ECLI:NL:GHAMS:2021:4443

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
23-004409-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van gekwalificeerde diefstal met geweld en wederrechtelijke vrijheidsberoving, alsmede opiumfeiten

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1994, was betrokken bij een gewapende overval op een bedrijfspand in Amsterdam op 21 maart 2015, waarbij hij samen met een mededader twee kluizen en een aanzienlijk geldbedrag heeft gestolen. Tijdens de overval werd het slachtoffer bedreigd met een vuurwapen en werd hij gedwongen om op een stoel te zitten met zijn handen en voeten vastgebonden. De verdachte werd ook beschuldigd van het bezit en de verkoop van harddrugs, waaronder cocaïne en MDMA, in de periode van 9 april 2015 tot en met 15 mei 2015. Het hof heeft de verdachte in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarbij rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. Het hof heeft de eerdere vrijspraak van de rechtbank voor bepaalde gedragingen met betrekking tot drugs verworpen, omdat de verdachte niet-ontvankelijk werd verklaard in het hoger beroep voor die specifieke vrijspraak. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de maatschappelijke gevolgen van dergelijke misdrijven.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004409-18
datum uitspraak: 8 juli 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 6 december 2018 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-650294-15 (zaak A) en 13-659259-15 (zaak B) tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1994,
adres: [adres01] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 juni 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlasteleggingen
Aan de verdachte is tenlastegelegd
in
zaak Adat:
1.hij op of omstreeks 21 maart 2015 te Amsterdam , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee, althans een of meer kluis/kluizen en/of ongeveer 11.158,13 euro en/of een of meer telefoon(s) en/of een of meer simkaart(en) en/of vier, althans een of meer Windows licentie(s) en/of negen, althans een of meer sleutelcertifica(a)t(en) en/of een aftekenlijst en/of 25, althans een of meer appartementsleutel(s) en/of dertig, althans een of meer kluisreservesleutel(s) en/of een Ipad inclusief hoes en/of twee, althans een of meer garageafstandsbediening(en) en/of gereedschap en/of een rugtas, in elk geval enig goed en/of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf01] BV en/of [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of voornoemd(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, in elk geval een sleutel tot het gebruik waarvan hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) niet is/zijn/was/waren gerechtigd en/of door middel van braak op en/of verbreking van een of meer kluis/kluizen (door deze van de muur af te breken/los te maken door middel van een breekijzer en/of schroevendraaier, in elk geval door middel van en voorwerp) en/of welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer01] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s):
- voornoemde [slachtoffer01] onverhoeds van achteren bij de keel en/of nek heeft/hebben vastgepakt en/of vastgegrepen en/of vastgehouden en/of
- voornoemde [slachtoffer01] eenmaal of meermalen een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of
- eenmaal of meermalen een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van voornoemde [slachtoffer01] heef/hebben gericht en/of
- in het bijzijn van voornoemde [slachtoffer01] aan elkaar heeft/hebben gevraagd: "Is het pistool geladen?" en/of
- voornoemde [slachtoffer01] eenmaal of meermalen dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Doe rustig, je moet meewerken", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- voornoemde [slachtoffer01] richting de achterzijde van een ruimte heeft/hebben geduwd en/of (vervolgens) dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Ga liggen" en/of "Waar is de sleutel?" en/of "Ga zoeken!" en/of "Zit er geld in de kluis?" en/of "Wat is de code" en/of "Doe geen aangifte" en/of
- voornoemde [slachtoffer01] heeft/hebben gedwongen op een stoel te gaan zitten met zijn handen achter zich om de rugleuning geslagen en/of
- de handen en/of de benen van voornoemde [slachtoffer01] met tie-wraps heeft/hebben vastgebonden en/of
- tape over/op de mond en/of de ogen en/of het hoofd van voornoemde [slachtoffer01] heeft/hebben geplakt;

2 hij op of omstreeks 21 maart 2015 te Amsterdam , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer01] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s):

- voornoemde [slachtoffer01] gesommeerd met zijn handen achter zich om de rugleuning geslagen op een stoel te gaan zitten en/of
- ( vervolgens) de handen en/of benen van voornoemde [slachtoffer01] met tie-wraps vastgebonden en/of
- ( vervolgens) tape over/op de mond en/of de ogen en/of het hoofd van voornoemde [slachtoffer01] geplakt en/of
- voornoemde [slachtoffer01] enig moment belet te gaan waarheen voornoemde [slachtoffer01] wilde gaan;
en in
zaak Bdat:

1.hij in of omstreeks de periode van 12 mei 2015 tot en met 13 mei 2015, te Amsterdam en/of Zaandam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 1,56 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of (ongeveer) 2,15 gram MDMA en/of drie, althans een of meer tablet(ten) MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, in elk geval (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;

2.hij in of omstreeks de periode van 9 april 2015 tot en met 15 mei 2015, te Amsterdam , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht of afgeleverd of verstrekt of vervoerd een of meer hoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of XTC, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of XTC, in elk geval (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het oog op de in zaak A onder 2 tenlastegelegde achternaam “ [slachtoffer01] ”, welke vermelding een kennelijke misslag is; voor die naam leest het hof “ [slachtoffer01] ”.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De rechtbank heeft in het vonnis waarvan beroep als haar oordeel tot uitdrukking gebracht dat de verdachte moet worden vrijgesproken van gedragingen met betrekking tot drugs die in een [bedrijf02] hotel in Zaandam zijn aangetroffen, welke gedragingen in zaak B onder 1 impliciet cumulatief ten laste zijn gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is daardoor mede gericht tegen deze in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, Sv staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen die in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal, voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen, worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt dan de rechtbank.
