Op 26 mei 2021 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 17 september 2020 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die beschuldigd werd van diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, gepleegd door twee of meer verenigde personen, en verduistering. De feiten vonden plaats op 18 juli 2020 te Amsterdam. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de beslissing ter zake van een ander tenlastegelegde feit. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep voor het overige vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit van verduistering, maar is wel veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden. Tevens heeft het hof de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toegewezen, waardoor de verdachte een eerder opgelegde vrijheidsstraf van 168 dagen alsnog moet ondergaan. De uitspraak is gedaan door mr. H.M.J. Quaedvlieg, in bijzijn van griffier mr. M.E. de Waard.