ECLI:NL:GHAMS:2021:4290

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 januari 2021
Publicatiedatum
25 januari 2022
Zaaknummer
23-001721-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzetheling van een gestolen fiets

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die beschuldigd werd van opzetheling van een gestolen fiets. De verdachte had de fiets op 9 april 2020 geprobeerd te verkopen, terwijl deze op 20 maart 2020 was gestolen. Tijdens de terechtzitting verklaarde de verdachte dat hij de fiets twee maanden voor de verkoop had gekocht, maar kon geen concrete details geven over de verkoper of de aankoop. De advocaat-generaal voerde aan dat de verdachte op de hoogte moest zijn van de gestolen herkomst van de fiets, gezien de inconsistenties in zijn verklaringen. De raadsheer concludeerde dat de verdachte niet de waarheid had gesproken over de verwerving van de fiets en dat hij opzetheling had gepleegd. Het hof oordeelde dat de verdachte wist dat de fiets een misdadige herkomst had en dat zijn verklaring niet geloofwaardig was. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 500, met als alternatief 10 dagen hechtenis.

Uitspraak

proces-verbaal terechtzitting
GERECHTSHOF AMSTERDAM
datum arrest 27 januari 2021
parketnummer hoger beroep 23-001721-20
parketnummer eerste aanleg 13-098274-20
datum vonnis eerste aanleg 10 augustus 2020
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, enkelvoudige kamer, op
27 januari 2021.
Tegenwoordig:
mr. H.A. van Eijk, raadsheer,
en M.E. de Waard, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. A.C. Bijlsma, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op vragen van de raadsheer te zijn:
[verdachte] ,
geboren op [geboorteplaats] 1997 te [geboortedag] ,
wonende op het adres [adres 1] .
Als raadsvrouw van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. E. de Witte, advocaat te Amsterdam.
De raadsheer vermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mede dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
De advocaat-generaal draagt de zaak voor.
De raadsheer deelt mede dat het verlof, als bedoeld in artikel 410a van het Wetboek van Strafvordering, wordt verleend.
De verdachte, namens wie hoger beroep is ingesteld, wordt onmiddellijk na de voordracht van de advocaat-generaal in de gelegenheid gesteld mondeling zijn bezwaren tegen het vonnis op te geven. Hij zegt dat hij ten onrechte is veroordeeld.
De raadsheer deelt mondeling mede de korte inhoud van de stukken van het dossier in deze strafzaak.
De raadsheer maakt melding van het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 januari 2021. Dit stuk wordt aan het dossier gevoegd.
De verdachte, door de raadsheer met inachtneming van het bepaalde in de desbetreffende artikelen van het Wetboek van Strafvordering ondervraagd, verklaart:
Ik heb de fiets gekocht via [website 1] . Ik heb de fiets, 2 maanden voordat ik deze probeerde te verkopen aan de politiemensen, gekocht en geleverd gekregen in de buurt waar mijn ouders wonen, aan de [adres 2] . Ik maakte bij dit adres ook een afspraak om de fiets te verkopen onder de naam [naam] . Ik heb een andere naam gebruikt als verkooptechniek. Ik wilde de fiets op dezelfde plek verkopen als dat ik hem gekocht had. Het kan inderdaad zo zijn dat foute dingen via [website 1] worden verkocht vanaf de straat en niet vanuit huis, maar daarvan was in mijn geval geen sprake. Het kan zo zijn dat ik bij de verkoop gezegd heb dat ik de fiets een jaar daarvoor had gekocht en dat er maar 400 kilometer op de teller stond. Dit zijn allemaal verkooptechnieken. Zeggen dat jij de eerste eigenaar bent en dat er minder kilometers op de teller staan is aantrekkelijker dan zeggen dat de fiets al 4 eigenaren heeft gehad. Ik heb er bij de verkoop gewoon een heel mooi verhaal van gemaakt. U vraagt mij naar details van mijn aankoop van de fiets. Die kan ik u niet geven, ook niet hoe die persoon zich noemde en hoe hij er uit zag, of contactgegevens. U vraagt mij nogmaals hoe lang ik de fiets al in mijn bezit had voordat ik werd aangehouden. Wat ik zei, 2 maanden.
