ECLI:NL:GHAMS:2021:4289

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 december 2021
Publicatiedatum
19 januari 2022
Zaaknummer
200.297.691/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de procedure en ontheffing van de tijdelijk bestuurder in een enquêteprocedure tegen Hollandbroom B.V.

In deze beschikking van de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 10 december 2021, wordt de ontheffing van mr. R. Mulder als tijdelijk bestuurder van Hollandbroom B.V. behandeld. De Ondernemingskamer had eerder, op 9 en 17 november 2021, een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Hollandbroom B.V. over de periode vanaf 1 januari 2020. Mr. Mulder verzocht om ontslag uit zijn functie, omdat de vennootschap niet over voldoende liquide middelen beschikte om zijn salaris te voldoen. De Ondernemingskamer stelde partijen in de gelegenheid om te reageren op dit verzoek en de verdere voortgang van de procedure. De advocaat van verzoeker, mr. A.B. Tekinerdogan, voerde aan dat het aan de vennootschap was om zekerheid te stellen, en niet aan verzoeker, die daartoe niet in staat was. De advocaat van de belanghebbende, mr. T. Schutte, gaf aan dat de vennootschap niet in staat was om de benodigde zekerheid extern te financieren.

De Ondernemingskamer overwoog dat de stelling van verzoeker over de mogelijkheid tot zekerheidstelling door de vennootschap niet voldoende onderbouwd was. Gezien de financiële situatie van de vennootschap en het gebrek aan uitzicht op het verkrijgen van middelen, concludeerde de Ondernemingskamer dat er geen reëel uitzicht was op voortgang van de procedure. Daarom werd besloten om het bevolen onderzoek en de getroffen onmiddellijke voorzieningen met ingang van heden te beëindigen. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.297.691/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 10 december 2021
inzake
[A]
wonende te [....] ,
VERZOEKER,
advocaat:
mr. A.B. Tekinerdogan, kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOLLANDBROOM B.V.
gevestigd te Amstelveen,
VERWEERSTER,
advocaat:
mr. T. Schutte, kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
[B] ,
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. T. Schutte,kantoorhoudende te Amsterdam.

1.Het verloop van het geding

1.1
Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen van 9 en 17 november 2021 in deze zaak.
1.2
Bij die beschikkingen heeft de Ondernemingskamer – voor zover thans van belang – een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Hollandbroom B.V. (hierna: Hollandbroom) over de periode vanaf 1 januari 2020, een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon benoemd teneinde het onderzoek te verrichten, alsmede – bij wijze van onmiddellijke voorzieningen en vooralsnog voor de duur van het geding – mr. R. Mulder als tijdelijk bestuurder van Hollandbroom benoemd.
1.3
Bij e-mail van 2 december 2021 heeft mr. Mulder de Ondernemingskamer – kort samengevat – verzocht hem te ontslaan uit zijn functie van bestuurder van Hollandbroom, omdat de vennootschap over onvoldoende liquide middelen beschikt om zijn salaris te voldoen en evenmin zekerheid kan stellen.
1.4
Bij e-mail van 3 december 2021 heeft de secretaris van de Ondernemingskamer partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over i) het verzoek van de tijdelijk bestuurder, alsmede over ii) de verdere voortgang van de procedure en dan met name over de vraag of de kosten van de onmiddellijke voorzieningen en een onderzoek zullen worden betaald. Gelet op de mededeling van de tijdelijk bestuurder dat (voldoende) financiële middelen ontbreken en de heer [A] (hierna: [A] ) (ondanks zijn toezegging tijdens de mondelinge behandeling) geen zekerheid zal stellen, is daarnaast verzocht om in voorkomend geval een verzoek tot voortzetting te laten vergezellen van een concreet voorstel tot financiering van de onmiddellijke voorzieningen en het onderzoek.
1.5
Bij afzonderlijke e-mails van 8 december 2021 hebben mrs. Tekinerdogan en Schutte gereageerd.

