de beslissing in [de] onderhavige consumentenzaak van belang zijnde feiten en stukken. Dit kan bijvoorbeeld door invulling van de vragen van het door de rechtbank Amsterdam op de website beschikbaar gestelde (…) informatieformulier voor consumentenverstekzaken, met overlegging van de daarin aangegeven stukken.’Profit heeft de feiten die van belang zijn voor de hierboven genoemde ambtshalve toetsing aan Richtlijn 93/13/EEG van het beding of de bedingen waarop haar vordering steunt, niet afdoende aangevoerd, niet in eerste aanleg, niet in hoger beroep, niet door invulling van het in het vonnis bedoelde formulier, niet door overlegging van stukken en evenmin door aanhaling van het betrokken beding of de betrokken bedingen. Het betoog van Profit in de memorie van grieven erop neerkomend dat zij daartoe niet verplicht was, miskent dat de rechter ambtshalve dient na te gaan of een beding uit het oogpunt van de in Richtlijn 93/13/EEG gegeven criteria oneerlijk is, ook in gevallen waarin de eisende partij van mening is dat hiervoor geen aanleiding bestaat. Door het niet verschaffen van de voor die beoordeling van belang zijnde feiten, heeft Profit de kantonrechter, en thans het hof, de mogelijkheid daartoe onthouden en heeft zij niet voldaan aan het bepaalde in artikel 21 Rv. De kantonrechter heeft de vordering daarom kennelijk ongegrond geoordeeld, bij gebrek aan feiten die het gevorderde kunnen dragen. Nu de feiten noodzakelijk voor de bedoelde ambtshalve toetsing ook in hoger beroep niet zijn aangevoerd, ofschoon Profit dit verzuim bij de memorie van grieven eenvoudig had kunnen herstellen, kan het hof dat oordeel slechts onderschrijven.