U vraagt mij hoe het kan dat de fiets 2 maanden voor de geplande verkoop door mij is gekocht, nu uit het dossier blijkt dat de fiets op 20 maart 2020 is gestolen en op 9 april 2020 zou worden verkocht. Dat kan toch? Ik was er niet bij toen de fiets gestolen werd. Het is allemaal verkooppraat geweest. Misschien heb ik mij vergist in wat data, het is een paar maanden geleden gebeurd.
De advocaat-generaal deelt desgevraagd mede geen behoefte te hebben aan het stellen van verdere vragen.
De raadsvrouw vraagt aan de verdachte of hij bij het kopen van de fiets vragen heeft gesteld en of het zo kan zijn dat hij de fiets heeft gekocht rond 30 maart 2020. De raadsvrouw overlegt daartoe een printscreen, waarvan zij stelt dat deze gemaakt is met de telefoon van de verdachte. Op deze printscreen is te zien dat op 30 maart 2020 is gezocht op het serienummer van de fiets via [website 2] . Het document wordt in het dossier gevoegd.
De verdachte verklaart:
Ik heb gevraagd of de fiets gestolen was toen ik deze kocht. De verkoper zei dat dit niet zo was. Ik heb geen bonnetje van de aanschaf van de fiets. Ik kan u evenmin verder details vertellen over de verkoper. Ik heb de fiets gecontroleerd zoals elke andere Nederlander dat zou doen en ik heb gekeken op [website 2] . Dit is een website van de overheid. Als de overheid zelf heeft opgegeven via de site dat de fiets niet gestolen is, dan weet ik ook niet wat ik nog meer had kunnen doen. Ik heb op deze site gekeken meteen nadat ik de fiets had gekocht. Het zou kunnen dat ik de fiets rond 30 maart 2020 heb gekocht.
De raadsheer vraagt de verdachte of hij deze printscreen ook aan de politierechter heeft laten zien.
De verdachte verklaart dat dit het geval is.
De raadsvrouw deelt mede dat de verdachte bij de politierechter heeft verklaard dat hij de fiets 1 tot 2 weken heeft gekocht voordat hij deze heeft verkocht.
De raadsvrouw vraagt aan de verdachte of hij de persoon van wie hij de fiets heeft gekocht, kan omschrijven.
De verdachte verklaart:
De verkoper zag eruit als een nette, vriendelijke meneer. Hij was blank en kwam vertrouwd over. Ik vroeg normale vragen en hij antwoordde vriendelijk. Ik kreeg niet het idee dat het niet goed zat.
De raadsheer bespreekt de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het de verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie van 19 januari 2021 en merkt op dat de verdachte 2 uur in verzekering heeft doorgebracht.
De verdachte verklaart:
Ik woon alleen. Ik werk op [baan] . Mijn inkomen is afhankelijk van het aantal uren dat ik werk. Ik verdien gemiddeld € 2.000 netto per maand. Ik werk sowieso 40 uren, maar ik werk eigenlijk altijd meer. Ik ben getrouwd en ik heb geen kinderen. Ik gebruik geen medicijnen, heb geen verslavingen en geen schulden. Ik heb mijn Verklaring Omtrent Gedrag hard nodig voor mijn baan. De onzin waarvoor ik hier vandaag zit, zou ik nooit doen. Ik wist niet dat de fiets gestolen was. Als ik dit had geweten, had ik dit nooit gedaan. Ik werk al een hele lange tijd op [baan] , het zou zonde zijn als een veroordeling ertoe leidt dat dat niet meer kan.
De advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte delen mede geen behoefte te hebben aan het stellen van verdere vragen over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De advocaat-generaal voert het woord voor zijn requisitoir en leest de vordering voor. Deze wordt aan het gerechtshof overgelegd en aan het dossier gevoegd. De advocaat-generaal deelt in dit verband mede:
Het feit kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. Uit pagina 35 van het procesdossier blijkt dat de verdachte de fiets op 9 april 2020 heeft proberen te verkopen via een pseudokoop. Uit de aangifte blijkt dat de fiets op 20 maart 2020 is gestolen uit een woning in Amsterdam. De verdachte verklaart verschillend. De ene keer heeft hij het over dat hij de fiets 2 maanden voor de verkoop heeft gekocht en de andere keer heeft hij het over een jaar. Het feit dat de verdachte kennelijk op 30 maart 2020 heeft gekeken op [website 2] vrijwaart hem niet. Misschien bedacht hij op 30 maart 2020 wel dat hij de fiets wilde verkopen en wilde hij nog even controleren of de fiets niet als gestolen was opgegeven. De verdachte heeft het vaak over verkooptechnieken. Ik geloof hier niets van, de verdachte probeert zich eruit te draaien. Hij heeft een strafblad. Ik hoor de verdachte zeggen dat zijn Verklaring Omtrent Gedrag in gevaar komt. Tot nu toe heeft zijn strafblad kennelijk wat dat betreft geen probleem opgeleverd. Ik zie geen reden om af te wijken van de straf die door de rechter in eerste aanleg is opgelegd en ik zal dan ook vorderen dat de verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van € 500, bij niet betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis.
De raadsvrouw voert het woord tot verdediging en doet dit aan de hand van haar pleitnotities. Deze pleitnotities worden aan het hof overgelegd en in het dossier gevoegd. In aanvulling daarop voert de raadsvrouw op pagina 3 bij de door de griffier aangeduide asterisk aan:
Ik hoor de advocaat-generaal zeggen dat mijn cliënt op [website 2] heeft gekeken om te controleren of de fiets als gestolen was opgegeven voordat hij deze wilde verkopen. Als hij op 30 maart 2020 heeft gekeken, is het dan niet wat oenig om 7-8 dagen te wachten met de verkoop van de fiets? Het zou aannemelijker zijn dat mijn cliënt de dag vóór de verkoop op [website 2] heeft gekeken.
De advocaat-generaal wordt in de gelegenheid gesteld andermaal het woord te voeren in repliek, maar hij geeft te kennen dat hij hiervan geen gebruik wenst te maken.
Aan de verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken, maar hij geeft te kennen dat hij hiervan geen gebruik wenst te maken.
De raadsheer verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede om 14.00 uur vandaag mondeling arrest te zullen wijzen.
De verdachte en de raadsvrouw geven aan dat zij niet bij de uitspraak zullen zijn. De raadsheer zegt toe dat hij vanmiddag per e-mail aan de raadsvrouw de essentie van het mondelinge arrest zal laten doorgeven.
De raadsheer geeft aan verdachte kennis dat hij binnen 14 dagen beroep in cassatie kan instellen tegen het te wijzen arrest en maakt hem opmerkzaam op zijn recht om later vandaag ter terechtzitting van dat recht afstand te doen.
De raadsheer spreekt om 14.00 uur het arrest uit ter openbare terechtzitting en heeft de raadsvrouw, die heeft toegezegd haar cliënt te informeren over de uitspraak, per e-mail op 27 januari 2021 te 14:39 uur op de hoogte laten stellen van het mondelinge arrest.
AANTEKENING VAN HET MONDELING ARREST

