ECLI:NL:GHAMS:2021:534

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 februari 2021
Publicatiedatum
25 februari 2021
Zaaknummer
200.272.319/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding en afwikkeling samenwerkingsovereenkomst tussen softwareleverancier en ingenieursbureau met betrekking tot nazorgverplichtingen en concurrentiebedingen

In deze zaak gaat het om de beëindiging en afwikkeling van een samenwerkingsovereenkomst tussen ingenieursbureau Antea Nederland B.V. en softwareleverancier DataQuint B.V. De samenwerking, die per 31 december 2019 eindigde, betrof de levering van softwarelicenties door DataQuint aan Antea, die deze software aan Nederlandse gemeenten aanbood. Na de beëindiging van de overeenkomst ontstonden er geschillen over de verplichtingen van DataQuint, met name of zij gedurende vier jaar na de beëindiging nog licenties en ondersteunende diensten moest blijven verlenen. De voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam had eerder een deel van de vorderingen van Antea toegewezen, wat leidde tot het hoger beroep van DataQuint.

Het hof heeft in zijn uitspraak op 23 februari 2021 geoordeeld dat DataQuint verplicht is om de nazorgverplichtingen na de beëindiging van de overeenkomst na te komen, ondanks dat de overeenkomst van rechtswege was geëindigd. Het hof oordeelde dat de bepalingen in eerdere samenwerkingsovereenkomsten relevant zijn voor de uitleg van de huidige overeenkomst. De verplichtingen tot nazorg zijn niet beperkt tot gevallen van ontbinding, maar gelden ook na het verstrijken van de overeenkomst. Het hof heeft de vorderingen van Antea in hoger beroep grotendeels toegewezen, met uitzondering van enkele specifieke vorderingen.

De uitspraak benadrukt de betekenis van contractuele bepalingen en de uitleg daarvan in het kader van samenwerkingsovereenkomsten, evenals de verplichtingen die voortvloeien uit eerdere overeenkomsten. Het hof heeft ook de kostenveroordelingen voor beide partijen vastgesteld, waarbij DataQuint als in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.272.319/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/674306 / KG ZA 19-1101
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 23 februari 2021
DataQuint B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
appellante,
tevens incidenteel geïntimeerde,
hierna: DataQuint,
advocaat: mr. P.C.M. Ouwens te Rotterdam,
tegen
Antea Nederland B.V.,
gevestigd te Heereveen,
geïntimeerde,
tevens incidenteel appellante,
hierna: Antea,
advocaat: mr. J.O. Berlage te Amsterdam.

1.Inleiding

1.1.
Dit geschil gaat over de beëindiging en de afwikkeling van een samenwerking tussen ingenieursbureau Antea en softwareontwikkelaar DataQuint. Ingevolge deze samenwerking verleende DataQuint licenties op softwareproducten aan Antea die deze omzette in haar eigen huisstijl en aanbood aan Nederlandse gemeenten, haar klanten. De samenwerkingsovereenkomst is per 31 december 2019 geëindigd maar partijen zijn verdeeld over diverse afwikkelingskwesties. Daarbij gaat het onder meer over de vraag of DataQuint gehouden is om gedurende vier jaar na het einde van de overeenkomst licenties en ondersteunende diensten te blijven verlenen. Verder strijden partijen over de vraag of DataQuint concurrerende diensten mag aanbieden na het einde van de samenwerking.
1.2.
De voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de vorderingen van Antea strekkend tot voortzetting van de dienstverlening gedeeltelijk toegewezen op straffe van verbeurte van een dwangsom (vonnis van 5 december 2019, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen Antea als eiseres en DataQuint als gedaagde).
1.3.
DataQuint is van dat vonnis in hoger beroep gekomen. Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
  • memorie van grieven, met producties;
  • memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel, met producties;
  • memorie van antwoord in incidenteel appel, met productie.
1.4.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 6 januari 2021 doen bepleiten, DataQuint door mr. Ouwens voornoemd en door mr. G.J. Schras, advocaat te Rotterdam, en Antea door mr. Berlage voornoemd en mr. E.L.B. van Eck, advocaat te Amsterdam, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. DataQuint heeft nog producties in het geding gebracht.
1.5.
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.Feiten

De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2 de feiten weergegeven waarvan hij is uitgegaan. Voor zover Antea met
grief 1 in het incidentele appelklaagt over de juistheid van deze feiten, heeft zij daarmee geen succes; het hof verwijst ter toelichting naar zijn overweging onder 5.12. Samengevat zal van de volgende feiten worden uitgegaan.
2.1.
Antea is een ingenieursbureau; DataQuint is een leverancier en ontwikkelaar van software. Antea biedt aan haar klanten, ongeveer 132 Nederlandse gemeenten, het softwaresysteem GBI aan ten behoeve van beheer en onderhoud van de openbare ruimte. Sinds 2009 werkt zij daartoe samen met DataQuint.
2.2.
In het kader van de samenwerking heeft DataQuint eeuwigdurende licenties van de verschillende door haar ontwikkelde GeoVisia softwareproducten verstrekt aan Antea. Deze zet de producten om in haar eigen huisstijl en biedt deze aan haar klanten aan. Daarnaast levert DataQuint onderhoud aan deze producten en ondersteuning aan de klanten van Antea.
2.3.
Op 15 april 2013, 25 juni 2015 en 22 maart 2017 hebben partijen samenwerkingsovereenkomsten (SOK 13, SOK 15 en SOK 17) gesloten. In SOK 17 is onder meer bepaald:

