In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een onderneming die schade heeft geleden door een hack van haar systemen, kort na het beëindigen van een ICT-onderhoudscontract met de geïntimeerde partij. De appellante stelt dat de geïntimeerde tekort is geschoten in de uitvoering van de Service Level Agreement (SLA), met name door het ontbreken van adequate back-ups. De hack vond plaats op 19 juli 2016, terwijl de SLA tot 21 juni 2016 van kracht was. De appellante vordert schadevergoeding van € 18.209,89, die zij stelt te hebben geleden als gevolg van de tekortkomingen van de geïntimeerde. De kantonrechter had de vordering van de appellante afgewezen en die van de geïntimeerde toegewezen. Het hof oordeelt dat de geïntimeerde inderdaad tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de SLA, omdat er geen recente back-up beschikbaar was op het moment van de hack. Het hof wijst de vordering van de appellante gedeeltelijk toe en veroordeelt de geïntimeerde tot schadevergoeding, waarbij het hof ook rekening houdt met de eigen schuld van de appellante. De kosten van het geding worden toegewezen aan de appellante, waarbij de geïntimeerde als in het ongelijk gestelde partij wordt aangemerkt.