ECLI:NL:GHAMS:2021:4345

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 september 2021
Publicatiedatum
21 februari 2022
Zaaknummer
23-001144-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Smaadschrift tegen ambtenaar met betrekking tot e-mails en contactverbod

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van smaadschrift jegens [benadeelde], een hulpofficier van justitie, inspecteur en wijkagent van de politie te Amsterdam. De tenlastelegging betreft het verspreiden van e-mails waarin de verdachte [benadeelde] beschuldigt van onrechtmatig handelen en het 'pulsen' van zijn woning. De verdachte heeft in de periode van 1 augustus 2017 tot en met 23 september 2017 meerdere e-mails verzonden naar diverse ontvangers, waarin hij grievende beschuldigingen uitte aan het adres van [benadeelde]. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk de eer en goede naam van [benadeelde] heeft aangetast door deze beschuldigingen te verspreiden. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig verklaard aan smaadschrift, maar heeft geen straf opgelegd. In plaats daarvan is een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd in de vorm van een contactverbod voor de duur van vijf jaar. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding is toegewezen, waarbij de verdachte €500,00 aan immateriële schade en €294,00 aan proceskosten moet vergoeden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001144-20
datum uitspraak: 20 september 2021
VERSTEK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 september 2019 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-243344-17 (zaak A) en 13-164999-19 (zaak B) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1961,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
6 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de benadeelde partij naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak A:
primairhij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2017 tot en met 23 september 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk, door middel van verspreiding van (een) geschrift(en), de eer en/of de goede naam van [benadeelde] , hulpofficier van justitie, inspecteur en/of wijkagent van de politie te Amsterdam, gedurende en/of ter zake de rechtmatige uitoefening van de functie van die [benadeelde] als ambtenaar, heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft verdachte (telkens) met voormeld doel (een) geschrift(en), verspreid, te weten:
- een mail van 1 augustus 2017 aan voornoemde [benadeelde] en (CC aan) het (algemene mailadres van het) Openbaar Ministerie te Amsterdam en/of (het algemene mailadres van) deurwaarderskantoor [kantoor] en/of (meerdere) medewerkers van de politie Amsterdam (van het politiebureau Zuid Buitenveldert) en/of een medewerker van de rechtbank Amsterdam inhoudende:
‘geachte heer [benadeelde] ,
ik houd het nog steeds op dat u geen HOVJ bent en dus valsheid in geschrifte plaatsvond, misleiding partijen bij doorzoeking van mijn woning na binnentreding zonder mijn toestemming, zonder directe noodzaak (zonder machtiging B&W) en het vervolgens te pulsen*. de brief van 27 juli 2016 en PV van 1-8-2016 heeft u bezien en was akkoord met de inhoud,
* onvoorstelbaar wetende dat u voorzitter bent van Joods politienetwerk en zich met dit soort praktijken inlaat’, en/of
- een mail van 6 augustus 2017 aan (meerdere) medewerkers van de politie Amsterdam (van het politiebureau Zuid Buitenveldert) en/of (verschillende) medewerkers van het Openbaar Ministerie te Amsterdam en/of (meerdere) medewerkers van het Gerechtshof Amsterdam en/of een medewerker van de rechtbank Amsterdam en/of (het algemene mailadres van) deurwaarderskantoor [kantoor] en/of (het algemene mailadres van) de AFM en/of een of meer anderen inhoudende:
‘Er is sprake van roof(pulsen) o.l.v. de voorzitter Joods Politie-netwerk [benadeelde] .’, en/of
- een mail van 18 augustus 2017 aan (meerdere) medewerkers van de politie Amsterdam (van het politiebureau Zuid Buitenveldert) en/of (meerdere) medewerkers van het Openbaar Ministerie te Amsterdam en/of (meerdere) medewerkers van de rechtbank Amsterdam en/of een of meer anderen inhoudende:
‘een wijkagent ( [benadeelde] *) […]
* Voorzitter Joods politie netwerk die zich schuldig maakt aan het pulsen van mijn huis in mijn afwezigheid door het wegnemen en open boren van mijn (geld)kluis’, en/of
- een mail van 23 september 2017 aan voornoemde [benadeelde] en (CC aan) het (algemene mailadres van het) Openbaar Ministerie te Amsterdam en/of (meerdere) medewerkers van de politie Amsterdam (van het politiebureau Zuid Buitenveldert) en/of het (algemene mailadres van het) bewindsbureau rechtbank Amsterdam en/of en/of een of meer anderen inhoudende:
‘Geachte heer [benadeelde] , […]
Mijn huis is gepulst in juli 2016 en daar heeft u leiding aan gegeven als HOVJ.’
terwijl hij, verdachte, wist, dat dit/deze tenlastegelegde feit(en) in strijd met de waarheid was/waren.