Artikel 4 Inzet Partijen ten behoeve van het Doel
(…)
4.6
Onderhoudsgeld DQ[=DataQuint – hof]
Gedurende de looptijd van deze overeenkomst geldt nog de
bestaandeonderhoudsregeling voor de producten GBIdesktop en GBIonline. Voor deze bestaande onderhoudsregeling gelden voor DQ de volgende verplichtingen:
• Het doorontwikkelen van de huidige software van GeoVisia. Dit op basis van een samen met de adviseurs van AG [Antea – hof] en DQ overeen te komen bouwopgave.
• Het verzorgen van de helpdesk.
(…)
Artikel 5 Intellectueel eigendomsrecht en naamgeving
5.1
Het intellectueel eigendomsrecht op de naam GBIservices, in welke volgorde en samenstelling dan ook, berust bij AG. Voor de duur van de Samenwerking mag de naam GBIservices voor de Samenwerking gebruikt worden.
5.2
Het intellectueel eigendom van GBI als product en of dienstverlening, dus niet de software van DQ als zodanig, is van AG.
5.3
DQ gaat voor AG nieuwe software ontwikkelen voor plannen en begroten, zie verder artikel 4.2. Het intellectueel eigendomsrecht van deze software, met als werktitel ‘Calculations’, berust bij AG.
5.4
Het intellectueel eigendomsrecht op de naam GeoVisia al dan niet in combinatie met aanvullende aanduidingen voor softwaretoepassingen berust bij DQ.
5.5
Het intellectueel eigendomsrecht op het GeoVisia framework en op alle applicaties op dit framework (GeoVisia Office, Field, Online, Analytics, Workbench) berust bij DQ. Dit geldt (toekomstig) ook voor GeoVisia Workflow.
5.6
Partijen zijn overeengekomen dat zij open staan voor een mogelijke nieuwe naamgeving van de producten / productlijn. Wanneer ‘Calculations’ gereed is, zullen Partijen de naamgeving nader bespreken.
(…)
Artikel 10 Duur en opzegging
10.1
De Overeenkomst is reeds in werking getreden en wordt door ondertekening formeel bekrachtigd. Deze overeenkomst op eindigt 31 december 2019, waarna de overeenkomst van rechtswege eindigt zonder dat opzegging vereist is. Partijen zullen minimaal 6 maanden voor het einde van de looptijd in overleg treden om de voorwaarden voor een eventuele verlenging van de overeenkomst te bespreken.
10.2
Partijen kunnen de Overeenkomst niet tussentijds opzeggen, behoudens het bepaalde in artikel 11.1 van deze Overeenkomst.
Artikel 11 Ontbinding
11.1
Deze Overeenkomst wordt ontbonden:
a) Wanneer een der Partijen in staat van faillissement is verklaard of haar (voorlopig) surseance van betaling is verleend;
b) Wanneer een der Partijen haar onderneming staakt of wanneer op een aanmerkelijk deel van het vermogen van een der Partijen beslag wordt gelegd;
c) Wanneer een der Partijen, ook na een schriftelijke aanmaning waarin een redelijke termijn is gesteld, toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van haar verplichtingen uit deze Overeenkomst en deze tekortkoming zo ernstig is dat voortzetting van de overeenkomst in redelijkheid niet gevergd kan worden.
d) Indien beide partijen hiertoe met wederzijds goedvinden besluiten.
De Partij op wie artikel 11.1 sub a, b niet van toepassing is en die niet tekortschiet, zoals bedoeld in artikel 11.1 sub c, is gerechtigd de overeenkomsten met Opdrachtgevers voort te zetten en is vrij om daarvoor derden in te schakelen of een samenwerkingsverband mee aan te gaan.
De Partij die deze Overeenkomst niet voortzet zal alle van belang zijnde en bij haar beschikbare gegevens onverwijld aan de overblijvende Partij c.q. Partijen doen toekomen teneinde deze aldus in staat te stellen de overeenkomsten met Opdrachtgevers na te komen.
11.2
Partijen retourneren bij beëindiging van de Overeenkomst de aan hen door Partijen verstrekte gegevens aan die partijen.
11.3
In de gevallen van beëindiging van de Samenwerking, zoals genoemd onder 11.1 a) en b) zal de source code van ‘Motor’ en van alle overige door AG gebruikte DQ software, zoals genoemd onder overweging a) worden overgedragen aan Antea Group. (…)
De source code van Calculations wordt in Escrow gegeven zodra dit product ontwikkeld is en goedgekeurd door AG. Indien in een kalenderjaar wijzigingen in de source code van Calculations worden doorgevoerd, zal aan het eind van dit kalenderjaar de laatste release in Escrow worden gegeven.
11.4
Indien de Samenwerking wordt beëindigd, dan zal DQ de licenties van GeoVisia Field, Office, Online en de nieuw te bouwen software voor een periode van
4 jaarvanaf de datum van ontbinding van de samenwerking ter beschikking blijven stellen onder dezelfde voorwaarden als die golden tijdens de Samenwerking.
Dezelfde voorwaarden gelden voor het product Calculations:
AG zal de licenties hiervoor voor een periode van 4 jaar vanaf de datum van ontbinding van de samenwerking ter beschikking blijven stellen onder dezelfde voorwaarden als die golden tijdens de Samenwerking.
Indien AG en/of DQ tijdens of na deze periode gelijksoortige producten wil ontwikkelen en/of blijven inzetten, dan zullen nieuwe afspraken gemaakt worden over de ingebrachte kennis, eventuele voortzetting van licentieafspraken, dan wel de overname van het IE.
11.5