1.Voorvragen

Geen bijzonderheden.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 april 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een goed, te weten een (elektrische) fiets (stella) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

3.Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

4.Bespreking van in hoger beroep gevoerd verweer

De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde heling niet bewezen kan worden verklaard, nu niet te bewijzen valt dat de verdachte opzet had op de verkoop van een gestolen fiets. Hij was immers niet op de hoogte van dat de fiets gestolen was. De verdachte heeft voldaan aan zijn onderzoeksplicht door te vragen aan de verkoper of de fiets gestolen was en door het serienummer van de fiets te controleren op [website 2] .
Het hof overweegt als volgt.
Het hof gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden:
- De pseudokoop-operatie, die direct voorafging aan de aanhouding van de verdachte, vond plaats op 9 april 2020;
- De verdachte heeft ter zitting in hoger beroep verklaard en heeft dat daarna desgevraagd nog eens bevestigd dat hij de fiets 2 maanden vóór de ontmoeting met de pseudokopers heeft gekocht en geleverd gekregen van een man, op de plek waar hij de pseudokopers later ook heeft ontmoet;
- Verdachte heeft verklaard de man tijdens de ontmoeting 700 euro te hebben betaald voor de fiets, de fiets is hem toen geleverd;
- Van de omstandigheden van deze transactie heeft verdachte verder geen enkele objectieve onderbouwing gegeven; in het bijzonder heeft de verdachte over de verkoper geen details verstrekt, anders dan wat algemene uiterlijkheden en dat deze vertrouwd overkwam.
Uit voornoemde verklaring van de verdachte vloeit voort dat hij de fiets in zijn bezit zou hebben gekregen op of rond 9 februari 2020. Dat, terwijl de fiets op 20 maart 2020 van de rechtmatige eigenaar is gestolen en verdachte in februari dus niet de beschikking kan hebben gekregen over de fiets. Daarmee geconfronteerd ter zitting heeft verdachte hiervoor geen sluitende verklaring kunnen geven.
Hieruit kan het hof niet anders dan afleiden dan dat de verdachte ter zitting in hoger beroep niet de waarheid heeft verklaard over de verwerving van de fiets. Vergissen is weliswaar menselijk, maar het hof acht niet aannemelijk dat van een vergissing sprake is, nu de verdachte ter zitting in hoger beroep desgevraagd meermalen heeft verklaard dat hij de fiets 2 maanden vóór de dag van de pseudokoop had gekocht en geleverd gekregen, en er niet een paar dagen zitten tussen het moment dat verdachte zegt de fiets geleverd te hebben gekregen en het ‘beschikbaar komen’ van deze fiets, maar ongeveer anderhalve maand. Daarnaast is de verdachte ronduit vaag gebleven over degene van wie hij de fiets zou hebben gekocht, hetgeen dat aspect van zijn verklaring oncontroleerbaar maakt.
Het hof concludeert dat verdachte in zijn ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring in strijd met de waarheid heeft voorgewend dat hij de fiets bona fide heeft verkregen, en het daardoor niet anders kan zijn dan dat de verdachte heeft geweten dat de door hem aangeboden fiets ten tijde van dat voorhanden krijgen een misdadige herkomst had, hetgeen het strafbare feit opzetheling oplevert. Dat verdachte op 30 maart 2020 op [website 2] een zoekslag naar deze fiets zou hebben gemaakt, die als resultaat zou hebben gehad dat de fiets niet als gestolen geregistreerd stond, doet geenszins af aan deze conclusie.

5.Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan met dien verstande dat:
hij op 9 april 2020 te Amsterdam, een goed, te weten een (elektrische) fiets (Stella) heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