subsidiairhij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2017 tot en met 23 september 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk een persoon genaamd [benadeelde] , hulpofficier van justitie, inspecteur en/of wijkagent van de politie te Amsterdam, gedurende en/of ter zake de rechtmatige uitoefening van de functie van die [benadeelde] als ambtenaar in het openbaar bij geschrift of bij afbeelding heeft beledigd, door (een) geschrift(en), te weten:
- een mail van 1 augustus 2017 aan voornoemde [benadeelde] en (CC aan) het (algemene mailadres van het) Openbaar Ministerie te Amsterdam en/of (het algemene mailadres van) deurwaarderskantoor [kantoor] en/of (meerdere) medewerkers van de politie Amsterdam (van het politiebureau Zuid Buitenveldert) en/of een medewerker van de rechtbank Amsterdam inhoudende:
‘geachte heer [benadeelde] ,
ik houd het nog steeds op dat u geen HOVJ bent en dus valsheid in geschrifte plaatsvond, misleiding partijen bij doorzoeking van mijn woning na binnentreding zonder mijn toestemming, zonder directe noodzaak (zonder machtiging B&W) en het vervolgens te pulsen*. de brief van 27 juli 2016 en PV van 1-8-2016 heeft u bezien en was akkoord met de inhoud,
* onvoorstelbaar wetende dat u voorzitter bent van Joods politienetwerk en zich met dit soort praktijken inlaat’, en/of
- een mail van 6 augustus 2017 aan (meerdere) medewerkers van de politie Amsterdam (van het politiebureau Zuid Buitenveldert) en/of (verschillende) medewerkers van het Openbaar Ministerie te Amsterdam en/of (meerdere) medewerkers van het Gerechtshof Amsterdam en/of een medewerker van de rechtbank Amsterdam en/of (het algemene mailadres van) deurwaarderskantoor [kantoor] en/of (het algemene mailadres van) de AFM en/of een of meer anderen inhoudende:
‘Er is sprake van roof(pulsen) o.l.v. de voorzitter Joods Politie-netwerk [benadeelde] .’, en/of
- een mail van 18 augustus 2017 aan (meerdere) medewerkers van de politie Amsterdam (van het politiebureau Zuid Buitenveldert) en/of (meerdere) medewerkers van het Openbaar Ministerie te Amsterdam en/of (meerdere) medewerkers van de rechtbank Amsterdam en/of een of meer anderen inhoudende:
‘een wijkagent ( [benadeelde] *) […]
* Voorzitter Joods politie netwerk die zich schuldig maakt aan het pulsen van mijn huis in mijn afwezigheid door het wegnemen en open boren van mijn (geld)kluis’, en/of
- een mail van 23 september 2017 aan voornoemde [benadeelde] en (CC aan) het (algemene mailadres van het) Openbaar Ministerie te Amsterdam en/of (meerdere) medewerkers van de politie Amsterdam (van het politiebureau Zuid Buitenveldert) en/of het (algemene mailadres van het) bewindsbureau rechtbank Amsterdam en/of en/of een of meer anderen inhoudende:
‘Geachte heer [benadeelde] , […]
Mijn huis is gepulst in juli 2016 en daar heeft u leiding aan gegeven als HOVJ.’
te verspreiden.
Zaak B:
primairhij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 10 januari 2019 tot en met 26 juni 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk, door middel van verspreiding van (een) geschrift(en), de eer en/of de goede naam van [benadeelde] , hulpofficier van justitie, inspecteur en/of wijkagent van de politie te Amsterdam, gedurende en/of ter zake de rechtmatige uitoefening van de functie van die [benadeelde] als ambtenaar, heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft verdachte (telkens) met voormeld doel (een) geschrift(en), verspreid, te weten:
- een mail van 22 juni 2019 aan onder meer de voornoemde [benadeelde] en/of (CC aan medewerkers van) het Openbaar Ministerie en/of de Gemeente Amsterdam en/of de politie Amsterdam en/of de rechtbank Amsterdam inhoudende onder meer:
‘Dan komen we bij het laatste traject en dat is een gekwalificeerde diefstal door groep ambtenaren van een van de hoogste categorieën. Te weten: valse order, valse sleutel, vals kostuum, met voorbedachte rade, in groepsverband, valsheid in geschrifte, valse aangifte (belediging), heling, afpersing.’
- een mail van 8 juni 2019 aan onder meer de raadsman van voornoemde [benadeelde] en/of (CC aan medewerkers van) het Openbaar Ministerie en/of de Gemeente Amsterdam en/of de politie Amsterdam en/of de rechtbank Amsterdam inhoudende onder meer:
‘Tenslotte merk ik op dat ik een schadevegoeding (gewalificeerde diefstal 27 Juli 2016 met [benadeelde] als hoofddader) heb ingediend bij het OM waarop ik niets meer heb vernomen. [benadeelde] trad op namens de burgemeester van Amsterdam (mr E. van der Laan) met tipgever [verdachte] . Kort voor die roof met afpersing had vd Laan [verdachte] nog een koninklijk lintje gegeven’ en/of
‘Het geroofde geld (vanaf 216.800,00 euro) is nooit bij ING [adres 2] gestort, dit zou FIU meldplichtig zijn, de verkrijging was onrechtmatig. De term pulsen was schot in de roos. Nu de gemeente Amsterdam nog steeds geen stukken kan tonen inzake de rechtmatige binnentreding woning met alle vervolgschade en mij van kastje naar de muur stuurt met tal van documenten die strafbaar valsheid in geschrifte zijn is sprake van pulsen 2.0’
- een mail van 25 april 2019 aan onder meer de politie Amsterdam en/of (CC aan medewerkers van) de Gemeente Amsterdam en/of de politie Amsterdam inhoudende onder meer:
‘Als [naam 1] niet over een beslagtitel beschikte was zijn hoedanigheid geen gerechtsdeurwaarder, dus is er sprake van een vals kostuum, dit geldt ook voor [benadeelde] . Daarbij merk ik op dat zowel de boven-als onderburen zijn misleid want die dachten dat daar rechtmatig gehandeld werd, agent in uniform, deurwaarder die zich legitimeerde, want zij deden navraag bij de groep mannen. Ook overburen waren getuigen van de Puls-actie’
- een mail van 4 april 2019 aan onder meer de voornoemde [benadeelde] en/of (CC aan medewerkers van) het Openbaar Ministerie en/of de Gemeente Amsterdam en/of de politie Amsterdam en/of de rechtbank Amsterdam inhoudende onder meer:
‘ [benadeelde] legt een valse verklaring af op 29 juli 2016’ en/of
‘De term pulsen heb ik gebruikt richting de opdrachtgever met Duitse schuilnaam [naam 2] die naar mijn mening TBS verdient, maar ook naar de groep mannen die kennelijk zonder titel een diefstal gaan plegen.’;
subsidiairhij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 10 januari 2019 tot en met 26 juni 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk een persoon genaamd [benadeelde] , hulpofficier van justitie, inspecteur en/of wijkagent van de politie te Amsterdam, gedurende en/of ter zake de rechtmatige uitoefening van de functie van die [benadeelde] als ambtenaar in het openbaar bij geschrift of bij afbeelding heeft beledigd, door (een) geschrift(en), te weten:
- een mail van 22 juni 2019 aan onder meer de voornoemde [benadeelde] en/of (CC aan medewerkers van) het Openbaar Ministerie en/of de Gemeente Amsterdam en/of de politie Amsterdam en/of de rechtbank Amsterdam inhoudende onder meer:
‘Dan komen we bij het laatste traject en dat is een gekwalificeerde diefstal door groep ambtenaren van een van de hoogste categorieën. Te weten: valse order, valse sleutel, vals kostuum, met voorbedachte rade, in groepsverband, valsheid in geschrifte, valse aangifte (belediging), heling, afpersing.’