De verplichtingen als genoemd onder 12.1, 12.2 en 12.3 [geheimhoudingsbedingen – hof] blijven na ontbinding van deze overeenkomst bestaan.
11.6
AG kan de source code van Calculations bij DQ opvragen. DQ zal de code vervolgens binnen 2 weken aan AG toesturen.
Artikel 12 Geheimhouding en eigendom
(…)
12.6
Producten die in licentie aan de Samenwerking beschikbaar worden gesteld (waaronder thans van DQ GeoVisia Field, Office en Online) en de toekomstige Calculations) blijven eigendom van de partij die de software in licentie beschikbaar stelt aan de Samenwerking.’
2.4.
DataQuint maakt sinds 2017 deel uit van het Conxillium concern.
2.5.
Bij brief van 28 december 2018 aan Antea heeft DataQuint een ‘bouwopgave’ voor software gedaan.
2.6.
In een e-mail van 12 juli 2019 heeft de CEO van Antea Group aan een medewerker van DataQuint geschreven:
‘Ik ben tot de conclusie gekomen dat een verdergaande samenwerking niet leidt tot betere resultaten voor beide partijen op termijn. Naar mijn mening betekent dit dat we moeten proberen op een nette manier de twee bedrijven te ontvlechten. Om weg te blijven van kostbare juridische procedures stel ik derhalve het volgende voor.
• We beëindigen de huidige samenwerkingsovereenkomst per 31.12.2019.
• Dataquint verzorgt, conform het contract voor de periode van 3 jaar (i.p.v. de contractuele 4 jaar) het onderhoud, tegen de geldende tarieven.
• Calculations wordt opgeleverd zoals contractueel is afgesproken. Indien Dataquint zelf Calculations wil verkopen in de markt dienen hierover afspraken gemaakt te worden.
• AnteaGroup trekt zich terug uit GBl services.
• Bovenstaande impliceert dat op termijn beide bedrijven volledig los zijn van elkaar en vrijelijk kunnen opereren op de Nederlandse markt.
Vanzelfsprekend zijn er nog talloze zaken uit te werken, maar bovenstaande reflecteert het idee op hoofdlijnen. (…)’
2.7.
Daarop heeft de medewerker van DataQuint bij brief van 13 september 2019 geantwoord:
“Wij hebben in de afgelopen maanden conform artikel 10 van de samenwerkingsovereenkomst van 22 maart 2017 gesproken over een eventuele verlenging maar kunnen het daarover niet eens worden. Wij vinden bovendien dat Antea (…) op dit moment niet aan de overeengekomen salesinspanningen voldoet. Verder vinden wij dat de samenwerking in het algemeen niet verloopt zoals een samenwerking zou moeten verlopen. O.a. daarom zullen wij de samenwerking niet (willen) continueren na 31 december 2019. Uit het veld, onze gesprekken en ook jouw email van 12 juli 2019 blijkt ook dat Antea wil dat de samenwerking vanaf 31 december 2019 stopt. De samenwerking eindigt dus van rechtswege zonder opzegging op 31 december 2019, waardoor aan de meeste van jouw punten in jouw email van 12 juli 2019 al is voldaan. Na 31 december 2019 hoeven wij ook geen onderhoud meer te leveren op Calculations, GBIdesktop en GBIonline. Van het GeoVisia platform kan na 31 december 2019 ook geen gebruik meer worden gemaakt.
Tot slot meld ik je dat wij van mening blijven dat voor wat betreft Calculations door ons aan onze verplichtingen is voldaan. Uit het verslag van het stuurgroep overleg van 6 april 2018 blijkt ook duidelijk dat er 3 fasen te onderscheiden zijn: versie 1.0 deel 1 (contractversie), versie 1.0 deel 2 (aanvullende punten uit de scope die geen onderdeel uitmaken van het initiële contract) en versie 2.0 (doorontwikkeling). Hetgeen is overeengekomen tijdens dit stuurgroep overleg voor de contractversie, versie 1.0 deel 1, is opgeleverd; de laatste cruciale bug (performance) die voortkwam uit de previewfase is inmiddels opgelost en de installatiehandleiding is ook opgeleverd (zie de emailcorrespondentie (…) van 2 september 2019 21.39 uur en 3 september 2019 1704 uur, en de email van (…) 12 september 2019 om 12.41 uur (…)).
De vertraging in de oplevering van Calculations is deels aan ons maar ook goeddeels aan Antea te wijten, waardoor wij tot op dit moment niet in staat zijn en worden gesteld om onderhouds- en supportgelden te ontvangen terwijl er wel doorlopende kosten worden gemaakt. Daardoor wordt op het Calculations project fors verlies gemaakt.”
2.8.
Vervolgens heeft de advocaat van Antea op 23 september 2019 aan DataQuint geschreven:
“Naar aanleiding van uw e-mail d.d. 12 september 2019 ter zake de vermeende oplevering van Calculations bericht ik u namens Antea dat Calculations niet oplevering gereed was en is, en als zodanig niet is opgeleverd. Uit uw e-mail en uw brief d.d. 13 september leidt Antea af dat DataQuint de opdracht ook niet meer zal voltooien.
Ik verzoek u mij uiterlijk 26 september 2019 te bevestigen dat u de source code van Calculations uiterlijk 7 oktober 2019 geheel en onvoorwaardelijk aan Antea als rechthebbende zult hebben doen toekomen. Bij uitblijven van tijdige bevestiging of afgifte behoudt Antea zich het recht voor zonder nadere aankondiging die (rechts)maatregelen te treffen die zij alsdan geraden acht.”
2.9.
DataQuint heeft de broncode aanvankelijk niet afgegeven; ook overigens zijn tussen partijen geschillen blijven bestaan over de afwikkeling van de samenwerking.