Bewijsoverweging ten aanzien van het in zaak A tenlastegelegde
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen op zichzelf, maar ook in samenhang onvoldoende zijn om tot een bewezenverklaring te komen. Er is onvoldoende bewijs dat de door de verdachte gehuurde auto bij de in zaak A tenlastegelegde feiten gebruikt is en er is, indien het hof dat anders zou zien, geen bewijs is dat de verdachte ten tijde van de delicten die auto en zijn telefoon in gebruik had. De raadsman heeft het hof om die reden verzocht de verdachte vrij te spreken van het hem in zaak A onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen leidt het hof het volgende af:
 Op 21 maart 2015 heeft er omstreeks 18.20 uur een overval plaatsgevonden in het bedrijfspand van [bedrijf01] B.V. aan de [adres02] te Amsterdam , waarbij aangever [slachtoffer01] is bedreigd met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) en is gekneveld, en waarbij onder andere zijn weggenomen een groot contant geldbedrag, een sleutelbos met een kleine zwarte sleutel van een gewezen medewerker van het bedrijf en een blauwe kluis van 60 centimeter lang, breed en diep. De overval heeft ongeveer een half uur geduurd.
 Blijkens camerabeelden is er die dag omstreeks 15.31 uur een donkerkleurige Peugeot met chroomkleurige spiegels en kenteken [kenteken01] langs het pand aan de [adres02] gereden. Omstreeks 19.00 uur is er voor perceel [adres02] een Peugeot gestopt. Deze is daar 2 à drie minuten blijven staan, waarna twee personen een (vermoedelijk zwaar) voorwerp achter in de Peugeot hebben geplaatst en de Peugeot is weggereden. Ook hier ging het om een donkerkleurige Peugeot met chroomkleurige buitenspiegels; het kenteken was dit maal niet op de camerabeelden te zien.
 Het voertuig met genoemd kenteken was sinds 13 maart 2015 gehuurd door de verdachte.
 Het bij de verdachte in gebruik zijnde telefoonnummer [nummer01] (hierna: * [nummer01] ) peilde op 21 maart 2015 van 15.03 tot en met 15.09 uur uit in de directe omgeving van de [adres02] te Amsterdam .
 [naam01] was als supervisor werkzaam voor het bedrijf dat voor [bedrijf01] B.V. schoonmaakwerkzaamheden verrichtte. Voor 21 maart 2015 was er geen schoonmaak gepland.
 [naam01] is een vriend van de verdachte met wie hij regelmatig contact heeft.
 Op 21 maart 2015 heeft [naam01] vanaf 11.21 uur – vóór de overval – intensief telefonisch contact gehad met * [nummer01] . In het bijzonder valt daarbij op dat [naam01] om 11.44 uur contact heeft gehad met * [nummer01] , van 11.49 tot en met 11.57 uur contact heeft gehad met de aangever [slachtoffer01] en vanaf 12.02 uur en gedurende de verdere middag weer met * [nummer01] , waaronder op de genoemde tijdstippen van 15.03 en 15.09 uur. Vervolgens ontstaat er vanaf 19.11 uur – dus na de overval – wederom intensief communicatieverkeer tussen [naam01] en * [nummer01] .