- een mail van 8 juni 2019 aan onder meer de raadsman van voornoemde [benadeelde] en/of (CC aan medewerkers van) het Openbaar Ministerie en/of de Gemeente Amsterdam en/of de politie Amsterdam en/of de rechtbank Amsterdam inhoudende onder meer:
‘Tenslotte merk ik op dat ik een schadevegoeding (gewalificeerde diefstal 27 Juli 2016 met [benadeelde] als hoofddader) heb ingediend bij het OM waarop ik niets meer heb vernomen. [benadeelde] trad op namens de burgemeester van Amsterdam (mr E. van der Laan) met tipgever [verdachte] . Kort voor die roof met afpersing had vd Laan [verdachte] nog een koninklijk lintje gegeven’ en/of
‘Het geroofde geld (vanaf 216.800,00 euro) is nooit bij ING [adres 2] gestort, dit zou FIU meldplichtig zijn, de verkrijging was onrechtmatig. De term pulsen was schot in de roos. Nu de gemeente Amsterdam nog steeds geen stukken kan tonen inzake de rechtmatige binnentreding woning met alle vervolgschade en mij van kastje naar de muur stuurt met tal van documenten die strafbaar valsheid in geschrifte zijn is sprake van pulsen 2.0’
- een mail van 25 april 2019 aan onder meer de politie Amsterdam en/of (CC aan medewerkers van) de Gemeente Amsterdam en/of de politie Amsterdam inhoudende onder meer:
‘Als [naam 1] niet over een beslagtitel beschikte was zijn hoedanigheid geen gerechtsdeurwaarder, dus is er sprake van een vals kostuum, dit geldt ook voor [benadeelde] . Daarbij merk ik op dat zowel de boven-als onderburen zijn misleid want die dachten dat daar rechtmatig gehandeld werd, agent in uniform, deurwaarder die zich legitimeerde, want zij deden navraag bij de groep mannen. Ook overburen waren getuigen van de Puls-actie’
- een mail van 4 april 2019 aan onder meer de voornoemde [benadeelde] en/of (CC aan medewerkers van) het Openbaar Ministerie en/of de Gemeente Amsterdam en/of de politie Amsterdam en/of de rechtbank Amsterdam inhoudende onder meer:
‘ [benadeelde] legt een valse verklaring af op 29 juli 2016’ en/of
‘De term pulsen heb ik gebruikt richting de opdrachtgever met Duitse schuilnaam [naam 2] die naar mijn mening TBS verdient, maar ook naar de groep mannen die kennelijk zonder titel een diefstal gaan plegen.’.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof ten aanzien van de bewezenverklaring, de op te leggen maatregel en de vordering van de benadeelde partij tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Bewijsmiddelen

1. Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2017183143-1 van 28 augustus 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] . Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van
aangever [benadeelde][doorgenummerde pagina’s 4-7]:
Ik ben werkzaam bij de Politie Eenheid Amsterdam en vervul de functie van wijkagent in de wijk van het Basisteam Zuid-Buitenveldert. Buiten mijn functie van wijkagent ben ik in de rang van inspecteur ook hulpofficier van justitie en word hierdoor ook ingezet ter assistentie van bijvoorbeeld deurwaarders. Vorig jaar op 27 juli 2016 heb ik de deurwaarder [naam 1] geassisteerd bij een beslaglegging. Dit heeft toen plaatsgevonden op de [adres 1] bij dhr. [verdachte] . Ten tijde van mijn optreden was ik ter assistentie in de rol van hulpofficier van justitie die ik toen nog vervulde (certificaat is verlopen op 18 maart 2017). Bij de beslaglegging troffen wij, de deurwaarder [naam 1] en de deurwaarder [naam 3] , de medewerker van de sleutelspecialist van de firma [firma] en ik een kluisje aan onder de vloer. Dit kluisje dat een inhoud bleek te hebben van ruim 200.000 euro hebben de deurwaarders en ik veiliggesteld bij het deurwaarderskantoor in Amsterdam Zuidoost. We hebben gezamenlijk het geld geteld en afgeroomd
(het hof begrijpt: gestort)bij een bank op het [adres 2] in Amsterdam.
Ik werd door de gerechtsdeurwaarder [naam 3] gewaarschuwd dat dit misschien nog wel een staartje zou krijgen. Dhr. [naam 3] had namelijk eerdere ervaringen gehad met dhr. [verdachte] . Zijn ervaring was dat dhr. [verdachte] het nooit eens is met de gang van zaken. Hierdoor blijft hij de personen in kwestie benaderen door middel van klachten indienen, bellen en veelvuldig mailverkeer.
Op 3 februari 2017 ontving ik een mail van dhr. [verdachte] . In deze mail krijg ik een verzoek van dhr. [verdachte] of ik alle vragen schriftelijk wil beantwoorden en ondertekenen. Ik zag dat dhr. [verdachte] vragen geschreven had bij het proces-verbaal van verslaglegging welke door de deurwaarder is opgemaakt. Ik heb geprobeerd dhr. [verdachte] te bellen. Er is echter geen contact tot stand gekomen. Op 6 februari 2017 heb ik een mail teruggestuurd waarin ik heb geschreven dat ik mij kan vinden in het verslag dat is opgemaakt door de deurwaarder.
Hierna worden er door [verdachte] een aantal mails verstuurd die ik ook bij de aangifte zal voegen. Op 1 augustus 2017 heb ik wederom een mail ontvangen van [verdachte] .
Op 6 augustus 2017 heb ik wederom een mail ontvangen van [verdachte] . Deze mail is met een CC doorgestuurd aan diverse collega’s, medewerkers van justitie, de deurwaarder en een aantal mensen die ik niet ken. In deze mail schrijft de heer [verdachte] dat er sprake is van roof (pulsen) o.l.v. de voorzitter Jood Politie-netwerk [benadeelde] .