3.De procedure in eerste aanleg

3.1.
Antea heeft in eerste aanleg gevorderd, samengevat, om DataQuint:
te veroordelen gedurende vier jaar na 31 december 2019 licenties van GeoVisia producten tegen marktconforme tarieven en onder dezelfde voorwaarden als tijdens de samenwerking ter beschikking te (blijven) stellen;
te veroordelen gedurende vier jaar na 31 december 2019 onder dezelfde voorwaarden als tijdens de samenwerking onderhoud aan GeoVisia en ondersteuning van GBI klanten te (blijven) verrichten;
te veroordelen twaalf tekortkomingen in de GeoVisia software te verhelpen;
te veroordelen de broncode van
Calculationsaan Antea te doen toekomen;
te gebieden zich niet uit te laten over de samenwerking en zich te onthouden van het benaderen van klanten van c.q. ingebracht door Antea en gezamenlijke klanten uitsluitend te informeren of benaderen indien daartoe in gezamenlijkheid is beslist;
te gebieden de naam van GBI Services met ingang 1 januari 2020 niet meer te voeren,
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van DataQuint in de proces- en nakosten.
3.2.
De voorzieningenrechter heeft als eerste vordering (ii) beoordeeld. DataQuint heeft als verweer aangevoerd dat de contractuele nawerking (art. 11.4 SOK 17) niet van toepassing is, omdat de overeenkomst niet is ontbonden maar van rechtswege op de voet van art. 10 SOK 17 is geëindigd. Dit verweer heeft de voorzieningenrechter verworpen. Het is naar zijn oordeel niet aannemelijk dat partijen de overeengekomen nazorg hebben willen beperken tot het geval van ontbinding. Dit volgt uit SOK 13 en SOK 15, terwijl niet is gesteld of gebleken dat partijen daarvan in SOK 17 materieel hebben willen afwijken. Bovendien volgt de nazorgverplichting uit het feit dat ontbinding in beginsel slechts mogelijk is op grond van een tekortkoming van de wederpartij. Als reeds tegenover een tekortschietende wederpartij een verplichting tot nazorg bestaat, geldt dat te meer tegenover een niet-tekortschietende wederpartij. DataQuint is dan ook verplicht nog vier jaar na het einde van SOK 17 tot onderhoud en ondersteuning aan de huidige klanten.
Antea mag naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet verwachten dat de tariefstelling voor de voortgezette dienstverlening van DataQuint ongewijzigd blijft. DataQuint kan aanspraak maken op een winstmarge van 5% bovenop de – al dan niet door een registeraccountant vast te stellen – kosten van haar dienstverlening. Met inachtneming hiervan heeft de voorzieningenrechter vordering (ii) toegewezen, evenals vordering (i), een en ander versterkt met een dwangsom. De voorzieningen (iii), (iv), (v) en (vi) heeft de voorzieningenrechter geweigerd.

4.De vorderingen in hoger beroep

4.1.
DataQuint heeft in principaal hoger beroep geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en – uitvoerbaar bij voorraad – de vorderingen van Antea alsnog zal afwijzen, met beslissing over de proceskosten.
4.2.
Antea heeft in principaal appel geconcludeerd tot verwerping van het hoger beroep, met – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van DataQuint in de kosten van het geding in hoger beroep met nakosten en rente.
4.3.
In incidenteel hoger beroep heeft Antea geconcludeerd om DataQuint:
te veroordelen gedurende vier jaar na 31 december 2019 licenties van GeoVisia producten tegen marktconforme tarieven en onder dezelfde voorwaarden als tijdens de samenwerking ter beschikking te (blijven) stellen;
te veroordelen gedurende vier jaar na 31 december 2019 onder dezelfde voorwaarden als tijdens de samenwerking onderhoud aan GeoVisia en ondersteuning van GBI klanten te (blijven) verrichten;
te veroordelen de ontbrekende onderdelen van de broncode van
Calculationsaan Antea te doen toekomen;
te gebieden zich niet uit te laten over de samenwerking en zich te onthouden van het benaderen van klanten van c.q. ingebracht door Antea en gezamenlijke klanten uitsluitend te informeren of te benaderen indien daartoe in gezamenlijkheid is beslist;
te gebieden de naam van GBI Services met ingang 1 januari 2020 niet meer te voeren,
vorderingen (i), (ii), (iii) en (v) op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van DataQuint in de proces- en nakosten.
4.4.
DataQuint heeft geconcludeerd tot verwerping van het incidentele hoger beroep, met – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van Antea in de kosten en met nakosten en rente.

5.Motivering van de beslissing in hoger beroep

Nazorgverplichting na einde overeenkomst?