2.De gronden van de beslissing

2.1
Mr. Mulder heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat Hollandbroom over onvoldoende liquide middelen beschikt om zijn salaris te voldoen en evenmin zekerheid kan stellen. Die zekerheid kan ook niet worden gesteld door middel van een door [A] te verstrekken voorschot, nu [A] heeft medegedeeld dat hij niet bereid en in staat is dat voorschot te verstrekken. Dit is ook door de advocaat van [A] aan hem bevestigd.
2.2
Mr. Tekinerdogan heeft namens [A] verzocht om het verzoek van de tijdelijk bestuurder af te wijzen. Hij heeft aangevoerd dat het aan de vennootschap en niet aan [A] (die daartoe ook niet langer in staat is) is om zekerheid te stellen. Die zekerheid kan de vennootschap volgens [A] ook stellen gelet op de voorraden, de liquide middelen en de overige eigendommen van de vennootschap, evenals de gelden die mevrouw [B] (hierna: [B] ) onrechtmatig aan de vennootschap heeft onttrokken en thans op haar eigen bankrekeningen heeft staan. [A] verzoekt de vennootschap dan ook alsnog zekerheid te stellen, zodat de tijdelijk bestuurder zijn werkzaamheden kan voortzetten.
2.3
Mr. Schutte heeft namens [B] en Hollandbroom kenbaar gemaakt te kunnen instemmen met het verzoek van de tijdelijk bestuurder, nu zijn werkzaamheden gezien het beperkte banksaldo en de (sinds de mondelinge behandeling ongewijzigde) financiële situatie van de vennootschap niet zonder zekerheidstelling kunnen worden voortgezet. De vennootschap kan die zekerheid niet extern financieren, mede omdat de daaruit voortvloeiende verplichtingen waarschijnlijk niet door de vennootschap kunnen worden nagekomen. Voortzetting van de procedure is volgens [B] – zo begrijpt de Ondernemingskamer – enkel mogelijk indien [A] (alsnog) de door hem toegezegde zekerheid stelt.
2.4
De Ondernemingskamer overweegt ten aanzien van het verzoek van de tijdelijk bestuurder als volgt. In het licht van de mededelingen van de tijdelijk bestuurder over de financiële situatie van de vennootschap, acht de Ondernemingskamer de niet nader onderbouwde stelling van [A] over de mogelijkheid tot zekerheidstelling door de vennootschap ontoereikend om aan te nemen dat toekomstige declaraties van de tijdelijk bestuurder (volledig) kunnen worden voldaan. Gelet hierop en nu de aandeelhouders niet bereid of niet in staat zijn om de met die declaraties gemoeide bedragen voor te schieten, zal de Ondernemingskamer mr. Mulder ontheffen uit zijn functie.
2.5
De Ondernemingskamer constateert daarnaast dat vanwege het gebrek aan voldoende financiële middelen bij de vennootschap en het ontbreken van uitzicht op het (alsnog) verkrijgen van die middelen, en gelet op het uitblijven van een concreet voorstel tot financiering van de kosten van het onderzoek en de getroffen onmiddellijke voorzieningen, geen reëel uitzicht bestaat op voortgang van de procedure, waaronder het uitvoeren en afronden van het bevolen onderzoek. Dit leidt ertoe dat de Ondernemingskamer het bevolen onderzoek en de getroffen onmiddellijke voorzieningen in Hollandbroom met ingang van heden zal beëindigen.

3.De beslissing

De Ondernemingskamer:
ontheft de heer mr. R. Mulder als bestuurder zoals bedoeld in de beschikking van 9 november 2021;
beëindigt met ingang van heden het bij haar beschikking van 9 november 2021 bevolen onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Hollandbroom B.V.;
beëindigt met ingang van heden de bij haar beschikking van 9 november 2021 getroffen onmiddellijke voorzieningen bij Hollandbroom B.V.;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J. Wolfs, voorzitter, mr. C.C. Meijer en mr. A.W.H. Vink, raadsheren, en drs. C. Smits-Nusteling RC en dr. mr. S. ten Have, raden, in tegenwoordigheid van mr. E.J.M. Imthorn, griffier, en in het openbaar uitgesproken door mr. A.W.H. Vink op 10 december 2021.