ECLI:NL:GHAMS:2021:4465

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
23-001029-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor rijden op bromfiets zonder rijbewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor het rijden op een bromfiets zonder rijbewijs. De verdachte, geboren in 1999, was niet aanwezig op de zitting omdat hij op vakantie was. Zijn raadsman, mr. C. Crince Le Roy, verklaarde dat hij door de verdachte was gemachtigd om hem te verdedigen. De advocaat-generaal, mr. A. Hendriks, vorderde een geldboete van € 300,00 en voorwaardelijke hechtenis van één week, conform de eerdere uitspraak van de kantonrechter.

De raadsman voerde aan dat de verdachte op een mini-voertuig had gereden waarvoor geen rijbewijs vereist was, en dat het verwijt vooral lag in het onverzekerd rijden. De advocaat-generaal stelde dat het feit wettig en overtuigend bewezen kon worden en dat de verdachte moest worden veroordeeld. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het rijden zonder rijbewijs, maar hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was begaan, waaronder het feit dat de verdachte op een minibiki had gereden.

Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en verklaarde het bewezen verklaarde strafbaar. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 300,00, met de mogelijkheid tot betaling in termijnen. Het hof benadrukte dat de verdachte eerder voor een soortgelijk feit was bestraft, maar dat de omstandigheden van deze zaak aanleiding gaven om de straf te matigen.

Uitspraak

proces-verbaal terechtzitting
GERECHTSHOF AMSTERDAM
datum arrest 8 juli 2021
parketnummer 23-001029-21
datum vonnis eerste aanleg 12 april 2021
parketnummer 96-170793-20
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, enkelvoudige kamer, op 8 juli 2021.
Tegenwoordig:
mr. N.A. Schimmel, raadsheer,
en mr. C. de Bruin en J.M. Pattinama, griffiers.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. A. Hendriks, advocaat-generaal.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, gedagvaard als:
[verdachte01] ,
geboren [geboortedatum01] 1999 te [geboorteplaats01] ,
wonende op het adres [adres01] ,
is niet ter terechtzitting verschenen.
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. C. Crince Le Roy, advocaat Amsterdam, die desgevraagd verklaart door de verdachte uitdrukkelijk te zijn gemachtigd als advocaat de verdachte te verdedigen.
De advocaat-generaal draagt de zaak voor.
De raadsman van de verdachte wordt onmiddellijk na de voordracht van de advocaat-generaal in de gelegenheid gesteld namens de verdachte mondeling zijn bezwaren tegen het vonnis op te geven. De raadsman deelt mede dat het hoger beroep zich richt tegen de bewezenverklaring, alsmede tegen de hoogte van de opgelegde straf, in het bijzonder tegen de opgelegde voorwaardelijke hechtenis.
De voorzitter deelt mondeling mede de korte inhoud van de stukken van het dossier in deze strafzaak, waaronder:
1. Een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 24 juni 2021.
2. Het proces-verbaal waarvan in de aantekening mondeling arrest melding is gemaakt.
De raadsman brengt met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de verdachte het volgende naar voren:
De verdachte is vandaag niet ter zitting aanwezig, omdat hij op vakantie is. De verdachte is een gezonde jongen, hij gaat naar school op het [naam01] en heeft een bijbaan in een supermarkt.
De advocaat-generaal voert het woord, leest de vordering voor en legt die aan het hof over.
De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen en vordert dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van
€ 300,00, alsmede tot voorwaardelijke hechtenis voor de duur van één week, conform de beslissing van de rechter in eerste aanleg.
De raadsman voert het woord tot verdediging en brengt daartoe het volgende naar voren:
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij op een bromfiets heeft gereden zonder rijbewijs. Het voertuig waarop de verdachte heeft gereden, betreft echter een mini-voertuigje waarvoor een rijbewijs niet nodig is. De verdachte had daarmee niet op de openbare weg mogen rijden, maar op eigen grond had dat wel gemogen. Het verwijt dat de verdachte kan worden gemaakt, zit hem dus eigenlijk in het onverzekerd rijden. Nu een rijbewijs voor het betreffende voertuig niet nodig is, kan het ten laste gelegde feit niet worden bewezen. Subsidiair verzoek ik de straf te beperken tot een geldboete. Het feit is minder ernstig dan wanneer iemand een auto bestuurt zonder rijbewijs.
De advocaat-generaal voert het woord tot repliek en brengt daartoe het volgende naar voren:
Gelet op de ernst van het feit verzoek ik u te volstaan met oplegging van een geldboete.
Aan de raadsman wordt het recht gelaten namens de verdachte het laatst te spreken.
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mee terstond mondeling arrest te zullen wijzen.
De voorzitter spreekt het arrest uit ter openbare terechtzitting.
= = = = = = = = = =
AANTEKENING VAN HET MONDELING ARREST

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 juni 2020 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets) heeft gereden op de weg, [adres02] , zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan met dien verstande dat:
hij op 2 juni 2020 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets) heeft gereden op de weg, [adres02] , zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.

Bewijsmiddelen

De in de bewijsmiddelen opgenoemde feiten en omstandigheden leveren de redengevende feiten en omstandigheden op, waarop de beslissing van het hof steunt, dat het ten laste gelegde en bewezen geachte feit door verdachte is begaan.
1. Een proces-verbaal overtreding met nummer 005150073 van 16 juli 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant
[verbalisant01] :
Ik zag de verdachte op 2 juni 2020 op de openbare weg, zijnde de [adres02] , in Amsterdam, op een bromfiets rijden. Ik zag dat het door de verdachte bestuurde voertuig een motorrijtuig betrof als bedoeld in artikel 1 onder c van de Wegenverkeerswet 1994. Voor het besturen van dit motorrijtuig is een rijbewijs vereist. Na vordering toonde de verdachte geen geldig rijbewijs. Ik hoorde de verdachte zeggen: “ik ben aan het testrijden en heb helemaal geen rijbewijs”. Bij het raadplegen van het rijbewijzenregister bleek mij dat aan de verdachte nooit enig rijbewijs was afgegeven. De verdachte bleek te zijn: [verdachte01] , geboren op [geboortedatum01] 1999 te [geboorteplaats01] .

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kantonrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 300,-, subsidiair zes dagen hechtenis, alsmede tot een voorwaardelijke hechtenis voor de duur van één week, met een proeftijd van twee jaren.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 300,00, subsidiair zes dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en gelet de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het rijden zonder rijbewijs. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 24 juni 2021 is aan hem eerder voor een soortgelijk feit een strafbeschikking uitgevaardigd. De verdachte heeft daaruit kennelijk geen enkele lering getrokken. Anderzijds weegt mee dat de verdachte in onderhavige zaak heeft gereden op een minibiki. In die omstandigheid ziet het hof aanleiding om te volstaan met oplegging van een geldboete van na te melden hoogte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De artikelen 23, 24a en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 107 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het bewezenverklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 300,00 (driehonderd euro),bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete mag worden voldaan in
3 (drie) termijnen van 1 maand, elke termijn groot
€ 100,00 (honderd euro).
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffiers is vastgesteld en ondertekend.