5.1.
Partijen zijn verdeeld over verschillende kwesties die verband houden met de vraag of na het einde van de overeenkomst een nazorgverplichting voor DataQuint bestaat. In deze context strijden zij over de vraag welke betekenis moet worden gehecht aan SOK 13 en SOK 15 bij de uitleg van SOK 17 (
grief 2 in incidenteel appel).
DataQuint klaagt verder over het oordeel van de voorzieningenrechter dat zij gehouden is de dienstverlening nog vier jaar na het einde van de overeenkomst voor te zetten (
grief 1 in principaal appel). SOK 17 is immers van rechtswege geëindigd. Volgens art. 8 SOK 13 is uitgangspunt dat na het einde van de overeenkomst geen diensten zullen worden verricht, behoudens de gevallen waarin dit noodzakelijk is voor het uitdienen van bestaande verplichtingen. Alsdan geldt een marktconforme vergoeding, zo volgt ook uit art. 2.1 SOK 15. Antea heeft niet aangevoerd dat voortzetting van de dienstverlening noodzakelijk is voor het uitdienen van bestaande verplichtingen. Daarbij moet worden bedacht dat de onderhoudsovereenkomsten tussen Antea en haar klanten een expiratiedatum kennen. Met de getroffen voorziening zou Antea haar onderhoudsovereenkomsten kunnen verlengen tot 31 december 2023, dit terwijl het contract met DataQuint al is geëindigd. Voor zover DataQuint diensten zou moeten blijven verlenen, kan dit nooit langer duren dan tot de datum die Antea met haar klanten voor 12 juli 2019 was overeengekomen.
Anders dan de voorzieningenrechter heeft overwogen, is het verschil tussen ontbinding (art. 11 SOK) en beëindiging van rechtswege niet vreemd. De einddatum van de overeenkomst stond immers van aanvang af vast; partijen konden daarop anticiperen, terwijl zij niet konden voorzien of de andere partij de overeenkomst gedurende de looptijd zou kunnen ontbinden. Partijen wilden niet in de positie komen te verkeren dat zij een overeenkomst niet meer konden ontbinden. De nazorgbepaling ziet dan ook alleen op tussentijdse ontbinding, aldus DataQuint. Hierop voortbouwend betoogt DataQuint dat geen nazorg gedurende vier jaar behoeft te worden verleend.
Antea heeft dit betoog bestreden.
5.2.
Over de uitleg van SOK 17 in algemene zin overweegt het hof als volgt.
5.2.1.
Tot uitgangspunt dient dat het niet aankomt op een zuiver taalkundige uitleg maar op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van SOK 17 mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
5.2.2.
In dit geval is van belang dat SOK 17 voortbouwt op SOK 13 en SOK 15. Deze eerdere overeenkomsten zijn niet met zo veel woorden beëindigd door de latere, maar de latere overeenkomsten behandelen wel grotendeels dezelfde onderwerpen. Het ligt dan ook voor de hand dat bepalingen in latere SOKs bij strijdigheid prevaleren boven bepalingen in eerdere SOKs. Gelet op de overlap aan onderwerpen die in de verschillende SOKs worden geregeld, zijn daarmee grote delen van SOK 13 en SOK 15 inmiddels achterhaald.
5.2.3.
Tegelijk bouwen latere SOKs op onderdelen voort op eerdere en valt uit de context af te leiden dat sommige bepalingen hun gelding hebben behouden. Zo bepaalt art. 4.6 SOK 17 dat
bestaandeonderhoudsregelingen hun gelding hebben behouden. De verwijzing naar een
escrowin art. 11.3 SOK 17 ziet klaarblijkelijk op de
escrow-regeling als bedoeld in art. 8 en bijlage 4 bij SOK 13.
5.2.4.
Ook in een ander opzicht kunnen eerdere SOKs hun relevantie hebben behouden. Sommige bepalingen keren (nagenoeg) ongewijzigd terug in latere versies. Voor zover niet blijkt dat partijen met een latere SOK wijziging van eerdere afspraken hebben beoogd, kan de uitleg van een eerdere SOK van belang zijn bij de uitleg van een latere.
5.3.
Bij de uitleg van art. 11.4 SOK 17 is van gewicht dat deze is geplaatst in een bepaling die handelt over
ontbindingvan de overeenkomst. Dit gegeven pleit ervoor om het bereik van art. 11.4 niet mede te doen uitstrekken tot het geval de overeenkomst eindigt door het verstrijken van de termijn waarvoor zij is aangegaan. Die materie wordt immers geregeld in art. 10 waarin onder meer is bepaald dat de overeenkomst van rechtswege eindigt op 31 december 2019. Toch kan een dergelijke uitleg naar voorshands oordeel niet de doorslag geven.
5.3.1.
Uit de verwijzing naar de bestaande onderhoudsregeling (art. 4.6 SOK 17) volgt dat enkele uitgangspunten over het onderhoud uit SOK 13 en SOK 15 hun gelding hebben behouden. In art. 8 SOK 13 is onder meer tot uitgangspunt genomen dat na beëindiging geen ondersteuning, service of andere diensten zullen worden verricht, behoudens in die gevallen waar dit noodzakelijk is voor het uitdienen van verplichtingen van één van partijen. In dat geval zal de andere partij onverwijld de benodigde ondersteuning bieden.
Ditzelfde uitgangspunt keert terug in SOK 15, zo is het hof met de voorzieningenrechter van oordeel. SOK 15 bevat in art. 9 bepalingen over het geval de overeenkomst wordt ontbonden. Daarnaast regelt art. 2.1 SOK 15 de situatie waarin de samenwerking wordt beëindigd in de (in die SOK bedoelde) eerste fase. Alsdan zal DataQuint de applicaties GeoVisia Field, Office en Online in licentie aan Antea voor een periode van vier jaar vanaf de datum van ontbinding van de samenwerking tegen marktconforme tarieven ter beschikking blijven stellen onder dezelfde voorwaarden die golden voorafgaand aan de samenwerking.
5.3.2.
Art. 11.4 SOK 17 is weliswaar geplaatst in een artikel onder het kopje ‘ontbinding’ maar bouwt inhoudelijk en in bewoordingen voort op art. 2.1 SOK 15. Gelet op het uitgangspunt, geformuleerd in art. 8 SOK 13, brengt dit mee dat het bereik van art. 11.4 SOK 17 niet is beperkt tot de ontbindingsgronden die in art. 11.1 zijn vermeld. De nazorgverplichting geldt voor alle gevallen waarin de overeenkomst eindigt, zo is het hof voorshands van oordeel.
5.3.3.