Op 25 (het hof begrijpt: 18) augustus 2017 kwam er weer een mail binnen van [verdachte] gericht aan diverse andere e-mailadressen.
Toen ik van een collega hoorde, die ook lid is van het Joods politie netwerk, wat ‘Pulsen’ betekende voelde ik mij in mijn eer en geweten diep en diep gekwetst. De collega legde mij uit dat er in de oorlog een firma Puls bestond. Deze firma ging na de razzia de woningen langs om alle waardevolle bezittingen ‘veilig te stellen’ en ‘in bewaring te houden’ totdat de betreffende familie weer terug zou komen. In werkelijkheid werden deze spullen toegeëigend door de firma Puls. Daar komt het woord ‘Pulsen’ vandaan. In de mail verwijst [verdachte] ook naar mijn voorzitterschap van het Joods politienetwerk. Door deze uitlatingen voel ik mij beledigd, diep gekwetst en mij in mijn eer en geweten aangetast. Er is een groot deel van mijn familie in de oorlog omgebracht wegens hun Joodse geloof. Door de uitlatingen van [verdachte] heeft hij tevens mijn goede naam en eer aangerand terwijl ik mijn werkzaamheden uitvoerde in uniformdienst als inspecteur van de politie, Operationeel Expert GGP (Gebieds Gebonden Politiezorg) wijkagent van de eenheid Amsterdam.
2. Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2017183143-4 van 25 september 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] . Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, de verklaring van
aangever [benadeelde][doorgenummerde pagina’s 9-10]:
Hierbij doe ik een aanvulling op mijn eerder gedane aangifte op 28 augustus 2017. Op 23 september 2017 heb ik wederom een email ontvangen van [verdachte] . Deze mail is gericht aan diverse collega’s van de politie maar ook aan medewerkers van het Openbaar Ministerie. In deze mail word ik beschuldigd van het ‘Pulsen’ van zijn woning. Ik heb een Joodse achtergrond en daarvan is [verdachte] op de hoogte. Ook trekt hij mijn integriteit in twijfel en spreekt dit uit tegenover andere collega’s en medewerkers van het OM. Ik voel mij in mijn eer en goede naam aangetast door deze uitlatingen. Ik zal een uitdraai van deze mails bijvoegen bij mijn aangifte.
3. Een geschrift, te weten een als bijlage bij bewijsmiddel 1 gevoegd emailbericht van [verdachte] ( [email 1] )
(het hof begrijpt: de verdachte)van 1 augustus 2017 aan [benadeelde] en CC aan AP-Amsterdam
(het hof begrijpt: het algemene mailadres van het Openbaar Ministerie te Amsterdam),[email 2] , [email 3]
(het hof begrijpt: het algemene mailadres van deurwaarderskantoor [kantoor] ),AMS-BT Zuid-Buitenveldert – Buurtregie
(het hof begrijpt: medewerkers van de politie Amsterdam van het politiebureau Zuid Buitenveldert),[naam 4] (Rechtbank Amsterdam)
(het hof begrijpt: een medewerker van de rechtbank Amsterdam), voor zover van belang inhoudend:
geachte heer [benadeelde] ,
ik houd het nog steeds op dat u geen HOVJ bent en dus valsheid in geschrifte plaatsvond,
misleiding partijen bij doorzoeking van mijn woning na binnentreding zonder mijn
toestemming, zonder directe noodzaak (zonder machtiging B&W) en het vervolgens te
pulsen*. de brief van 27 juli 2016 en PV van 1-8-2016 heeft u bezien en was akkoord
met de inhoud,
* onvoorstelbaar wetende dat u voorzitter bent van Joods politienetwerk en zich met dit soort praktijken inlaat
4. Een geschrift, te weten een als bijlage bij bewijsmiddel 1 gevoegd emailbericht van [verdachte] ( [email 1] )
(het hof begrijpt: de verdachte)van 6 augustus 2017 aan AMS – BT Zuid-Buitenveldert – Buurtregie
(het hof begrijpt: medewerkers van de politie Amsterdam van het politiebureau Zuid Buitenveldert),[benadeelde] , [email 3]
(het hof begrijpt: het algemene mailadres van deurwaarderskantoor [kantoor] ), [naam 1] , AP-Amsterdam
(het hof begrijpt: medewerkers van het Openbaar Ministerie te Amsterdam),[naam 5], [naam 6], [naam 7] (Hof Amsterdam), [naam 8] (Hof Amsterdam)
(het hof begrijpt: medewerkers van het Gerechtshof Amsterdam),[email 4], [email 5]
(het hof begrijpt: het algemene mailadres van de AFM), PP Servicedesk Nabestaanden, [naam 9], [email 6], [email 7], [naam 10], [naam 11] ([BV] B.V.), voor zover van belang inhoudend:
Nadat ik in het buitenland vernomen had van [naam 12] die op 27 juli 2016 mijn woning, [adres 1] bezocht en hij constateerde dat de woning was doorzocht en dat er geen kluis meer aanwezig was die onder de vloer aan draagbalken gehecht was en een brief van de deurwaarder in de woning aantrof waar hij mij de inhoud van voorlas heb ik mijn verblijf af moeten breken en heb ik een dure vliegreis naar Amsterdam moeten boeken. Daar trof ik inderdaad bewijs aan dat mijn gehele woning was doorzocht.
Omdat mij dit volstrekt onrechtmatig voorkwam wilde ik aangifte doen bij het politiebureau Houtmankade.
Een huiszoekingsbevel o.l.v. hulpofficier mag alleen met een machtiging tot binnentreden afgegeven door hovj, ovj, advocaat-generaal van het gerechtshof. Deze machtiging is mij tot op heden niet getoond. Deze machtiging mag enkel worden afgegeven bij een verdenking van een delict waarop een voorlopige hechtenis gesteld kan worden. Nu de heer [benadeelde] al heeft beweerd dat het een civiele zaak betrof en geen strafzaak heeft hij en de heren [naam 1] en [naam 3] en sleutelsmid onrechtmatig gehandeld. Er is sprake van huisvrede-breuk want ik heb geen toestemming gegeven voor een binnentreding en ook geen doorzoeking. De weggenomen kluis met inhoud is onrechtmatig verkregen en dit valt mijn inziens onder diefstal. Ik heb ook aangifte getracht te doen bij bureau Leijenberglaan in Amsterdam tegen de heer [benadeelde] . Dat bleek ook niet mogelijk. Ik wil hierbij nogmaals aangifte doen tegen heer [benadeelde] en copieer o.a. het OM, de heer [naam 1] en de heer [naam 5] van bureau Houtmankade in.
