ECLI:NL:GHAMS:2021:4412

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 april 2021
Publicatiedatum
4 april 2022
Zaaknummer
19/01717-GHK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over geheimhouding van belastingambtenaren in belastingzaak

Op 20 april 2021 heeft het Gerechtshof Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij de geheimhoudingskamer heeft geoordeeld over een verzoek tot geheimhouding van bepaalde passages in een logboek van de Belastingdienst. De zaak betreft een hoger beroep van V.O.F. [X], gevestigd te [Z], tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De inspecteur van de Belastingdienst had verzocht om geheimhouding van delen van het logboek, waarin (voor)namen van belastingambtenaren en details van contacten zijn vastgelegd. De geheimhoudingskamer heeft de inspecteur gelast om een aantal stukken over te leggen, waaronder het logboek van een boekenonderzoek. De inspecteur overhandigde een geschoonde versie van het logboek, maar het hof oordeelde dat de geheimhouding van de (voor)namen van belastingambtenaren niet gerechtvaardigd was, aangezien er geen bijzondere omstandigheden waren die dit zouden rechtvaardigen. De geheimhoudingskamer heeft echter wel geoordeeld dat bepaalde passages die inzicht geven in de controlestrategie van de Belastingdienst geheim gehouden mogen worden, omdat openbaarmaking daarvan de effectiviteit van het toezicht zou kunnen ondermijnen. De uitspraak benadrukt het belang van privacy, maar ook het belang van transparantie in belastingzaken. De geheimhoudingskamer heeft de inspecteur opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak te rapporteren over de nakoming van de beslissing.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 19/01717-GHK
20 april 2021
Zevende enkelvoudige belastingkamer, fungerende als geheimhoudingskamer

proces-verbaal

van de mondelinge tussenuitspraak in het hoger beroep van

V.O.F. [X] , gevestigd te [Z] , belanghebbende,

gemachtigde: mr. J. Berns (FT Advocaten),
tegen de uitspraak van 6 november 2019, in de zaak met kenmerk HAA 18/2137 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Belanghebbende en de inspecteur hebben de geheimhoudingskamer toestemming verleend tot het achterwege laten van een mondelinge behandeling van het verzoek van de inspecteur tot geheimhouding.

Beslissing:

Het Hof:
  • acht de geheimhouding van de passages in het logboek gerechtvaardigd voor zover het betreft de passages hieronder aangeduid in 5.2. en 5.3. en wijst het verzoek tot geheimhouding voor het overige af;
  • bepaalt dat de inspecteur aan de gemachtigde van belanghebbende een kopie toezendt van het logboek en wel zodanig dat daarin niet meer zijn geschoond de passages hieronder aangeduid in 5.1. (de (voor)namen van belastingambtenaren);
  • stelt de termijn voor nakoming hiervan op twee weken na dagtekening van deze tussenuitspraak;
  • verzoekt de inspecteur het Hof binnen twee weken na dagtekening van deze tussenuitspraak over de al dan niet nakoming te informeren, in het geval van nakoming door gelijktijdige toezending aan het Hof van de aan belanghebbenden toe te zenden stukken;
  • stelt het procesdossier, nadat de inspecteur het Hof heeft geïnformeerd over het al dan niet nakomen van hetgeen hiervoor is vermeld, ter beschikking van de kamer die de hoofdzaak behandelt, met dien verstande dat de stukken die door de inspecteur ongeschoond zijn verstrekt en waarvan met inachtneming van deze uitspraak geheimhouding gerechtvaardigd is, in een gesloten envelop tot het dossier behoort.

Gronden:

1. In de procedure over de hoofdzaak heeft de derde meervoudige belastingkamer van het Hof de inspecteur gelast een aantal nadere op de zaak betrekking hebbende stukken als bedoeld in art. 8:42 lid 1 Awb over te leggen. Tot die stukken behoort het logboek van het bij belanghebbende uitgevoerde boekenonderzoek.
2. De inspecteur heeft van het logboek een versie overgelegd waarbij gedeelten onleesbaar zijn gemaakt (de geschoonde versie). Hij verdedigt dat er gewichtige redenen zijn in de zin van art. 8:29 lid 1 Awb om de onleesbaar gemaakte gedeelten geheim te houden.
3. De derde meervoudige belastingkamer heeft de zaak vervolgens verwezen naar de zevende enkelvoudige belastingkamer (hierna ook: de geheimhoudingskamer) om het verzoek tot geheimhouding te beoordelen. De geheimhoudingskamer heeft daartoe de beschikking gekregen over een ongeschoonde versie van het logboek en heeft kennis genomen van het gehele dossier van de zaak.
4. In het logboek wordt volgens de eerste regels daarvan “Van elk overleg, contact etc. (zowel intern als extern) wordt vastgelegd met wie dit heeft plaatsgevonden en via welk medium. Dit geldt ook voor e-mail berichten.”
5.1.
De inspecteur heeft verzocht om geheimhouding in het logboek in het belang van privacy van individuele of groepen ambtenaren van de volgende passages:
- contact nummer 30, met datum 9 oktober 2017 (in de omschrijving van
het contact);
- contact nummer 31, met datum 1 november 2017 (in de omschrijving van
het contact);
- contact nummer 36, met datum 6 februari 2018 (in de omschrijving van
het contact);
- contact nummer 37, met datum 12 februari 2018 (in de logboekmutatie
en in de omschrijving van het contact);
- contact nummer 39, met datum 7 maart 2018 (in de omschrijving van het
contact waar de deelnemers van het overleg staan vermeld);
  • contact nummer 10, met datum 1 juni 2018 (in de logboekmutatie);
  • contact nummer 11, met datum 4 juni 2018 (in de logboekmutatie en in
de omschrijving van het contact); en
- contact nummer 12, met datum 12 juni 2018 (in de logboekmutatie en in
de omschrijving van het contact).
5.2.
De inspecteur heeft verzocht om geheimhouding in het logboek in het belang van een effectieve controle en controlestrategie van de volgende passages:
- contact nummer 39, met datum 7 maart 2018 (in de omschrijving van het
contact); en
- contact nummer 12, met datum 12 juni 2018 (in de omschrijving van het
contact).
5.3.
De inspecteur heeft verzocht om geheimhouding in het logboek van de volgende passages omdat daarbij sprake is van persoonlijke opvattingen/interne beraadslaging en intercollegiale toetsing:
- contact nummer 39, met datum 7 maart 2018 (in de omschrijving van het
contact); en
- contact nummer 12, met datum 12 juni 2018 (in de omschrijving van het
contact).
6. Het Hof stelt voorop dat nu vaststaat dat het logboek een op de zaak betrekking hebbend stuk is, het in beginsel aan de stukken van het geding moet worden toegevoegd. Het bepaalde in artikel 8:29 Awb biedt echter de mogelijkheid (delen van) een op de zaak betrekking hebbend stuk voor belanghebbende geheim te houden indien daartoe gewichtige redenen bestaan. Bij het geheimhouden voor belanghebbende van delen van het logboek moet de grootst mogelijke terughoudendheid worden betracht. Beslissend bij de beantwoording van de vraag of de inspecteur zich terecht op geheimhouding beroept is niet of die delen van het logboek voor de verdediging van het standpunt van belanghebbende noodzakelijk of essentieel zijn – dan zou zonder meer kennisneming dienen plaats te vinden – en ook niet of kennisneming door de belanghebbende voor de verdediging van zijn standpunt van belang zou kunnen zijn. Slechts indien de door de inspecteur voor geheimhouding aangevoerde redenen aanzienlijk zwaarder wegen dan het belang dat belanghebbende heeft bij onbeperkte kennisneming van de op de zaak betrekking hebbende stukken, is sprake van gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen.
De omstandigheid dat bepaalde passages uit een op de zaak betrekking hebbend stuk op grond van de Wet openbaarheid van bestuur niet openbaar hoeven te worden gemaakt is niet bepalend.
7.1.
Het Hof onderkent op zichzelf het belang van privacy. Dat belang gaat echter niet zover dat het zodanig zwaar weegt dat (voor)namen van belastingambtenaren met wie blijkens het logboek contact is geweest en die dus op enigerlei wijze een rol hebben gespeeld in of bij het onderzoek, voor belanghebbende reeds om die reden geheim zouden moeten blijven. Dat kan anders zijn als er bijzondere omstandigheden zijn die geheimhouding rechtvaardigen – te denken is bijvoorbeeld aan gerechtvaardigde angst voor intimidatie – maar degelijke omstandigheden zijn in het verzoek tot geheimhouding niet gesteld. Nu het voorts uitsluitend om de (voor)namen van de ambtenaren gaat, en niet ook om overige persoonlijke gegevens zoals telefoonnummers en adressen, ziet de geheimhoudingskamer in het door de inspecteur aangevoerde privacybelang in dezen geen gewichtige reden tot geheimhouding.
7.2.
De geheimhoudingskamer onderkent dat het belang van de effectiviteit van het door de Belastingdienst uit te oefenen toezicht op de naleving van de belastingwetten meebrengt dat passages die inzicht geven in de controlestrategie en die aan een effectieve controle in de weg zouden staan, indien ze bekend zouden worden gemaakt, geheim worden gehouden. Op basis hiervan is de geheimhoudingskamer van oordeel dat geheimhouding van de passages genoemd onder 5.2. aanzienlijk zwaarder weegt dan het belang van belanghebbende bij onbeperkte kennisneming van die passages.
7.3.
De geheimhoudingskamer onderkent voorts als gewichtige reden het belang dat de inspecteur in overleg met andere ambtenaren van de Belastingdienst in overleg moet kunnen treden en hij zijn gedachten onbelemmerd moet kunnen bepalen/vormen, zodat die gedachtenvorming, indien deze nog niet is afgerond, niet voor derden (belanghebbende) toegankelijk mag zijn. De inspecteur moet bij de uitoefening van zijn publieke taak zijn (proces)positie kunnen bepalen en daarbij komt hem een zekere ruimte toe, zonder dat dat bepalen en de in dat kader te maken afwegingen bij de wederpartij bekend worden. Naar het oordeel van de geheimhoudingskamer vormt deze zwaarwegende grond in dit geval voldoende reden om de passages aangeduid onder 5.3. geheim te houden. Het belang van de inspecteur bij geheimhouding van die passages – die overigens deels samen vallen met de passages genoemd onder 5.2. – weegt aanzienlijk zwaarder dan het belang van belanghebbende bij onbeperkte kennisneming van die passages.
Slotsom
8. De passages uit het logboek aangeduid onder 5.2. en 5.3. mogen geheim gehouden worden. De namen van de ambtenaren in de passages onder 5.1. niet. Het vorenoverwogene leidt tot het oordeel zoals onder Beslissing is opgenomen.
De uitspraak is gedaan op 20 april 2021 door mr. F.J.P.M. Haas, lid van de zevende enkelvoudige belastingkamer, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. J.H.E. Breman als griffier.
Tegen deze tussenuitspraak staat geen rechtsmiddel open.
(griffier) (lid van de belastingkamer)