De moeder meent dat de situaties van [kind B] en [kind A] compleet verschillend zijn. [kind B] is een stuk ouder dan [kind A] en woont bovendien al bijna twee jaar niet meer thuis, maar in een pleeggezin. De reden dat voor de twee oudste zoons destijds een ondertoezichtstelling en een machtiging uithuisplaatsing zijn uitgesproken, is vooral gelegen in het feit dat er bij beide jongens sprake was van kindgebonden problematiek. De moeder verzoekt het hof uitsluitend te kijken naar de situatie van [kind A] .
Sinds het raadsonderzoek van 2 januari 2019 heeft uitvoerig onderzoek plaatsgevonden, onder andere door het instituut Fibbe (hierna: Fibbe). Nadat [kind A] schooljaar 2019/2020 is gewisseld van school, is [kind A] , in samenwerking met school en Fibbe, gediagnosticeerd met ADHD. Duidelijk werd dat het door [kind A] vertoonde gedrag hieruit voortvloeide. Sinds [kind A] gediagnosticeerd is met ADHD, medicijnen daarvoor slikt en begeleiding krijgt, is zijn gedrag met grote sprongen vooruit gegaan. De moeder heeft daarnaast intensief contact gehad met mevrouw [X] van V-kids. Zij is zelfs een aantal keren thuis geweest. Hieruit volgt dat de moeder zelf hulp heeft gezocht voor de gedragsproblemen van [kind A] .
De moeder merkt op dat onder ander Family First uitvoerig heeft gekeken naar de interactie tussen de moeder en [kind A] en dat van negatieve bekrachtiging geen sprake is geweest. De moeder heeft een duidelijke opvoedstijl. De moeder betwist dat zij haar kinderen fysiek zou straffen.
De moeder betwist dat [kind A] een geïsoleerd bestaan heeft. Hij gaat naar school, de opvang en heeft vriendjes. De moeder betwist dat zij belangrijke contacten voor [kind A] zou tegenhouden. De vader en [kind A] hebben elkaar gezien via het Omgangshuis, maar de vader laat het afweten. De moeder stelt dat [kind A] en [kind C] elkaar wel degelijk zien, maar dat dit door het coronavirus iets minder is geweest. De moeder staat achter het contactherstel tussen [kind A] en [kind B] , maar zij krijgt van [kind A] wel signalen dat hij niet veel behoefte heeft aan het contact met zijn zus. Desalniettemin zet zij zich wel in om dat contact tot stand te brengen.
De moeder is kritisch en stelt verduidelijkingsvragen. Dat kan en mag niet tegen haar worden gebruikt. De moeder heeft steeds een meewerkende houding aangenomen, komt altijd haar afspraken na en is bereid die hulp te accepteren die noodzakelijk is. Zij herkent zich niet in het beeld dat van haar wordt neergezet.
De moeder heeft zich bereid verklaard haar medewerking in een vrijwillig kader te verlenen. Nog geen maand na de zitting klopt de GI al opnieuw aan bij de moeder dat zij informatie wil hebben over [kind A] en dat zij dit bij de school wil opvragen. Dit verbaasde de moeder, enerzijds gezien de recente informatie die kort geleden al was overgelegd en anderzijds omdat de school pas net weer twee weken van start was gegaan. Haar vraag was dan ook in hoeverre de school al informatie kon geven. De moeder heeft de GI uitgenodigd om de vragen die zij hadden op papier te zetten, die zij vervolgens door zou sturen naar de school. De GI had kennelijk geen vragen. Sindsdien is er vanuit de GI geen contact meer gezocht. De GI is er na de reactie van de moeder vanuit gegaan dat zij haar medewerking in het geheel niet wilde verlenen. Volgens de moeder vinden er bovendien veelvuldig overleggen plaats over [kind B] en is er op die momenten ook tijd om het over [kind A] te hebben.
[kind A] doet het goed, zo volgt uit de actuele informatie die bij de rechtbank is overgelegd, maar ook uit de zeer recente informatie die aan het hof is overgelegd, te weten het verslag van de buitenschoolse opvang ‘kids uptodate’ en het verslag van de intern begeleider van school van november 2020, het eindverslag van ergotherapie Kinderpraktijk Op Stap en het verslag van 18 december 2020 van het Kabouterhuis. Uit de overgelegde verklaringen volgt dat de moeder prima in staat is om de zorg- en opvoedingstaken over [kind A] op zich te nemen. Ook werkt zij goed samen met de opvang en de school. Er is derhalve geen bedreiging in de ontwikkeling van [kind A] . Bovendien bestaat de vrees dat een ondertoezichtstelling alleen maar contraproductief zal werken, aldus de moeder.