Er is sprake van roof(pulsen) o.l.v. de voorzitter Joods Politie-netwerk [benadeelde] .
5. Een geschrift, te weten een als bijlage bij bewijsmiddel 1 gevoegd emailbericht van [verdachte] ( [email 1] )
(het hof begrijpt: de verdachte)van 18 augustus 2017 aan [naam 5], AP-Amsterdam
(het hof begrijpt: medewerkers van het Openbaar Ministerie te Amsterdam),Bureau Nationale ombudsman, [email 2]
(het hof begrijpt: een medewerker van het Openbaar Ministerie te Amsterdam),[naam 10], [naam 13], [email 7]
(het hof begrijpt: een medewerker van de rechtbank Amsterdam), [naam 11] ([BV] B.V.), Klachtencoördinator Rechtbank (Amsterdam)
(het hof begrijpt: een medewerker van de rechtbank Amsterdam),[benadeelde] , AMS – BT Zuid-Buitenveldert – Buurtregie
(het hof begrijpt: medewerkers van de politie Amsterdam van het politiebureau Zuid Buitenveldert),voor zover van belang inhoudend:
In juni 2016 is er ook nog een illegale woningdoorzoeking bij mij geweest, buiten het OM om, met ook daar slechts een wijkagent ( [benadeelde] *). Ook daarvan weigerde u bureau aangifte op te nemen om de gepleegde woningdoorzoeking (met inzage in mijn financiële administratie) vast te stellen. Russische praktijken in Amsterdam.
* Voorzitter Joods politie netwerk die zich schuldig maakt aan het pulsen van mijn huis
in mijn afwezigheid door het wegnemen en open boren van mijn (geld)kluis.
6. Een geschrift, te weten een als bijlage bij bewijsmiddel 2 gevoegd emailbericht van [verdachte] ( [email 1] )
(het hof begrijpt: de verdachte) van23 september 2017 aan [benadeelde] en CC aan AMS – BT Zuid-Buitenveldert – Buurtregie ([email 8])
(het hof begrijpt: medewerkers van de politie Amsterdam van het politiebureau Zuid Buitenveldert),[naam 10] ([email 9]), AP-Amsterdam ([email 10])
(het hof begrijpt: het algemene mailadres van het Openbaar Ministerie te Amsterdam),[email 11], [naam 14] ([email 12]), Bewindsbureau (Rechtbank Amsterdam) ([email 13])
(het hof begrijpt: het algemene mailadres van het bewindsbureau rechtbank Amsterdam), voor zover van belang inhoudend:
Geachte heer [benadeelde] , […]
Mijn huis is gepulst in juli 2016 daar heeft u leiding aan gegeven als HOVJ.’
7. Een geschrift, te weten een brief van de advocaat te Amsterdam, mr. B. Newitt, van 27 juni 2019, gericht aan het arrondissementsparket Amsterdam, ter attentie van officier van justitie [naam 15], voor zover van belang inhoudend:
Edelachtbare heer [naam 15],
Met referte aan de lopende strafzaak tegen de heer [verdachte] met
parketnummer 13/243344-17 ziende op smaad(schrift) gepleegd tegen cliënt [benadeelde] in de periode van 1 augustus 2017 tot en met 23 september 2017, waarin u als Officier van Justitie optreedt, bericht ik u als volgt.
Gedurende het verloop van de vervolging heeft de heer [verdachte] opnieuw veelvuldig smaad(schrift) gepleegd jegens cliënt ter zake de ondersteunende werkzaamheden die cliënt als Hulpofficier van Justitie heeft verricht bij de tenuitvoerlegging van twee civiele vonnissen gewezen tegen de heer [verdachte] .
Namens cliënt [benadeelde] doe ik hierbij daarom een aanvullende aangifte van smaad(schrift), althans belediging, aangedaan aan een ambtenaar ter zake de rechtmatige uitoefening van zijn bediening gepleegd door de heer [verdachte] te Amsterdam, althans Nederland, in de periode van 10 januari 2019 tot en met 26 juni 2019.
Nieuwe strafbare gedragingen
Gedurende de betreffende periode heeft de heer [verdachte] een grote hoeveelheid mails verzonden aan een uitgebreide groep ontvangers. In een relevant deel van deze mails wordt door [verdachte] de eer en/of goede naam aangerand cliënt door hem onder meer (het plegen van, dan wel medeplegen van, dan wel medeplichtigheid aan) de volgende feiten te verwijten:
• (gekwalificeerde) diefstal;
• woninginbraak;
• heling;
• het doen van valse aangifte;
• het afleggen van een valse verklaring;
• het opmaken van valse stukken;
• beroving;
• het valselijk voeren van de titel van hulpofficier;
• plichtsverzuim;
• ambtsmisdrijf;
• afpersing;
Bijlagen van de e-mails waarin deze grievende verwijten worden gemaakt voeg ik als Bijlage 1. De aantijgingen aan het adres van cliënt zijn daarbij extra grievend omdat de heer [verdachte] , wetende dat cliënt de voorzitter is van het Joodse politienetwerk, in diens mails tevens bewoordingen blijft gebruiken als ‘pulsen’ en ‘kopgeld’, terwijl de heer [verdachte] , in ieder geval door diens kennisname van de stukken uit eerste aanleg van de lopende strafzaak, zich bewust is van het feit dat cliënt deze termen als uiterst grievend ervaart.
Cliënt is door de aantijgingen vervat in de e-mails in zijn eer en goede naam aangetast. De e-mails zijn aan een grote groep personen verzonden.
