ECLI:NL:GHAMS:2021:444

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 februari 2021
Publicatiedatum
17 februari 2021
Zaaknummer
200.279.824/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling hoofdverblijfplaats en zorgregeling na echtscheiding met internationale aspecten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de zorgregeling tussen de ouders na hun echtscheiding. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder in eerste aanleg een beschikking van de rechtbank Amsterdam aangevochten, waarin de echtscheiding was uitgesproken en de hoofdverblijfplaats van de kinderen was vastgesteld. De ouders, beiden van Soedanese nationaliteit, waren in 2012 gehuwd en hebben drie kinderen. De moeder verzocht het hof om de hoofdverblijfplaats van hun jongste kind, [kind C], bij haar vast te stellen, aangezien dit in de eerdere beschikking niet was gebeurd door een miscommunicatie met de rechtbank.

Tijdens de mondelinge behandeling op 25 januari 2021 gaven beide ouders aan dat zij het eens waren over de hoofdverblijfplaats van [kind C] bij de moeder. Het hof oordeelde dat er geen belangen van [kind C] waren die zich verzetten tegen deze vaststelling. Daarnaast bereikten de ouders overeenstemming over de zorgregeling, waarbij de vader, die momenteel geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, ieder weekend omgang met de kinderen heeft in de voormalig echtelijke woning. Het hof benadrukte het belang van begeleiding voor de ouders om spanningen te verminderen en stelde voor dat hun hulpverleners contact met elkaar opnemen.