 Op 22 maart 2015 heeft de verdachte in Rotterdam voor honderden euro’s aan schoenen, kleding en parfum gekocht en daarbij contant betaald. Ook heeft hij die dag in Rotterdam twee keer contact gezocht met een escortbureau.
 Op 1 april 2015 heeft de verdachte de Peugeot met genoemd kenteken – zwart van kleur – ingeleverd bij het betreffende verhuurbedrijf. De deurstijl van het rechterachterportier bleek te zijn beschadigd. Ter hoogte van de beschadiging was blauwe verf achtergebleven. Deze schade bevond zich ten tijde van de uitgifte van de auto aan de verdachte nog niet op het voertuig.
 Op 24 april 2015 is een persbericht op AT5 geplaatst waarin een oproep werd gedaan aan getuigen van de overval om zich te melden. [naam02] , een vriend van de verdachte, heeft de verdachte hiervan die dag om 15.51 uur telefonisch op de hoogte gesteld. Vervolgens heeft de verdachte vanaf 15.55 uur verwoede pogingen gedaan [naam01] telefonisch te bereiken, op dat moment tevergeefs. Om 15.59 uur heeft hij [naam02] teruggebeld en onder andere tegen hem gezegd “ik moet effe een paar belletjes plegen (…), want (…) je brengt effe groot nieuws naar me toe”. Om 16.02 uur is het de verdachte gelukt om [naam01] telefonisch te pakken te krijgen. Hij maakte [naam01] toen duidelijk dat hij hem met spoed moest spreken. Vier minuten later stond [naam01] bij de verdachte voor de deur.
 Op 12 mei 2015 is de sleutelbos met een kleine zwarte sleutel, die in de bij de overval weggenomen kluis lag, aangetroffen in de woning van [naam01] .
 Op 12 mei 2015 heeft de politie om 8.17 uur telefonisch aan de verdachte kenbaar gemaakt dat hij werd verdacht van een overval en zich ter fine van diens aanhouding kon melden op een bureau van politie. Tussen 8.36 en 8.41 uur heeft de verdachte vervolgens vier maal naar het nummer van [naam01] gebeld. Later die dag, om 21.40 uur heeft de verdachte in een telefoongesprek gezegd dat hij ‘overmorgen’ ‘loesoe’, naar Turkije zou gaan, daar drie tot vier maanden zou blijven en dat hij daarvoor tickets zou gaan boeken.
Deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, rechtvaardigen, anders dan bepleit door de raadsman en diens relativering van de betekenis hiervan ten spijt, redelijkerwijs geen andere conclusie dat de verdachte één van de daders van de overval is geweest. Wat betreft het proces-verbaal van uitkijken van camerabeelden op de Keizersgracht ten tijde van de overval (p. ZD 01 10 001 e.v.), heeft het hof geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de daarin gedane constatering dat de Peugeot omstreeks 19.00 uur ter hoogte van perceel [adres02] is gestopt. Voorts is het hof, na de betreffende beelden ter terechtzitting bekeken te hebben, van oordeel dat ook overigens op de door verbalisant [verbalisant01] in de proces-verbaal gedane waarnemingen kan worden afgegaan, met name ook de waarneming dat twee personen een voorwerp achter in de Peugeot plaatsen, en op diens indruk dat dat voorwerp vermoedelijk zwaar was (het hof: gelet op de wijze waarop die personen het in die auto tilden).
De verdachte heeft hier een lezing tegenover gesteld die inhoudt dat hij zijn auto op 21 maart 2015 had uitgeleend en dat ten tijde van de overval aan het werk was in het [bedrijf03] van zijn zuster. Ter onderbouwing daarvan is een verklaring van de zuster van de verdachte aangedragen, die inhoudt dat de verdachte op de bewuste dag van vanaf 5 uur (’s middags) tot 10 tot 11 uur (’s avonds) in het [bedrijf03] aan het werk is gewleest. Het hof acht die verklaring niet geloofwaardig. Het [bedrijf03] was gevestigd aan de [adres03] . Met behulp van het door de verdachte gebruikte telefoonnummer * [nummer01] is echter vanaf 19.11 uur tot 22.38 uur een reeks aan zendmasten aangestraald die zich (bepaald) niet in de onmiddellijke omgeving van de [adres03] bevinden. Er is geen reden om aan te nemen dat de verdachte zijn telefoon met nummer * [nummer01] die avond niet bij zich had. Daarmee is het tweede deel van de lezing van de verdachte gefalsificeerd. Aan de verklaring van de zuster van de verdachte hecht het hof geen betekenis, omdat zij in een afgeluisterd gesprek tegen de verdachte kenbaar heeft gemaakt dat zij hem heeft ‘gedekt’ omdat zij van hem hield. Het eerste gedeelte van die lezing is niet controleerbaar, omdat de verdachte niet heeft willen zeggen aan wie hij zijn auto had uitgeleend.