De heer [verdachte] is door verschillende partijen tevergeefs uitgelegd dat cliënt ten tijde van de inbeslagname een gecertificeerd hulpofficier was, en dat de inbeslagname en het binnentreden gebaseerd waren op twee tegen hem gewezen civiele vonnissen welken kennelijk vatbaar waren voor tenuitvoerlegging.
8. Een geschrift, te weten een als bijlage bij bewijsmiddel 7 gevoegd emailbericht van [verdachte] ( [email 1] )
(het hof begrijpt: de verdachte)van 4 april 2019 aan [email 14], [email 15], Regiebureau RC (Rechtbank Amsterdam) ([email 16])
(het hof begrijpt: de rechtbank Amsterdam),
[email 17], [email 18], [email 19]
(het hof begrijpt: de politie Amsterdam), voor zover van belang inhoudend:
De politie heeft mij pas op 1 april 2019 inzage gegeven in de gelakte mutatie van [benadeelde] die hij al op 29 juli 2016 had opgemaakt en op die dag was ik op het politie bureau Houtmankade waar ik aangifte wilde doen van inbraak en diefstal. De
politie houdt nu dus al bijna 3 jaar aangifte en strafrechtelijk onderzoek tegen, maar we ontkomen niet aan die aangifte en strafrechtelijk onderzoek omdat ik [benadeelde] aansprakelijk heb gesteld voor alle (vervolg) schade na de ontechtmatige
binnentreding.
Er wordt gesteld door [naam 1] en [benadeelde] (aangifte augustus 2017) en mutatie [benadeelde] een tegenstrijdig dan wel onvolledig betoog dat geld uit kluis, de eurobiljetten gestort (afgeroomd?) zouden zijn bij bank [adres 2] waar mijn naam
aan verbonden zou zijn. Navraag bij ING (AVG besluit) levert geen resultaat op dat er 216.800,00 euro op mijn naam als beslagene bewaard zou zijn.
Alles wijst erop dat [verdachte] de kluis met geld in zijn huis heeft gehouden en dat maakt het in zijn geheel tot een gekwalificeerde diefstal met de volgende kenmerken;
[benadeelde] legt een valse verklaring af op 29 juli 2016 dat "er reeds diverse juridische procedures zijn geweest bij rechter en dat [verdachte] blijft weigeren te betalen. Er zijn geen juridische procedures geweest en daar kunnen dus ook geen beslagtitels zijn ontstaan. En nogmaals er was niets, dus ook geen titel om binnen te treden in het civiele traject.
De term pulsen heb ik gebruikt richting de opdrachtgever met Duitse schuilnaam [naam 2] die naar mijn mening TBS verdient, maar ook naar de groep mannen
(het hof begrijpt: o.a. [benadeelde] )die kennelijk zonder titel een diefstal gaan plegen.
9. Een geschrift, te weten een als bijlage bij bewijsmiddel 7 gevoegd emailbericht van [verdachte] ( [email 1] )
(het hof begrijpt: de verdachte)van 25 april 2019 aan [email 20]
,[naam 16] ([email 21]), [naam 17] ([email 22]), [email 23], Schade Afdeling VGA ([email 24]), [naam 18] ([email 25]), [email 26], [email 18], [email 27], [email 19]
(het hof begrijpt: de politie Amsterdam),voor zover van belang inhoudend:
Als [naam 1] niet over een beslagtitel beschikte was zijn hoedanigheid geen gerechtsdeurwaarder, dus is er sprake van een vals kostuum, dit geldt ook voor [benadeelde] . Daarbij merk ik op dat zowel de boven-als onderburen zijn misleid want die dachten dat daar rechtmatig gehandeld werd, agent in uniform, deurwaarder die zich legitimeerde, want zij deden navraag bij de groep mannen. Ook overburen waren getuigen van de Puls-actie.
10. Een geschrift, te weten een als bijlage bij bewijsmiddel 7 gevoegd emailbericht van [verdachte] ( [email 1]
) (het hof begrijpt: de verdachte)van 8 juni 2019 aan [email 19]
(het hof begrijpt: de politie Amsterdam),[email 10]
(het hof begrijpt: medewerkers van het Openbaar Ministerie),[email 21]
,[email 24], [email 14], [email 23], [email 25], [email 28], voor zover van belang inhoudend:
Tenslotte merk ik op dat ik een schadevegoeding (gewalificeerde diefstal 27 Juli 2016 met [benadeelde] als hoofddader) heb ingediend bij het OM waarop ik niets meer heb vernomen. [benadeelde] trad op namens de burgemeester van Amsterdam (mr E. van der Laan) met tipgever [verdachte] . Kort voor die roof met afpersing had vd Laan [verdachte] nog een koninklijk lintje gegeven.
Het geroofde geld (vanaf 216.800,00 euro) is nooit bij ING [adres 2] gestort, dit zou FIU meldplichtig zijn, de verkrijging was onrechtmatig. De term pulsen was schot in de roos. Nu de gemeente Amsterdam nog steeds geen stukken kan tonen inzake de rechtmatige binnentreding woning met alle vervolgschade en mij van kastje naar de muur stuurt met tal van documenten die strafbaar valsheid in geschrifte zijn is sprake van pulsen 2.0.

Nadere bewijsoverwegingen

  • a) Ter terechtzitting in hoger beroep is aan de orde geweest dat in Van Dale, woordenboek voor de Nederlandse taal, als betekenis van het woord “pulsen” mede is vermeld: “huizen leeghalen (gebruikt tijdens WO II, naar de verhuisfirma Puls, die in opdracht van de bezetter door Joden achtergelaten huizen leeghaalde)”. Hierop gelet is het hof van oordeel dat ook in die berichten van de verdachte waarin de term pulsen zonder veel toelichting is gebruikt ter duiding van gedragingen van [benadeelde] , sprake is van telastlegging van een bepaald feit. En, dat die berichten ertoe strekten [benadeelde] naar maatschappelijke opvattingen bij het publiek in een ongunstig daglicht te stellen en daartoe ook geschikt waren.
  • b) Uit het dossier is het hof bekend dat [email 21], geadresseerde van diverse berichten van de verdachte, werkzaam is bij de gemeente Amsterdam. Onder meer op dit gegeven grondt het hof zijn vaststelling dat geadresseerden met een emailadres dat eindigt op [email 29] geacht mogen worden werkzaam te zijn bij de gemeente Amsterdam.