6.Bewijsmiddelen

De in de bewijsmiddelen opgenoemde feiten en omstandigheden leveren de redengevende feiten en omstandigheden op, waarop de beslissing van het hof steunt, dat het ten laste gelegde en bewezen geachte feit door verdachte is begaan.
1. Een proces-verbaal aangifte met nummer PL1300-2020064704-1 van 28 maart 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde dossierpagina’s 03-04).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als tegenover verbalisant voornoemd op voormelde datum afgelegde
verklaringvan
aangever [aangever]:
Op vrijdag 20 maart 2020, omstreeks 22:00 uur, ging ik naar mijn bed op de eerste etage van perceel [adres 3] . Toen ik op zaterdag 21 maart 2020, omstreeks 09:00 uur beneden kwam zag ik, dat de voordeur openstond. Ik kon geen schade aan de deur ontdekken, maar de later ter plaatse gekomen politieagenten vertelden me dat de deur waarschijnlijk open was "geflipperd". Verder is er een elektrische fiets weggenomen, die van de moeder van mijn vriend is.
2. Een proces-verbaal van bedingingen met bijlage met nummer PL1300-2020064704-3 van 30 maart 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (doorgenummerde dossierpagina’s 6-7).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
bevindingen van voornoemde verbalisant:
Op maandag 30 maart 2020, omstreeks 14.20 uur verscheen, voor mij, aangeefster [aangever] aan het bureau Van Leijenberghlaan om haar eerder gedane aangifte te ondertekenen. Hierbij overhandigde zij de volgende bijlagen:
- een garantie certificaat van een Stella Electrische fiets, framenummer [nummer 1] .
3. Een proces-verbaal van aanhouding met nummer PL1300-2020064704-2 van 9 april 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (doorgenummerde dossierpagina’s 10-11).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
bevindingen van voornoemde verbalisanten:
Op woensdag 8 april 2020 heeft officier van justitie op grond van artikel 126i Wetboek van Strafvordering het bevel afgegeven om een pseudokoop te verrichten in verband met een op www. [website 1] .nl aangeboden fiets die vermoedelijk weggenomen is bij een gekwalificeerde diefstal uit woning. Op grond van dit afgegeven bevel is via de berichtenfunctie van www. [website 1] .nl contact gezocht met de aanbieder van de voornoemde fiets die zichzelf ' [naam] ' noemde en een afspraak gemaakt op donderdag 9 april 2020 omstreeks 16.00 uur op de locatie [adres 2] , om de genoemde fiets te kopen voor een bedrag van 650 euro. Omstreeks 16.02 uur zagen wij dat de verdachte [verdachte] op ons af kwam lopen. Toen [verdachte] ons op drie meter genaderd was, hoorden wij dat hij ons vroeg of wij voor de fiets kwamen. Toen wij dat bevestigden, liep hij met ons naar de hoek van de straat alwaar meerdere fietsen stonden. Wij zagen dat [verdachte] een fiets van het slot haalde met gebruik van de sleutel. Wij herkenden direct de fiets als zijnde de voornoemde fiets die op www. [website 1] .nl werd aangeboden. Wij zagen dat [verdachte] een roze rugzak bij zich had en dat hij daar een accu uit haalde welke hij in de fiets plaatste. Wij zagen dat hij de accu vergrendelde middels een sleutel. Toen ik, [verbalisant 3] , zei dat de fiets er nog goed uit zag hoorden wij [verdachte] zeggen: "Ja er staat nog maar iets van 1400 kilometer op de teller dat is niet zoveel. Ik heb hem zelf ongeveer een jaar geleden op [website 1] gekocht. Toen stond er ongeveer 400 kilometer op en mijn vrouw heeft er maar 1000 kilometer mee gereden." Desgevraagd verklaarde [verdachte] dat ik, [verbalisant 4] , een rondje op de fiets mocht fietsen. Hierop heb ik de fiets uit het zicht gereden en het framenummer gecontroleerd. Ik zag dat het framenummer van de fiets [nummer 1] betrof'. Ik herkende dit framenummer als zijnde het framenummer van de fiets die tussen vrijdag 20 maart 2020 om 22:00 uur en zaterdag 21 maart 2020 om 09:00 uur is weggenomen bij een gekwalificeerde diefstal uit de woning gelegen aan de [adres 3] . Hierop ben ik teruggefietst en hebben wij, [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , [verdachte] aangehouden ter zake heling.
4. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2020064704-5 van 8 april 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (doorgenummerde dossierpagina 33).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
bevindingen van voornoemde verbalisant:
Op dinsdag 7 april 2020 neemt de aangever contact op met de politie. Hij meldt dat hij zojuist de weggenomen Stella fiets te koop ziet staan op een online advertentie op www. [website 1] .nl, voorzien van advertentienummer [nummer 2] . Hij ziet dat de verkoper ' [naam] ' is genaamd. De foto's van de te koop aangeboden Stella fiets, door een persoon ' [naam] ' komen overeen met de beschrijving door de aangever. Hierdoor bestaat de verdenking dat ' [naam] ' in het bezit is van een gestolen fiets en deze te koop aanbiedt op [website 1] .
5. De verklaringen van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 27 januari 2021.
Deze verklaringen houden in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik kwam aan de fiets via [website 1] . Ik heb de fiets, 2 maanden voordat ik deze probeerde te verkopen aan de politiemensen, gekocht en geleverd gekregen.

7.Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzetheling.

8.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

9.Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en gelet de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft bij de strafoplegging in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk helen van een fiets. Dit is een hinderlijk feit, dat nadeel voor de rechthebbende van de fiets veroorzaakt. Door heling wordt in een afzetmarkt voor gestolen goederen voorzien, waarbij ook indirect van het misdrijf van een ander wordt geprofiteerd.
Het hof houdt in strafverminderende zin rekening met het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De artikelen 23, 24, 24c, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.