Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
) tot het verstrekken van een weduwepensioen aan [appellante] voortvloeit uit de pensioenbrief. Artikel 6 van de pensioenbrief bepaalt dat de beslissing op welke wijze aan de pensioenregeling uitvoering zal worden gegeven geheel vrij is aan [X] BV. De door [appellante] aangevoerde omstandigheden ter motivering van haar vordering dat [X] BV een bedrag voor haar pensioenuitkeringen dient af te storten bij een nader aan te duiden pensioenverzekeraar, die er in bestaan dat zij vreest voor haar uitkeringen in de toekomst, zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende grond om hetgeen bij de pensioenbrief is overeengekomen naar redelijkheid en billijkheid terzijde te stellen. Daarbij overweegt de rechtbank dat deze vrees niet strookt met de omstandigheid dat [X] BV sedert eind 2000 ieder kwartaal de uitkering aan haar heeft voldaan en dat [X] BV de reservering voor de toekomstige uitkeringen op een speciale bankrekening heeft gestort. De rechtbank zal de vordering dan ook afwijzen.
Aflossing op schuld van vruchtgebruik onder [X] beheer bv’.
3.Beoordeling
Aflossing op schuld van vruchtgebruik onder [X] beheer bv” terwijl deze vordering in reconventie door de rechtbank is afgewezen. Bovendien heeft [X] Beheer € 49.926,00 aan advocaatkosten ten laste van de vennootschap gebracht. [appellante] twijfelt aan de hoogte van deze kosten omdat slechts een eenvoudige procedure is gevoerd. Op 7 maart 2018 heeft [appellante] ter uitvoering van het bestreden vonnis beslag doen leggen ten laste van [X] Beheer onder de ING Bank N.V. Er bleek nog slechts een bedrag van € 2.900,80 op de betaalrekening van de vennootschap te staan. Hieruit blijkt dat [X] Beheer onbetrouwbaar is en dat een wijziging van omstandigheden is opgetreden, aldus steeds [appellante] .