ECLI:NL:GHAMS:2021:4337

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 juli 2021
Publicatiedatum
21 februari 2022
Zaaknummer
23-000331-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake witwassen van geldbedragen en horloges

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1967, was aangeklaagd voor witwassen van twee geldbedragen van respectievelijk €30.000 en €27.370, alsook voor het witwassen van twee horloges van het merk Rolex. De tenlastelegging betrof handelingen die plaatsvonden op 16 oktober 2018 en 24 december 2018 in Amsterdam. De verdediging stelde dat de verdachte de bedragen en horloges had verworven in het kader van een zakelijke transactie, maar het hof oordeelde dat de verdachte niet voldoende bewijs had geleverd voor de legale herkomst van de gelden en goederen. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarbij het hof de ernst van het witwassen en het strafblad van de verdachte in overweging nam. Het hof benadrukte dat witwassen een ernstig misdrijf is dat de integriteit van de legale economie aantast.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000331-20
datum uitspraak: 22 juli 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 28 januari 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-845003-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
ter terechtzitting opgegeven adres: (op woensdag, vrijdag, zaterdag en zondag) [adres 1] en (op maandag, dinsdag en donderdag) [adres 2].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 juli 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op 16 oktober 2018 en/of op of omstreeks 24 december 2018 in Amsterdam, althans in Nederland, zich tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, schuldig heeft gemaakt aan witwassen, althans aan schuldwitwassen,
immers heeft hij, verdachte,
(telkens) één of meer voorwerp(en), althans enig(e) voorwerp(en), te weten
- één / (meerdere) (contante) geldbedrag(en) van 30.000 euro (transactie 16 oktober 2018) en/of 27.370 euro (transactie 24 december 2018), althans enig(e) geldbedrag(en), verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van dat/die geldbedrag(en) gebruik gemaakt,
en/of
- ( (een) / (meerdere) horloge(s) (van het merk Rolex (DOC-002, DOC-003)), verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van dat/die horloge(s) gebruik gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dit/die (contante) geldbedrag(en) en/of dit/die horloge(s), geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsmotivering

Standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging vrijspraak bepleit van het aan de verdachte ten laste gelegde witwassen van het geldbedrag van € 27.370,- en het daarmee aangekochte horloge. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de transactie van 24 december 2018 de verrekening van een openstaande factuur betrof. Ter onderbouwing van die stelling heeft de verdediging gewezen op een in eerste aanleg overgelegde e-mailconversatie tussen de verdachte en een klant van diens onderneming [onderneming], in welke conversatie die klant de verdachte verzoekt een door hem besteld horloge te accepteren als betaling van de voornoemde factuur. Deze verklaring van de verdachte over de herkomst van (een gedeelte van) het geld en het horloge is concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk, zodat het op de weg van het openbaar ministerie lag om daarnaar onderzoek te doen. Nu het openbaar ministerie dit heeft nagelaten, dient de verdachte van dit gedeelte van de tenlastelegging te worden vrijgesproken, aldus de verdediging.
Oordeel van het hof
Het hof stelt voorop dat indien bij een verdenking ter zake van witwassen niet mogelijk blijkt een concreet brondelict aan te wijzen, witwassen desalniettemin kan worden bewezen geacht, indien het op grond van feiten en omstandigheden niet anders kan dan dat de onderhavige voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Het ligt op de weg van het openbaar ministerie bewijs aan te dragen waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen blijken. Indien het openbaar ministerie zich van die taak heeft gekweten en aldus een vermoeden van witwassen is gerezen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de ten laste gelegde voorwerpen. Om het vermoeden van witwassen te kunnen weerspreken, dient een dergelijke verklaring concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Als het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld en de goederen. Uit de resultaten van dat onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en de goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
16 oktober 2018
De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen het oordeel van de rechtbank dat de verdachte op 16 oktober 2018 een horloge heeft witgewassen. De verdachte heeft, aldus de verdediging, dit horloge voor een autohandelaar betaald en opgehaald. Het hof zal het witwassen van het geldbedrag van € 30.000 en het op 16 oktober 2018 gekochte horloge bewezen verklaren.
24 december 2018
De verdachte heeft op 8 november 2018 tijdens de zitting bij de rechtbank Amsterdam in het kader van een andere strafzaak (IJsberg 51605) verklaard dat hij kampte met een schuldenlast van ruim € 4 miljoen en dat hij met klussen ongeveer € 1.900,- netto per maand verdiende. Ondanks zijn slechte financiële situatie heeft de verdachte op 24 december 2018 een tweede Rolex-horloge gekocht voor het aankoopbedrag van € 27.370,-. Van dat bedrag is € 23.000,- door middel van een spoedoverboeking giraal overgemaakt vanaf een bankrekening die op naam staat van de rechtspersoon [BV] B.V. De verdachte heeft het restant van het bedrag in de winkel gepind.
Het hof overweegt dat het ongebruikelijk is dat een horloge wordt gekocht om daarmee een openstaande factuur van een rechtspersoon te voldoen. De verdachte heeft in dit verband verklaard dat hij een periode toegang heeft gehad tot de bankrekening van [BV] B.V. via internetbankieren. Een aannemelijke verklaring van de verdachte, waarom hij kon beschikken over de bankrekening van deze vennootschap, waarvan zijn bedrijf naar eigen zeggen geld te vorderen had, ontbreekt. Daarnaast past de koop van een dergelijk luxe artikel niet bij de slechte financiële situatie waarin de verdachte ten tijde van de aankoop verkeerde. Daarbij komt dat de verdachte een betrekkelijk korte periode nadat hij één Rolex-horloge heeft gekocht, over welke aankoop hij wisselend en leugenachtig heeft verklaard, nóg een Rolex-horloge heeft gekocht. Het voorgaande rechtvaardigt zonder meer een vermoeden van witwassen van een geldbedrag van € 27.370,- en van het horloge, zodat het aan de verdachte is hiervoor een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring te geven.
Naar het oordeel van het hof is de verdachte er niet in geslaagd een dergelijke verklaring te geven. Zoals ook reeds door de politierechter is geconstateerd, zijn de data in de overgelegde e-mailconversatie inconsistent, waardoor het vermoeden ontstaat dat het stuk niet authentiek is. Dit geldt temeer nu uit de e-mailwisseling volgt dat een bedrag van € 36.850,- openstond, die de klant kennelijk met een overboeking van een veel minder groot bedrag, te weten € 23.000,-, hoopte te verrekenen. Verder strookt de verklaring zoals die uit de e-mail van de klant van 21 december 2018 blijkt niet met de feiten. Zo stelt de klant € 28.000,- te zullen aanbetalen, terwijl daadwerkelijk € 23.000,- is overgeboekt, en wordt in de e-mail beweerd dat hij op 21 december 2018 privé al een gedeelte had aanbetaald, terwijl uit de stukken blijkt dat eerst op 24 december 2018 sprake was van een overboeking van € 23.000,-. De verdachte heeft ten slotte zijn verklaring niet op een andere wijze onderbouwd, door bijvoorbeeld het overleggen van een stuk waaruit zou volgen dat de vordering van het bedrijf van de verdachte op voornoemde klant is voldaan.
Nu de verklaring van de verdachte over de herkomst van het geldbedrag en het horloge niet voldoende concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is, was het openbaar ministerie niet gehouden nader onderzoek te doen, zodat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend is bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 oktober 2018 en op of omstreeks 24 december 2018 in Amsterdam, althans in Nederland, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen,
immers heeft hij, verdachte,
telkens voorwerpen, te weten
- geldbedragen van 30.000 euro (transactie 16 oktober 2018) en 27.370 euro (transactie 24 december 2018), verworven en/of voorhanden gehad en omgezet en van die geldbedragen gebruik gemaakt,
en
- horloges van het merk Rolex, verworven en voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij, verdachte, wist dat die geldbedragen en die horloges, geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
de voortgezette handeling van witwassen.
meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van twee geldbedragen en twee horloges. Witwassen is een zeer ernstig en schadelijk misdrijf, enerzijds omdat het de integriteit van de (internationale) legale economie en het financieel verkeer in aanzienlijke mate aantast en anderzijds omdat het veelal het sluitstuk vormt van andersoortige criminaliteit. Door de opbrengsten van misdrijven te gebruiken in de legale economie worden die misdrijven bovendien aan het zicht van justitie onttrokken. Daarbij komt dat de verdachte blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 juni 2021 eerder ter zake van witwassen onherroepelijk is veroordeeld. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw de fout in te gaan. Dit neemt het hof de verdachte kwalijk. Mede gelet op de omvang van het bedrag dat is gemoeid het witwassen en het strafblad van de verdachte, is het hof van oordeel dat geen andere straf passend is dan een gevangenisstraf.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 56, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S.M.M. Bordenga, mr. A.P.M. van Rijn en mr. I.M.A. Hinfelaar, in tegenwoordigheid van mr. M.E. van Rijn-Tonino, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 juli 2021.
Mr. S.M.M. Bordenga en mr. I.M.A. Hinfelaar zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]