In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1964, werd beschuldigd van het in strijd handelen met de Regeling natuurbescherming door opzettelijk twee riemen van pythonleer in de Europese Gemeenschap binnen te brengen zonder de vereiste invoervergunning. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 25 oktober 2019 op de luchthaven Schiphol arriveerde met deze riemen in zijn bagage. Ondanks dat de verdachte stelde niet op de hoogte te zijn van de invoereisen, oordeelde het hof dat dit niet relevant was voor de bewijsvoering van opzet. Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kon worden verklaard, maar oordeelde ook dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De economische politierechter had de verdachte vrijgesproken, maar het hof vernietigde dit vonnis en verklaarde het bewezenverklaarde strafbaar. Echter, gezien de omstandigheden, waaronder het feit dat de verdachte dacht dat hij de riemen rechtmatig had verkregen, besloot het hof geen straf of maatregel op te leggen en gelastte de teruggave van de riemen aan de verdachte.