Bij die stand van zaken komt het hof tot de slotsom dat de conclusie die al voor de hand lag, juist is. Het tot vrijspraak strekkende verweer wordt verworpen.
Voorwaardelijk verzoek
De raadsman heeft het hof verzocht de aan het NFI verbonden deskundigen ir. [naam03] en dr. [naam04] te horen ingeval het hof de door hun opgemaakte rapporten met betrekking tot het in zaak A tenlastegelegde tot het bewijs bezigt. Nu de voorwaarde waaronder het verzoek is gedaan niet is vervuld, hoeft het hof daarop geen beslissing te nemen.
Bewijsoverweging ten aanzien van het in zaak B onder 2 tenlastegelegde
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het in zaak B onder 2 tenlastegelegde, omdat niet kan blijken dat er cocaïne of XTC is afgeleverd, dan wel iets anders of een andere stof die daarvoor moest doorgaan. Daarbij heeft hij erop gewezen dat de verdachte heeft verklaard dat hij een [bedrijf03] had en soms [bestelling01] rondbracht.
Het hof overweegt als volgt.
In diverse opgenomen gesprekken worden op bij de verdachte in gebruik zijnde telefoonnummers bestellingen geplaatst voor ‘ [bestelling01] ’, ‘een hele’, ‘een halve’, ‘lost’ of ‘M’. Ambtshalve is de politie bekend dat ‘halve’ en ‘hele’ aanduidingen zijn die gebruikt worden voor een halve en hele gram
cocaïne, waar tussen 20 en 30 euro respectievelijk 50 tot 60 voor pleegt te worden betaald. Dergelijke prijzen worden ook in de opgenomen gesprekken genoemd. Eind april 2015 worden op één van die nummers telefonisch bestellingen geplaatst door [naam05] . Deze heeft verklaard cocaïne en XTC te gebruiken en wel eens besteld te hebben bij ene ‘ [verdachte01] ’, die (daarnaast) een [bedrijf03] had. [naam05] heeft de verdachte van een foto herkend als ‘ [verdachte01] ’. Bij bestellingen gebruikte [naam05] soms codetaal. Als hij ‘ [bestelling01] ’ bestelde wisten de dealers dat hij cocaïne bedoelde en met ‘lost’ en ‘M’ werd XTC en MDMA bedoeld, aldus [naam05] . In een telefoongesprek dat de verdachte op 5 mei 2015 heeft gevoerd wordt (onverholen) over XTC gesproken. Daarnaast zijn op 12 mei 2015 in de woning van de verdachte envelopjes met cocaïne en pillen bevattende MDMA aangetroffen. Op basis hiervan, in onderlinge samenhang bezien, staat voor het hof buiten redelijke twijfel vast dat de verdachte in de tenlastegelegde periode in cocaïne en MDMA heeft gehandeld.
De door de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg afgelegde verklaring dat hij in de bewuste telefoongesprekken bestellingen voor het bezorgen van [bestelling01] opnam is daarmee niet te rijmen, zodat deze voor onaannemelijk worden gehouden. Voor dat laatste is temeer aanleiding nu
( i) de verdachte heeft verklaard dat de duurste [bestelling01] in zijn pizzeria 26 euro kostte, terwijl hij in de telefoongesprekken heeft laten weten dat ‘een kleine [bestelling01] ’ 30 (euro) kostte en een ‘hele’ 60 (euro),
(ii) hij er het zwijgen toe deed toen hem door de rechtbank om uitleg werd gevraagd over termen als ‘halve’, ‘hele’, ‘grote’ en ‘XTC’ en
(iii) er bij geen van de telefonische bestellingen voor een kleine of grote ‘ [bestelling01] ’ opgave van is gedaan of de voorkeur van de beller uit ging naar – bijvoorbeeld – een [bestelling01] , [bestelling01] , [bestelling01] of ander type [bestelling01] , terwijl er op de [bestelling01] van het betreffende [bedrijf03] diverse soorten [bestelling01] prijkten.
