proces-verbaal terechtzitting
datum arrest 27 januari 2021
parketnummer hoger beroep 23-001721-20
parketnummer eerste aanleg 13-098274-20
datum vonnis eerste aanleg 10 augustus 2020
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, enkelvoudige kamer, op
27 januari 2021.
Tegenwoordig:
mr. H.A. van Eijk, raadsheer,
en M.E. de Waard, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. A.C. Bijlsma, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op vragen van de raadsheer te zijn:
[verdachte] ,
geboren op [geboorteplaats] 1997 te [geboortedag] ,
wonende op het adres [adres 1] .
Als raadsvrouw van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. E. de Witte, advocaat te Amsterdam.
De raadsheer vermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mede dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
De advocaat-generaal draagt de zaak voor.
De raadsheer deelt mede dat het verlof, als bedoeld in artikel 410a van het Wetboek van Strafvordering, wordt verleend.
De verdachte, namens wie hoger beroep is ingesteld, wordt onmiddellijk na de voordracht van de advocaat-generaal in de gelegenheid gesteld mondeling zijn bezwaren tegen het vonnis op te geven. Hij zegt dat hij ten onrechte is veroordeeld.
De raadsheer deelt mondeling mede de korte inhoud van de stukken van het dossier in deze strafzaak.
De raadsheer maakt melding van het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 januari 2021. Dit stuk wordt aan het dossier gevoegd.
De verdachte, door de raadsheer met inachtneming van het bepaalde in de desbetreffende artikelen van het Wetboek van Strafvordering ondervraagd, verklaart:
Ik heb de fiets gekocht via [website 1] . Ik heb de fiets, 2 maanden voordat ik deze probeerde te verkopen aan de politiemensen, gekocht en geleverd gekregen in de buurt waar mijn ouders wonen, aan de [adres 2] . Ik maakte bij dit adres ook een afspraak om de fiets te verkopen onder de naam [naam] . Ik heb een andere naam gebruikt als verkooptechniek. Ik wilde de fiets op dezelfde plek verkopen als dat ik hem gekocht had. Het kan inderdaad zo zijn dat foute dingen via [website 1] worden verkocht vanaf de straat en niet vanuit huis, maar daarvan was in mijn geval geen sprake. Het kan zo zijn dat ik bij de verkoop gezegd heb dat ik de fiets een jaar daarvoor had gekocht en dat er maar 400 kilometer op de teller stond. Dit zijn allemaal verkooptechnieken. Zeggen dat jij de eerste eigenaar bent en dat er minder kilometers op de teller staan is aantrekkelijker dan zeggen dat de fiets al 4 eigenaren heeft gehad. Ik heb er bij de verkoop gewoon een heel mooi verhaal van gemaakt. U vraagt mij naar details van mijn aankoop van de fiets. Die kan ik u niet geven, ook niet hoe die persoon zich noemde en hoe hij er uit zag, of contactgegevens. U vraagt mij nogmaals hoe lang ik de fiets al in mijn bezit had voordat ik werd aangehouden. Wat ik zei, 2 maanden.
U vraagt mij hoe het kan dat de fiets 2 maanden voor de geplande verkoop door mij is gekocht, nu uit het dossier blijkt dat de fiets op 20 maart 2020 is gestolen en op 9 april 2020 zou worden verkocht. Dat kan toch? Ik was er niet bij toen de fiets gestolen werd. Het is allemaal verkooppraat geweest. Misschien heb ik mij vergist in wat data, het is een paar maanden geleden gebeurd.
De advocaat-generaal deelt desgevraagd mede geen behoefte te hebben aan het stellen van verdere vragen.
De raadsvrouw vraagt aan de verdachte of hij bij het kopen van de fiets vragen heeft gesteld en of het zo kan zijn dat hij de fiets heeft gekocht rond 30 maart 2020. De raadsvrouw overlegt daartoe een printscreen, waarvan zij stelt dat deze gemaakt is met de telefoon van de verdachte. Op deze printscreen is te zien dat op 30 maart 2020 is gezocht op het serienummer van de fiets via [website 2] . Het document wordt in het dossier gevoegd.
Ik heb gevraagd of de fiets gestolen was toen ik deze kocht. De verkoper zei dat dit niet zo was. Ik heb geen bonnetje van de aanschaf van de fiets. Ik kan u evenmin verder details vertellen over de verkoper. Ik heb de fiets gecontroleerd zoals elke andere Nederlander dat zou doen en ik heb gekeken op [website 2] . Dit is een website van de overheid. Als de overheid zelf heeft opgegeven via de site dat de fiets niet gestolen is, dan weet ik ook niet wat ik nog meer had kunnen doen. Ik heb op deze site gekeken meteen nadat ik de fiets had gekocht. Het zou kunnen dat ik de fiets rond 30 maart 2020 heb gekocht.
De raadsheer vraagt de verdachte of hij deze printscreen ook aan de politierechter heeft laten zien.
De verdachte verklaart dat dit het geval is.