  • c) Naar het oordeel van het hof is in elk van de voormelde emailberichten sprake van één of meer duidelijk te onderkennen concrete gedragingen die de verdachte [benadeelde] aanwrijft. Ook stelt het hof vast dat de verdachte deze berichten telkens heeft verzonden met het kennelijke doel daaraan ruchtbaarheid te geven, zoals bedoeld in artikel 261 Wetboek van Strafrecht. Immers heeft de verdachte deze berichten telkens aan een bredere kring van betrekkelijk willekeurige derden verzonden. In zijn oordeel het hof daarbij betrokken dat de verdachte de berichten – met de inhoud zoals hierboven vastgesteld – telkens tegelijkertijd aan diverse geadresseerden binnen uiteenlopende organisaties heeft verzonden en deze telkens ook heeft gericht aan algemene mailadressen van (afdelingen) binnen die organisaties. De verzending van deze berichten aan [benadeelde] draagt bij aan de ernst van het smaadschrift nu [benadeelde] zich daardoor tegenover de andere geadresseerden direct in het defensief gedrongen kan hebben geweten.
  • d) De hiervoor vermelde bewijsmiddelen zijn – ook in hun onderdelen – telkens gebezigd tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° van het Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A primair en in zaak B primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:
primairhij op tijdstippen gelegen in de periode van 1 augustus 2017 tot en met 23 september 2017 in Nederland, telkens opzettelijk, door middel van verspreiding van een geschrift, de eer en de goede naam van [benadeelde] , inspecteur en wijkagent van de politie te Amsterdam, ter zake de rechtmatige uitoefening van de functie van [benadeelde] als ambtenaar, heeft aangerand door telastlegging van bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft verdachte telkens met voormeld doel een geschrift verspreid, te weten:
- een mail van 1 augustus 2017 aan voornoemde [benadeelde] en CC aan het algemene mailadres van het Openbaar Ministerie te Amsterdam en het algemene mailadres van deurwaarderskantoor [kantoor] en medewerkers van de politie Amsterdam van het politiebureau Zuid Buitenveldert en een medewerker van de rechtbank Amsterdam inhoudende:
‘geachte heer [benadeelde] ,
ik houd het nog steeds op dat u geen HOVJ bent en dus valsheid in geschrifte plaatsvond, misleiding partijen bij doorzoeking van mijn woning na binnentreding zonder mijn toestemming, zonder directe noodzaak (zonder machtiging B&W) en het vervolgens te pulsen*. de brief van 27 juli 2016 en PV van 1-8-2016 heeft u bezien en was akkoord met de inhoud,
* onvoorstelbaar wetende dat u voorzitter bent van Joods politienetwerk en zich met dit soort praktijken inlaat’, en
- een mail van 6 augustus 2017 aan medewerkers van de politie Amsterdam van het politiebureau Zuid Buitenveldert en medewerkers van het Openbaar Ministerie te Amsterdam en medewerkers van het Gerechtshof Amsterdam en het algemene mailadres van deurwaarderskantoor [kantoor] en het algemene mailadres van de AFM en anderen inhoudende:
‘Er is sprake van roof(pulsen) o.l.v. de voorzitter Joods Politie-netwerk [benadeelde] .’, en
- een mail van 18 augustus 2017 aan medewerkers van de politie Amsterdam van het politiebureau Zuid Buitenveldert en medewerkers van het Openbaar Ministerie te Amsterdam en de rechtbank Amsterdam en anderen inhoudende:
‘een wijkagent ( [benadeelde] *) […]
* Voorzitter Joods politie netwerk die zich schuldig maakt aan het pulsen van mijn huis in mijn afwezigheid door het wegnemen en open boren van mijn (geld)kluis’, en
- een mail van 23 september 2017 aan voornoemde [benadeelde] en CC aan het algemene mailadres van het Openbaar Ministerie te Amsterdam en medewerkers van de politie Amsterdam van het politiebureau Zuid Buitenveldert en het algemene mailadres van het bewindsbureau rechtbank Amsterdam en anderen inhoudende:
‘Geachte heer [benadeelde] , […]
Mijn huis is gepulst in juli 2016 daar heeft u leiding aan gegeven als HOVJ.’;

Zaak B:primairhij op tijdstippen gelegen in de periode van 4 april 2019 tot en met 8 juni 2019 in Nederland, telkens opzettelijk, door middel van verspreiding van een geschrift, de eer en de goede naam van [benadeelde] , inspecteur en wijkagent van de politie te Amsterdam, ter zake de rechtmatige uitoefening van de functie van [benadeelde] als ambtenaar, heeft aangerand door telastlegging van bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft verdachte telkens met voormeld doel een geschrift, verspreid, te weten:

- een mail van 8 juni 2019 aan medewerkers van het Openbaar Ministerie en de Gemeente Amsterdam en de politie Amsterdam inhoudende onder meer:
‘Tenslotte merk ik op dat ik een schadevegoeding (gewalificeerde diefstal 27 Juli 2016 met [benadeelde] als hoofddader) heb ingediend bij het OM waarop ik niets meer heb vernomen. [benadeelde] trad op namens de burgemeester van Amsterdam (mr E. van der Laan) met tipgever [verdachte] . Kort voor die roof met afpersing had vd Laan [verdachte] nog een koninklijk lintje gegeven’ en
‘Het geroofde geld (vanaf 216.800,00 euro) is nooit bij ING [adres 2] gestort, dit zou FIU meldplichtig zijn, de verkrijging was onrechtmatig. De term pulsen was schot in de roos. Nu de gemeente Amsterdam nog steeds geen stukken kan tonen inzake de rechtmatige binnentreding woning met alle vervolgschade en mij van kastje naar de muur stuurt met tal van documenten die strafbaar valsheid in geschrifte zijn is sprake van pulsen 2.0’
- een mail van 25 april 2019 aan medewerkers van de Gemeente Amsterdam en de politie Amsterdam inhoudende onder meer:
‘Als [naam 1] niet over een beslagtitel beschikte was zijn hoedanigheid geen gerechtsdeurwaarder, dus is er sprake van een vals kostuum, dit geldt ook voor [benadeelde] . Daarbij merk ik op dat zowel de boven-als onderburen zijn misleid want die dachten dat daar rechtmatig gehandeld werd, agent in uniform, deurwaarder die zich legitimeerde, want zij deden navraag bij de groep mannen. Ook overburen waren getuigen van de Puls-actie’
- een mail van 4 april 2019 aan medewerkers van de Gemeente Amsterdam en de politie Amsterdam en de rechtbank Amsterdam inhoudende onder meer:
‘ [benadeelde] legt een valse verklaring af op 29 juli 2016’ en
‘De term pulsen heb ik gebruikt richting de opdrachtgever met Duitse schuilnaam [naam 2] die naar mijn mening TBS verdient, maar ook naar de groep mannen die kennelijk zonder titel een diefstal gaan plegen.’.