Het tot vrijspraak strekkende verweer wordt dus verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande
in
zaak Adat:
1.hij op 21 maart 2015 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee kluizen en ongeveer 11.158,13 euro en een telefoon en vier Windows licenties en sleutelcertificaten en een aftekenlijst en 25 appartementsleutels en dertig kluisreservesleutels en een iPad (inclusief hoes) en twee garageafstandsbedieningen en gereedschap en een rugtas, toebehorende aan [bedrijf01] B.V. en/of [slachtoffer01] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en voornoemde goederen en geldbedrag onder hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, en door middel van braak op een kluis door deze van de muur af te breken en welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer01] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat verdachte en zijn mededader:
- [slachtoffer01] onverhoeds van achteren bij de keel en nek heeft/hebben vastgepakt en/of vastgegrepen en/of vastgehouden en
- [slachtoffer01] een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond en voorgehouden en
- een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van [slachtoffer01] heeft/hebben gericht en
- in het bijzijn van [slachtoffer01] aan elkaar hebben gevraagd: "Is het pistool geladen?" en
- [slachtoffer01] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Doe rustig, je moet meewerken" en/of
- [slachtoffer01] richting de achterzijde van een ruimte heeft/hebben geduwd en dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Ga liggen" en "Waar is de sleutel?" en "Ga zoeken!" en "Zit er geld in de kluis?" en "Wat is de code" en "Doe geen aangifte" en
- [slachtoffer01] heeft/hebben gedwongen op een stoel te gaan zitten met zijn handen achter zich om de rugleuning geslagen en
- de handen en de benen van [slachtoffer01] met tie-raps heeft/hebben vastgebonden en
- tape over/op de mond en de ogen en het hoofd van [slachtoffer01] heeft/hebben geplakt;

2.hij op 21 maart 2015 te Amsterdam , tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer01] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft/hebben verdachte en zijn mededader:

- [slachtoffer01] gesommeerd met zijn handen achter zich om de rugleuning geslagen op een stoel te gaan zitten en
- de handen en benen van [slachtoffer01] met tie-raps vastgebonden en
- tape over/op de mond en de ogen en het hoofd van [slachtoffer01] geplakt en
- [slachtoffer01] belet te gaan waarheen voornoemde [slachtoffer01] wilde gaan;
en in
zaakB dat:
1.hij op 12 mei 2015 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 0,94 gram van een materiaal bevattende cocaïne en 0,62 gram en drie tabletten van een materiaal bevattende MDMA;

2.hij in de periode van 9 april 2015 tot en met 15 mei 2015 in Nederland telkens opzettelijk heeft verkocht of verstrekt hoeveelheden cocaïne en XTC, bevattende een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.

Hetgeen in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop vandiefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en valse sleutels
en
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Het in zaak B onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
meermalen gepleegd.
Het in zaak B onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 38 maanden met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A onder 1 en 2 en het in zaak B onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 45 maanden met aftrek van het voorarrest, alsmede dat een in beslag genomen zonnebril verbeurd wordt verklaard en de overige in beslag genomen, nog niet teruggegeven goederen worden teruggegeven aan de verdachte.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in een bedrijfspand samen met een ander schuldig gemaakt aan een gewapende overval. Daarbij is een vuurwapen (of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp) op het hoofd van een medewerker van het betrokken bedrijf gericht en zijn vervolgens diens handen en voeten stevig met tie-raps vastgebonden en diens mond en ogen grondig afgeplakt met tape. Daarna hebben de verdachte en zijn mededader onder andere twee kluizen, een groot contant geldbedrag, diverse apparaten en een reeks sleutels buitgemaakt. Daartoe hebben zij één van de kluizen zelfs van een muur afgebroken. Vervolgens zijn zij met de buit vertrokken, het slachtoffer aan zijn lot overlatend, ondanks dat het slachtoffer hen vroeg hem niet vastgebonden achter te laten, nu het nog twee dagen kon duren voordat hij gevonden zou worden. Door aldus te handelen heeft de verdachte een volledig gebrek aan respect voor het eigendomsrecht van het bedrijf aan de dag gelegd. Daarenboven heeft hij samen met zijn mededader blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De betreffende medewerker van het bedrijf is niet alleen belemmerd in zijn persoonlijke bewegingsvrijheid, maar de verdachte en zijn mededader hebben hem ook doodsangsten laten uitstaan en pijn toegebracht. Slachtoffers van dergelijke feiten plegen daarvan nog lang psychische gevolgen van te ondervinden. Daarnaast dragen zulke misdrijven sterk bij aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Strafverzwarend zijn de professionele en geraffineerde wijze waarop de verdachte en zijn kompaan te werk zijn gegaan.