Evenals de voorzieningenrechter is het hof voorshands van oordeel dat een andere uitleg zou leiden tot het ongerijmde resultaat dat op DataQuint wél een nazorgverplichting zou rusten indien Antea toerekenbaar zou zijn tekortgeschoten, terwijl die verplichting niet zou gelden indien de overeenkomst door tijdsverloop eindigt zonder dat Antea is tekortgeschoten. Het argument dat Antea ook in haar contracten met klanten heeft kunnen anticiperen op het einde van samenwerking per eind 2019, kan in het licht van het voorgaande niet de doorslag geven.
5.4.
Het hof is dan ook voorshands van oordeel dat DataQuint, anders dan zij met de
grieven 1 en 4 in principaal appelbetoogt, gehouden is tot en met 31 december 2023 de in art. 11.4 SOK 17 bedoelde nazorg te leveren. SOK 17 biedt evenwel geen aanknopingspunten voor het oordeel dat die nazorgverplichting mede ziet op verplichtingen van Antea met betrekking tot de bedoelde software die op 31 december 2019 nog niet bestonden. Dit volgt niet alleen uit het woordje ‘blijven’ in art. 11.4 SOK 2017, maar ook uit art. 8 SOK 13. Daaruit blijkt dat de nazorg ertoe strekt dat partijen hun verplichtingen kunnen
uitdienen. Hieruit blijkt dat de nazorgverplichting slechts betrekking heeft op verplichtingen van partijen die ten tijde van het einde van de overeenkomst reeds bestonden, zo is het hof voorshands van oordeel.
5.5.
Wat de inhoud van de voortgezette dienstverlening betreft, gaat het om voortzetting onder dezelfde voorwaarden, zo bepaalt art. 11.4 SOK 17. Deze heeft dan ook betrekking op de licenties bedoeld in art. 11.4, alsmede op de nazorg, bedoeld in art. 4.6 SOK 17. Voor zover Antea met haar
incidentele grief 3en de door haar opgestelde productie 19 beoogt de inhoud van die nazorg nader te omlijnen, faalt zij daarin. DataQuint betwist dat deze productie de inhoud van de nazorgverplichting juist weergeeft. De verdere concretisering van de nazorgverplichting vergt een nader onderzoek naar de feiten (waaronder mogelijk het horen van getuigen) waarvoor in dit kort geding geen plaats is.
5.6.
Het voorgaande brengt mee dat de principale grieven 1 en 4, alsmede de incidentele grief 3 falen. De incidentele grief 2 is weliswaar op zichzelf gedeeltelijk gegrond, maar kan niet leiden tot vernietiging van het bestreden vonnis en faalt eveneens.
Marktconform tarief
5.7.
DataQuint komt met haar
principale grief 2op tegen de vaststelling door de voorzieningenrechter van de hoogte van marktconforme tarieven waartegen zij haar diensten moet blijven verlenen. De kosten van DataQuint laten zich niet eenvoudig becijferen, terwijl de door de voorzieningenrechter gehanteerde winstmarge van 5% niet als marktconform kan worden aangemerkt, zo betoogt zij.
Antea’s
incidentele grief 4vormt hiervan het spiegelbeeld. Antea betoogt juist dat de voorzieningenrechter ten onrechte op voorhand heeft aangenomen dat de tarieven niet kostendenkend zijn. Volgens Antea steunen de overeengekomen (jaarlijks geïndexeerde) tarieven op afspraken uit 2013. De in rekening gebrachte kosten van 17% van de licentieprijs is marktconform, aldus Antea.
5.8.
Beide grieven falen. Wat de grief van Antea betreft, heeft zij onvoldoende gerespondeerd op het betoog dat de tarieven zijn bepaald als onderdeel van een samenstel van afspraken die – naar DataQuint bij het aangaan van de samenwerking verwachtte per saldo – profijtelijk zou zijn. Naar DataQuint heeft uiteengezet, zijn deze tarieven echter op zichzelf beschouwd niet marktconform.
Daar komt bij dat, naar DataQuint onvoldoende onbestreden heeft aangevoerd, het door Antea aangehaalde percentage van 17% uitgaat van losse licenties aan individuele gebruikers, terwijl het hier gaat om gemeentebrede licenties met onbeperkt gebruik. DataQuint heeft voldoende onderbouwd gesteld, onder meer met het rapport van [naam persoon] , dat de overeengekomen tarieven voor haar verlieslatend zijn.
5.9.
Over de mate waarin de tarieven verlieslatend zijn, heeft evenwel ook dit hoger beroep geen duidelijkheid gebracht. De cijfers die Dataquint onder 4.5.2 en 5.3.4 van haar memorie van grieven vermeldt, laten zich niet aanstonds met elkaar verenigen. Het rapport [naam persoon] komt uit op weer andere cijfers. Zonder nader onderzoek waarvoor thans geen plaats is, valt niet te verifiëren in welke mate DataQuint verlies lijdt. Hetzelfde geldt voor haar stelling dat de door de voorzieningenrechter bepaalde winstmarge van 5% niet marktconform is.
5.10.
Daar komt bij dat de voorzieningenrechter een duidelijke route heeft bepaald hoe een marktconform tarief kan worden vastgesteld in het geval partijen daarover zelf geen overeenstemming bereiken: zij dienen dan gezamenlijk een registeraccountant aan te wijzen die de berekeningen van beide partijen controleert aan de hand van de boeken van DataQuint. DataQuint heeft niet toegelicht waarom hieraan geen gevolg is gegeven; evenmin heeft zij uiteengezet waarom de door de voorzieningenrechter vastgestelde route geen begaanbare weg zou zijn. Bij deze stand van zaken kan de grief 2 (principaal), noch grief 4 (incidenteel) slagen.
Eeuwigdurende licenties
5.11.
Grief 3 (principaal)betreft de vraag of de door DataQuint verstrekte licenties als eeuwigdurend kunnen worden aangemerkt. De voorzieningenrechter heeft deze vraag bij de beoordeling van vordering (i) bevestigend beantwoord en heeft vordering (i) toegewezen. Weliswaar heeft DataQuint betoogd dat toewijzing niet nodig is omdat de desbetreffende gemeenten al hebben betaald voor hun licenties die zij ‘eeuwig’ kunnen gebruiken, maar Antea is daar niet gerust op, zodat de voorzieningenrechter deze vordering heeft toegewezen om misverstanden te voorkomen.
Volgens de grief is niet duidelijk welk misverstand hierover zou kunnen bestaan, omdat tussen partijen niet in geschil is dat de licenties eeuwigdurend zijn, zodat Antea geen belang bij haar vordering heeft.
5.12.
Deze grief faalt; de vordering strekt mede tot het ter beschikking
