In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor het rijden op een bromfiets zonder rijbewijs. De verdachte, geboren in 1999, was niet aanwezig op de zitting omdat hij op vakantie was. Zijn raadsman, mr. C. Crince Le Roy, verklaarde dat hij door de verdachte was gemachtigd om hem te verdedigen. De advocaat-generaal, mr. A. Hendriks, vorderde een geldboete van € 300,00 en voorwaardelijke hechtenis van één week, conform de eerdere uitspraak van de kantonrechter.
De raadsman voerde aan dat de verdachte op een mini-voertuig had gereden waarvoor geen rijbewijs vereist was, en dat het verwijt vooral lag in het onverzekerd rijden. De advocaat-generaal stelde dat het feit wettig en overtuigend bewezen kon worden en dat de verdachte moest worden veroordeeld. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het rijden zonder rijbewijs, maar hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was begaan, waaronder het feit dat de verdachte op een minibiki had gereden.
Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en verklaarde het bewezen verklaarde strafbaar. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 300,00, met de mogelijkheid tot betaling in termijnen. Het hof benadrukte dat de verdachte eerder voor een soortgelijk feit was bestraft, maar dat de omstandigheden van deze zaak aanleiding gaven om de straf te matigen.