De verdachte heeft zich daarnaast gedurende een maand schuldig gemaakt aan het dealen in harddrugs, en ook had hij dergelijke waar aanwezig. De verspreiding van harddrugs en – in het verlengde daarvan – het gebruik ervan, betekenen een bedreiging van de volksgezondheid, brengen onrust voor de samenleving met zich en leiden veelal, direct en indirect, tot diverse vormen van criminaliteit.
Op feiten als de onderhavige kan niet anders worden gereageerd dan met de oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof heeft bij het bepalen van de precieze duur daarvan gelet op de straffen die ter zake van bedrijfsovervallen en het gedurende een maand handelen in harddrugs plegen te worden uitgesproken. In het verlengde van het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht houdt het hof er in straf verminderende zin rekening mee dat de verdachte na het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf is veroordeeld waarvan het onvoorwaardelijk deel zes maanden beloopt. Alles afwegende, acht het hof in de voorliggende zaak een gevangenisstraf van 48 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Het hof stelt echter vast dat er in eerste aanleg sprake is geweest van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM. De verdachte is immers op 13 mei 2015 in verzekering gesteld, terwijl eerst op 6 december 2018 door de rechtbank vonnis is gewezen. Ook in hoger beroep is die termijn overschreden. De verdachte heeft namelijk op 10 december 2018 hoger beroep ingesteld, het hof eerst thans – ruim twee en een half jaar later – arrest wijst. In een en ander wordt aanleiding gezien de verdachte in plaats van de genoemde gevangenisstraf, een gevangenisstraf van 42 maanden op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv, aan de orde is.
Gebleken is dat op de plaats delict een [winkel01] -tas, plakband en kabelbinders in beslag zijn genomen, die nog niet zijn teruggegeven. Het hof acht aannemelijk dat deze (mede) aan de verdachte toebehoren. Nu hetzij met behulp van die voorwerpen de in zaak A bewezenverklaarde misdrijven zijn begaan of voorbereid, hetzij die voorwerpen tot die misdrijven waren bestemd, zal het hof deze – als zijnde daarvoor vatbaar – verbeurd verklaren.
Overig beslag
Het hof zal, zoals door de raadsman is verzocht, de teruggave aan de verdachte gelasten van de zonnebril die in beslag is genomen in een auto die bij hem in gebruik was, aangezien aannemelijk is dat die bril hem toebehoort. Anders dan de advocaat-generaal meent, kan niet met een toereikende mate van zekerheid worden vastgesteld dat deze zonnebril door de verdachte bij de bewezenverklaarde overval is gedragen en dus evenmin dat deze bril voor verbeurdverklaring vatbaar is.
[bedrijf01] B.V. kan redelijkerwijs als de rechthebbende op een op de plaats delict (in het slot van het bedrijfspand) aangetroffen sleutel worden aangemerkt. Deze sleutel is in beslag genomen, maar nog niet teruggegeven. Daarom zal het hof de teruggave van die sleutel aan die rechtspersoon gelasten.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf01] B.V.
De benadeelde partij [bedrijf01] B.V. heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 10.795,39. Bij het vonnis waarvan beroep is de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft dus niet meer over deze vordering te oordelen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 55, 57, 63, 282 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de vrijspraak van de in zaak B onder 1 impliciet cumulatief tenlastegelegde gedragingen met betrekking tot drugs die in een [bedrijf02] hotel in Zaandam zijn aangetroffen.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
42 (tweeënveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- [winkel01] tas (4946966);
- plakband (4946958);
- 6 kabelbinders (4946973, 4946974, 4946972, 4946971, 4946970 en 4946969).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een zonnebril, merk: Carrera (4978104).
Gelast de teruggave aan [bedrijf01] B.V.van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 1 sleutel, Pfaffenhain (4946968A).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C. Fetter, mr. F.M.D. Aardema en mr. J.J.I. de Jong, in tegenwoordigheid van R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 juli 2021.
=========================================================================
[…]