Uitspraak
6 februari 2019 in de strafzaak onder parketnummer 81-246398-18 tegen
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, een afhandelaar van vracht op Schiphol, was beschuldigd van het invoeren van houten pallets zonder de vereiste fytosanitaire merktekens, in strijd met de Plantenziektenwet. De tenlastelegging betrof een incident op 9 februari 2018, waarbij de verdachte frambozen had ingevoerd die op houten pallets waren verpakt, afkomstig uit Tanzania. De advocaat-generaal vorderde een voorwaardelijke geldboete, stellende dat de verdachte verantwoordelijk was voor de controle op de naleving van de invoereisen. De verdediging betoogde echter dat de verdachte niet als invoerder kon worden aangemerkt, aangezien zij enkel als afhandelaar fungeerde en de luchtvaartmaatschappij de daadwerkelijke invoer had verricht. Het hof oordeelde dat de verdachte niet verantwoordelijk was voor de invoer van de pallets, aangezien deze al in Nederland waren gebracht door de luchtvaartmaatschappij. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen.