ECLI:NL:GHAMS:2021:444
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Vaststelling hoofdverblijfplaats en zorgregeling na echtscheiding met internationale aspecten
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de zorgregeling tussen de ouders na hun echtscheiding. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder in eerste aanleg een beschikking van de rechtbank Amsterdam aangevochten, waarin de echtscheiding was uitgesproken en de hoofdverblijfplaats van de kinderen was vastgesteld. De ouders, beiden van Soedanese nationaliteit, waren in 2012 gehuwd en hebben drie kinderen. De moeder verzocht het hof om de hoofdverblijfplaats van hun jongste kind, [kind C], bij haar vast te stellen, aangezien dit in de eerdere beschikking niet was gebeurd door een miscommunicatie met de rechtbank.
Tijdens de mondelinge behandeling op 25 januari 2021 gaven beide ouders aan dat zij het eens waren over de hoofdverblijfplaats van [kind C] bij de moeder. Het hof oordeelde dat er geen belangen van [kind C] waren die zich verzetten tegen deze vaststelling. Daarnaast bereikten de ouders overeenstemming over de zorgregeling, waarbij de vader, die momenteel geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, ieder weekend omgang met de kinderen heeft in de voormalig echtelijke woning. Het hof benadrukte het belang van begeleiding voor de ouders om spanningen te verminderen en stelde voor dat hun hulpverleners contact met elkaar opnemen.
De beslissing van het hof bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank voor zover deze aan het oordeel van het hof onderworpen was en voegt de zorgregeling toe, die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Het hof wees het in hoger beroep meer of anders verzochte af.