blijvenstellen van de licenties. Bij een daartoe strekkende vordering heeft Antea wel degelijk belang.
Uit de stellingen van partijen volgt overigens dat zij het erover eens zijn dat DataQuint eeuwigdurende licenties heeft verleend, reden waarom
grief 1 in incidenteel appelniet heeft geleid tot aanpassing van de onder 2.2 weergegeven feiten.
Broncode
5.13.
Grief 5 in het incidentele beroepbetreft de afgifte van de broncode van het programma
Calculations. Niet in geschil is dat DataQuint deze broncode inmiddels heeft verstrekt. Antea stelt evenwel dat noodzakelijke gegevens over algemene ontwikkelbibliotheken en technische documentatie nog ontbreken. Hierdoor kan het programma vanuit de broncode niet werkend worden gemaakt, aldus Antea. Met de grief wil zij bewerkstelligen dat DataQuint ertoe wordt veroordeeld ook de ontbrekende documentatie te verstrekken.
DataQuint voert tot haar verweer aan dat zij wel degelijk alle documentatie heeft verstrekt. DataQuint stelt niet te begrijpen wat Antea nog van haar verlangt nu zij naar eigen zeggen niet alleen de broncode maar ook alle aanvullende documentatie heeft geleverd. Bovendien heeft Antea onvoldoende gespecificeerd wat er nu precies ontbreekt, aldus DataQuint.
5.14.
Het hof stelt vast dat partijen van opvatting verschillen over de vraag of hetgeen DataQuint heeft verstrekt voldoende is. In dit kort geding laat zich niet vaststellen of DataQuint heeft voldaan aan haar verplichtingen. Daartoe is nadere toelichting nodig, eventueel gevolgd door bewijslevering. Nu daarvoor in deze procedure geen plaats is, faalt de grief.
Concurrentiebeding
5.15.
De
incidentele grief 6gaat over het door Antea gevorderde gebod dat DataQuint zich niet zal uitlaten over de samenwerking en dat zij zich zal onthouden van het benaderen van klanten van Antea en dat zij gezamenlijke klanten uitsluitend zal benaderen indien daartoe in gezamenlijkheid is beslist. De voorzieningenrechter heeft deze vordering afgewezen.
Antea memoreert onder verwijzing naar art. 6.2 SOK 15 en art. 8.1 SOK 17 dat de communicatie tot dusver altijd via Antea of GBI Services verliep. Volgens Antea heeft DataQuint stelselmatig door Antea ingebrachte klanten benaderd. Omdat voldoende concreet dreigt dat DataQuint zich in de toekomst onrechtmatig zal gedragen en haar contractuele verplichtingen niet zal nakomen, dient DataQuint te worden geboden zich niet over de samenwerking uit te laten en dient zij geen klanten te benaderen en gezamenlijke klanten alleen te informeren nadat daarover met Antea is beslist, zo betoogt Antea.
5.16.
Deze grief heeft geen succes. Antea heeft niet toegelicht op grond van welke thans nog geldende contractuele bepaling het DataQuint niet is toegestaan (potentiële) klanten te benaderen. De bepalingen uit SOK 15 en SOK 17 waaraan zij refereert, hebben hun gelding met de opzegging immers verloren; Antea onderbouwt niet dat deze bepalingen nog vallen onder een nazorgverplichting.
Het benaderen van potentiële klanten is in beginsel niet onrechtmatig; met het einde van SOK 17 geldt immers het uitgangspunt dat partijen met elkaar in concurrentie mogen treden. Bijzondere omstandigheden op grond waarvan in dit geval anders moet worden geoordeeld, zijn gesteld noch gebleken.
Handelsnaam
5.17.
Antea vordert verder dat DataQuint wordt verboden de naam van GBI Services te voeren. Met
grief 7 (incidenteel)komt Antea op tegen de afwijzing van haar vordering door de voorzieningenrechter. Zij voert aan dat het intellectueel eigendomsrecht op de naam GBI Services bij Antea berust en dat die naam slechts gedurende de samenwerking mocht worden gebruikt.
5.18.
Uit het betoog van Antea valt niet af te leiden dat DataQuint nog steeds de handelsnaam GBI Services voert. Op een uitdraai van de website van DataQuint die Antea heeft overgelegd, deelt DataQuint mee dat de samenwerking tussen Antea en DataQuint in de vorm van GBI Services is gestopt. Een dergelijke mededeling kan bezwaarlijk als inbreuk op een intellectueel eigendomsrecht worden verstaan. Ook overigens blijkt niet dat DataQuint deze handelsnaam nog gebruikt of dat zij anderszins onrechtmatig handelt. Nu Antea onvoldoende staaft dat DataQuint haar toezegging ter zake het staken van de naam GBI Services niet gestand heeft gedaan, is ook deze grief ongegrond.
5.19.
Bij deze stand van zaken kan de
incidentele grief 8, opkomend tegen de matiging door de voorzieningenrechter van dwangsommen, evenmin slagen.
5.20.
Nu alle grieven in zowel het principale hoger beroep als in het incidentele appel falen, hebben
grief 9 in het incidentele appelen
grief 5 in het principale appelook geen succes. Grief 9 is gericht tegen een deel van het dictum, terwijl grief 5 betrekking heeft op proceskosten.
Slot
5.21.
Het hof verwerpt de bewijsaanbiedingen van partijen. Het kort geding leent zich niet voor bewijslevering.
5.22.
De grieven falen in principaal en incidenteel appel. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. DataQuint zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in principaal appel. Antea wordt op haar beurt veroordeeld in de kosten in incidenteel appel.

6.Beslissing

Het hof, rechtdoende in principaal en incidenteel appel:
6.1.
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
6.2.
veroordeelt DataQuint in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Antea begroot op € 741 aan verschotten en € 3.342 voor salaris en op € 157 voor nasalaris, te vermeerderen met € 82 voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
6.3.
veroordeelt Antea in de kosten van het geding in incidenteel hoger beroep, tot op heden aan de zijde van DataQuint begroot op € 1.671 voor salaris en op € 157 voor nasalaris, te vermeerderen met € 82 voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
6.4.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M. de Jongh, A.C. Faber, en Chr.M. Stokkermans en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2021.