Uitspraak
[verdachte]
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 september 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die eerder was veroordeeld door de politierechter in de rechtbank Noord-Holland op 10 maart 2021. De verdachte, geboren in 1971, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, maar op 27 september 2021 heeft haar advocaat, mr. M. Berbee, per e-mail laten weten dat het hoger beroep is ingetrokken. Zowel de verdachte als haar raadsman zijn niet verschenen op de zitting van het hof.
Het hof heeft vastgesteld dat, door de intrekking van het hoger beroep, de verdachte geacht moet worden haar eerder geformuleerde bezwaren tegen het vonnis van de politierechter in te trekken. Gezien het feit dat er geen rechtens te respecteren belang is gebleken dat zou pleiten voor nader onderzoek van de zaak, heeft het hof besloten om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het ingestelde hoger beroep. Dit besluit is genomen op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De beslissing van het hof is als volgt: de verdachte wordt niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Lolkema, in aanwezigheid van mr. S.K. van Eck, die als griffier fungeerde tijdens de zitting.