Hetgeen in zaak A primair en in zaak B primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. Opmerking verdient daarbij dat het hof met de advocaat-generaal van oordeel is dat het bewijs voor laster, zoals in zaak A mede tenlastegelegd, ontbreekt en dat het in de tenlastelegging van zaak B bedoelde emailbericht van 22 juni 2019 onvoldoende samenhang vertoont om dit te kunnen aanmerken als smaadschrift waarmee de eer en goede naam van [benadeelde] is aangerand.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, beschouwd in samenhang met de daaraan toegevoegde bewijsoverwegingen.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A primair en in B primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A primair en in zaak B primair bewezenverklaarde levert op:
telkens: smaadschrift, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in zaak A primair en in zaak B primair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van maatregel

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A primair en in zaak B primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 1.200,00 subsidiair twintig dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte niet mag mailen over [benadeelde] naar die [benadeelde] en naar anderen. Daarnaast heeft de advocaat-generaal de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht gevorderd, inhoudende een contactverbod ten aanzien van [benadeelde] voor de duur van vijf jaren. Bij iedere overtreding van de maatregel dient één week vervangende hechtenis te worden opgelegd.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft zich in 2017 en 2019 meermalen schuldig gemaakt aan smaadschrift jegens aangever [benadeelde] door e-mails te versturen naar een ruime kring van betrekkelijk willekeurige derden met diverse beschuldigingen aan het adres van [benadeelde] . De beschuldiging van het ‘pulsen’ van de woning van de verdachte door [benadeelde] staat daarin centraal. Dit betreft een ongegronde aantijging met betrekking tot de normale en rechtmatige uitoefening van het werk van [benadeelde] als, destijds, hulpofficier van justitie. De verdachte heeft klaarblijkelijk beoogd zijn ongerief in voor [benadeelde] bijzonder kwetsende bewoordingen te vervatten, door te kiezen voor het gebruik van het woord pulsen, waarvan de betekenis hierboven is besproken. Door aldus te handelen heeft de verdachte de eer en goede naam van aangever geschonden.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 augustus 2021 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld. Over de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte is het hof niet veel bekend, zij het dat uit het dossier een beeld oprijst van iemand met
persoonlijkheidsproblematiek. Dat beeld wordt bevestigd door de met stukken ondersteunde mededeling ter terechtzitting in hoger beroep van de aangever en zijn raadsman dat de verdachte tot op heden doorgaat met het, met grote frequentie, zenden van e-mails aan en over de aangever aan diverse anderen.
In het licht van het vorenstaande ziet het hof, anders dan de advocaat-generaal, in het bijzonder gelet op de persoonlijkheid van de verdachte, geen aanleiding tot het opleggen van een straf. Het hof ziet wel aanleiding om een vrijheidsbeperkende maatregel in de vorm van – kort gezegd – een contactverbod zoals bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten. De verdachte dient zich te onthouden van het sturen van e-mails en/of andere berichten met betrekking tot aangever [benadeelde] aan derden, waaronder in het bijzonder medewerkers van het openbaar ministerie, de politie, de rechtbank Amsterdam en de gemeente Amsterdam. Ook dient de verdachte zich te onthouden van het sturen van e-mails en/of andere berichten aan [benadeelde] .
Gelet op de aard en de duur van de bewezenverklaarde gedragingen, de veronderstelde persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte en het feit dat hij zijn gedragingen tot op heden heeft voortgezet, is het hof van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en zich belastend zal gedragen jegens onder anderen de aangever. Om die reden zal het hof bevelen dat de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht dadelijk uitvoerbaar is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 500,00 aan immateriële schade en € 768,00 aan proceskosten. De benadeelde partij is in de vordering bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering, met dien verstande dat de gevorderde proceskosten, die zien op de kosten van rechtsbijstand overeenkomstig het liquidatietarief, worden gematigd tot een bedrag van € 294,00.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, zowel wat betreft de immateriële schade als wat betreft de proceskosten.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak A primair bewezenverklaarde en in zaak B primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden, nu hij in zijn eer en goede naam is geschaad, zoals bedoeld in artikel 6:106, eerste lid aanhef en onder b, BW. Het hof zal de omvang van de immateriële schade naar maatstaven van billijkheid vaststellen op € 500,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal een bedrag ad € 294,00 ter zake van proceskosten toewijzen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 38v, 38w, 57, 261 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A primair en in zaak B primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak A primair en in zaak B primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 3 jaren:
- zich onthoudt van het sturen van e-mails en/of andere berichten met betrekking tot [benadeelde] aan derden, waaronder in het bijzonder medewerkers van het openbaar ministerie, de politie, de rechtbank Amsterdam en de gemeente Amsterdam;
- zich onthoudt van het sturen van e-mails en/of andere berichten aan [benadeelde] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 3 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het zaak A primair bewezenverklaarde en in B primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
294,00 (tweehonderdvierennegentig euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde] , ter zake van het in zaak A primair bewezenverklaarde en in zaak B primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 10 (tien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 8 juni 2019.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. F.M.D. Aardema en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. S.L.D. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
20 september 2021.
Mr. A. Dantuma-Hieronymus is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]