De raadsvrouw deelt mede dat de verdachte bij de politierechter heeft verklaard dat hij de fiets 1 tot 2 weken heeft gekocht voordat hij deze heeft verkocht.
De raadsvrouw vraagt aan de verdachte of hij de persoon van wie hij de fiets heeft gekocht, kan omschrijven.
De verkoper zag eruit als een nette, vriendelijke meneer. Hij was blank en kwam vertrouwd over. Ik vroeg normale vragen en hij antwoordde vriendelijk. Ik kreeg niet het idee dat het niet goed zat.
De raadsheer bespreekt de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het de verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie van 19 januari 2021 en merkt op dat de verdachte 2 uur in verzekering heeft doorgebracht.
Ik woon alleen. Ik werk op [baan] . Mijn inkomen is afhankelijk van het aantal uren dat ik werk. Ik verdien gemiddeld € 2.000 netto per maand. Ik werk sowieso 40 uren, maar ik werk eigenlijk altijd meer. Ik ben getrouwd en ik heb geen kinderen. Ik gebruik geen medicijnen, heb geen verslavingen en geen schulden. Ik heb mijn Verklaring Omtrent Gedrag hard nodig voor mijn baan. De onzin waarvoor ik hier vandaag zit, zou ik nooit doen. Ik wist niet dat de fiets gestolen was. Als ik dit had geweten, had ik dit nooit gedaan. Ik werk al een hele lange tijd op [baan] , het zou zonde zijn als een veroordeling ertoe leidt dat dat niet meer kan.
De advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte delen mede geen behoefte te hebben aan het stellen van verdere vragen over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De advocaat-generaal voert het woord voor zijn requisitoir en leest de vordering voor. Deze wordt aan het gerechtshof overgelegd en aan het dossier gevoegd. De advocaat-generaal deelt in dit verband mede:
Het feit kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. Uit pagina 35 van het procesdossier blijkt dat de verdachte de fiets op 9 april 2020 heeft proberen te verkopen via een pseudokoop. Uit de aangifte blijkt dat de fiets op 20 maart 2020 is gestolen uit een woning in Amsterdam. De verdachte verklaart verschillend. De ene keer heeft hij het over dat hij de fiets 2 maanden voor de verkoop heeft gekocht en de andere keer heeft hij het over een jaar. Het feit dat de verdachte kennelijk op 30 maart 2020 heeft gekeken op [website 2] vrijwaart hem niet. Misschien bedacht hij op 30 maart 2020 wel dat hij de fiets wilde verkopen en wilde hij nog even controleren of de fiets niet als gestolen was opgegeven. De verdachte heeft het vaak over verkooptechnieken. Ik geloof hier niets van, de verdachte probeert zich eruit te draaien. Hij heeft een strafblad. Ik hoor de verdachte zeggen dat zijn Verklaring Omtrent Gedrag in gevaar komt. Tot nu toe heeft zijn strafblad kennelijk wat dat betreft geen probleem opgeleverd. Ik zie geen reden om af te wijken van de straf die door de rechter in eerste aanleg is opgelegd en ik zal dan ook vorderen dat de verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van € 500, bij niet betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis.
De raadsvrouw voert het woord tot verdediging en doet dit aan de hand van haar pleitnotities. Deze pleitnotities worden aan het hof overgelegd en in het dossier gevoegd. In aanvulling daarop voert de raadsvrouw op pagina 3 bij de door de griffier aangeduide asterisk aan:
Ik hoor de advocaat-generaal zeggen dat mijn cliënt op [website 2] heeft gekeken om te controleren of de fiets als gestolen was opgegeven voordat hij deze wilde verkopen. Als hij op 30 maart 2020 heeft gekeken, is het dan niet wat oenig om 7-8 dagen te wachten met de verkoop van de fiets? Het zou aannemelijker zijn dat mijn cliënt de dag vóór de verkoop op [website 2] heeft gekeken.
De advocaat-generaal wordt in de gelegenheid gesteld andermaal het woord te voeren in repliek, maar hij geeft te kennen dat hij hiervan geen gebruik wenst te maken.
Aan de verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken, maar hij geeft te kennen dat hij hiervan geen gebruik wenst te maken.
De raadsheer verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede om 14.00 uur vandaag mondeling arrest te zullen wijzen.
De verdachte en de raadsvrouw geven aan dat zij niet bij de uitspraak zullen zijn. De raadsheer zegt toe dat hij vanmiddag per e-mail aan de raadsvrouw de essentie van het mondelinge arrest zal laten doorgeven.
De raadsheer geeft aan verdachte kennis dat hij binnen 14 dagen beroep in cassatie kan instellen tegen het te wijzen arrest en maakt hem opmerkzaam op zijn recht om later vandaag ter terechtzitting van dat recht afstand te doen.
De raadsheer spreekt om 14.00 uur het arrest uit ter openbare terechtzitting en heeft de raadsvrouw, die heeft toegezegd haar cliënt te informeren over de uitspraak, per e-mail op 27 januari 2021 te 14:39 uur op de hoogte laten stellen van het mondelinge arrest.
AANTEKENING VAN HET MONDELING ARREST