De beslissing van het hof bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank voor zover deze aan het oordeel van het hof onderworpen was en voegt de zorgregeling toe, die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Het hof wees het in hoger beroep meer of anders verzochte af.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.279.824/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/677707 / FA RK 19-8209
Beschikking van de meervoudige kamer van 16 februari 2021 inzake
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.M. Hilhorst te Amsterdam,
en
[de vader] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande (postadres: [postadres] ),
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader.
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 8 april 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De moeder is op 22 juni 2020 in hoger beroep gekomen van voornoemde beschikking van 8 april 2020.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 25 januari 2021 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader;
- de raad, vertegenwoordigd door de heer R. Koops.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader (hierna gezamenlijk te noemen: de ouders) zijn [in] 2012 gehuwd te [plaats A] , Soedan. Het huwelijk is op 11 juni 2020 ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de - in zoverre niet bestreden - beschikking van de rechtbank Amsterdam van 8 april 2020, waarbij de echtscheiding tussen de ouders is uitgesproken. Uit het huwelijk van de ouders zijn geboren: [kind A] , op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] , [kind B] , op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats] en [kind C] (hierna te noemen: [kind C] ), op [geboortedatum 3] te [geboorteplaats] (hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen). De kinderen wonen vanaf het uiteengaan van de ouders bij de moeder.
3.2
De ouders en de kinderen hebben de Soedanese nationaliteit.
3.3
Bij beschikking voorlopige voorzieningen van 29 januari 2020 heeft de rechtbank Amsterdam, voor zover thans van belang, bepaald dat [kind A] , [kind B] en [kind C] aan de moeder zullen worden toevertrouwd. Voorts is de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders (hierna te noemen: zorgregeling) aldus bepaald dat de vader ieder weekend op zaterdag en zondag in de echtelijke woning omgang met [kind A] , [kind B] en [kind C] zal hebben, waarbij hij zaterdag- en zondagnacht in de echtelijke woning overnacht.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken en, voor zover thans van belang, de hoofdverblijfplaats van [kind A] en [kind B] bij de moeder bepaald.
Voorts is bepaald dat de moeder huurster zal zijn van de woning aan het adres [adres] te [plaats B] (hierna te noemen: de voormalig echtelijke woning).
4.2
De moeder verzoekt, naar het hof begrijpt, de hoofdverblijfplaats van [kind C] bij haar te bepalen en - kort gezegd - een zorgregeling tussen de vader en de kinderen vast te stellen.
4.3
De vader verzet zich niet tegen het door de moeder verzochte.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Aangezien de ouders en de kinderen de Soedanese nationaliteit hebben, draagt de zaak een internationaal karakter. De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de verzoeken van de moeder kennis te nemen en dat deze verzoeken beoordeeld dienen te worden naar Nederlands recht. Dit is tussen de ouders ook niet in geschil.
Hoofdverblijfplaats
5.2
Gebleken is dat de ouders het met elkaar eens zijn dat de hoofdverblijfplaats van [kind C] bij de moeder dient te worden bepaald. Bij de bestreden beschikking van 8 april 2020 is dit niet gebeurd, vanwege een miscommunicatie met de rechtbank. De rechtbank heeft in de bodemprocedure in eerste aanleg geen kennis genomen van de geboorte van [kind C] op [geboortedatum 3] , terwijl de hiervoor onder 3.3 genoemde beschikking voorlopige voorzieningen van eerdere datum wel mede op [kind C] betrekking heeft. Nu het hoger beroep mede
ertoe dient omissies in eerste aanleg te herstellen en niet is gebleken dat het belang van [kind C] zich verzet tegen vaststelling van zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder, zal het hof dienovereenkomstig beslissen.
Zorgregeling
5.3
De ouders hebben ter zitting in hoger beroep overeenstemming bereikt over de zorgregeling tussen de vader en de kinderen. Zij hebben afgesproken dat de vader - totdat hij een eigen woning heeft - ieder weekend van zaterdag vanaf 10.00 uur tot zondag 19.00 uur omgang met de kinderen heeft in de voormalig echtelijke woning, waarbij de vader zaterdagnacht in die woning overnacht. Zodra de vader een eigen woning heeft, zullen de ouders opnieuw met elkaar in overleg treden omtrent een zorgregeling, die minimaal een vergelijkbare omvang zal hebben. Het hof leidt hieruit af dat de moeder haar verzoek in hoger beroep tot vaststelling van een zorgregeling tussen de vader en de kinderen overeenkomstig de gemaakte afspraak heeft gewijzigd en de vader hiermee heeft ingestemd. Nu ook niet gebleken is dat het belang van de kinderen zich tegen de overeengekomen regeling verzet, zal het hof de zorgregeling overeenkomstig de gemaakte afspraak vaststellen.
5.4
Het hof merkt nog het volgende op. Ter zitting in hoger beroep is naar voren gekomen dat het de voorkeur van de moeder zou hebben indien de omgang tussen de vader en de kinderen niet zou plaatsvinden in de voormalig echtelijke woning waarvan zij thans huurster is, maar dat dat moeilijk te realiseren is omdat de vader geen vaste woon- of verblijfplaats heeft. De moeder heeft ter zitting aangegeven gedurende de omgang tussen de vader en de kinderen zo veel mogelijk buitenshuis of op de bovenverdieping van de woning te verblijven om ruzies en spanningen tussen de ouders te voorkomen. Gelet op de spanningen acht het hof het van belang dat de ouders (gezamenlijk) begeleiding krijgen. In dit kader heeft het hof voorgesteld dat de begeleidster van de moeder vanuit (de opvolgende instantie van) Samen Doen contact opneemt met de begeleidster van de vader vanuit [buurthuis] te [plaats B] om de situatie van de ouders te bespreken.
De ouders hebben daartoe ter zitting in hoger beroep de contactgegevens van hun hulpverleners uitgewisseld.
5.5
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
bepaalt, in aanvulling op de beschikking waarvan beroep:
- dat [kind C] , geboren op [geboortedatum 3] te [geboorteplaats] zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder zal hebben;
- de volgende regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken: de vader heeft, totdat hij een eigen woning heeft, ieder weekend van zaterdag vanaf 10.00 uur tot zondag 19.00
uur omgang met de kinderen in de voormalig echtelijke woning, waarbij de vader zaterdagnacht in die woning overnacht; zodra de vader een eigen woning heeft, treden partijen in overleg over de zorgregeling die minimaal eenzelfde omvang heeft als hiervoor bepaald;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F.G.H. Beckers, mr. M.T. Hoogland en mr. M. Perfors, in tegenwoordigheid van de griffier en is op 16 februari 2021 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.