ECLI:NL:GHAMS:2021:4276

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 december 2021
Publicatiedatum
14 januari 2022
Zaaknummer
200.300.355/02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een verschoningsverzoek in een civiele procedure met betrekking tot onpartijdigheid van de rechter

In deze zaak heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 6 december 2021 een verzoek tot verschoning toegewezen. Het verzoek werd ingediend door mr. [verzoeker], raadsheer-plaatsvervanger in het Gerechtshof Amsterdam, afdeling civiel recht en belastingrecht Team III (familie- en jeugdrecht). Het verzoek was gericht op de zaak die op 8 december 2021 gepland stond, met zaaknummer 200.300.355, waarbij de verzoeker betrokken was als rechter.

De aanleiding voor het verzoek tot verschoning was een e-mail van mr. P. Montanus, de advocaat van partij [partij], waarin werd aangegeven dat het niet de voorkeur genoot dat verzoeker de zaak zou behandelen, aangezien verzoeker en de advocaat tot 1 september 2020 kantoorgenoten waren en deel uitmaakten van dezelfde (advocaten)maatschap. Verzoeker heeft vervolgens verzocht om zich te mogen verschonen, onderbouwd met de stelling dat zijn eerdere samenwerking met de advocaat van partij [partij] een objectieve vrees voor partijdigheid zou kunnen oproepen.

De wrakingskamer heeft in haar beoordeling benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. Na beoordeling van de aangevoerde omstandigheden concludeerde het hof dat er geen aanwijzingen waren voor subjectieve partijdigheid van verzoeker, maar dat de objectieve vrees voor onpartijdigheid wel gerechtvaardigd was. Daarom werd het verzoek tot verschoning toegewezen, en mocht verzoeker zich van de verdere behandeling van de procedure met zaaknummer 200.300.355 verschonen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

beslissing van de wrakingskamer van 6 december 2021
op het schriftelijke verzoek van
mr. [verzoeker],
raadsheer-plaatsvervanger in het Gerechtshof Amsterdam,
afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht),
hierna: verzoeker.
Het verzoek strekt ertoe zich te mogen verschonen in de zaak die op 8 december 2021 staat gepland bij de afdeling civiel recht en belastingrecht Team III (familie- en jeugdrecht) met zaaknummer 200.300.355 ([partij]).

1.Het verzoek

1.1
Op 23 november 2021 heeft mr. P. Montanus, advocaat van partij [partij], per e-mail aan het hof laten weten dat het niet de voorkeur geniet dat verzoeker de zaak ter zitting van
8 december 2021 zal behandelen, omdat zij en verzoeker tot 1 september 2020 kantoorgenoten waren en deel uitmaakten van dezelfde (advocaten)maatschap.
1.2
Verzoeker heeft vervolgens bij e-mail van 30 november 2021 verzocht zich in de bovengenoemde procedure te mogen verschonen. Ter onderbouwing van voornoemd verzoek heeft verzoeker aangevoerd dat hij tot 1 september 2020 aan hetzelfde kantoor was verbonden als de behandelend advocaat van partij [partij].

2.De beoordeling

2.1
Verschoning is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid
van de rechter. Voorop dient te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
2.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen
voor het oordeel dat verzoeker – subjectief – niet onpartijdig is.
2.3
Vervolgens dient onderzocht te worden of de aangevoerde omstandigheden niettemin
een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de vrees dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden – objectief – gerechtvaardigd is. De onder 1.2 vermelde omstandigheden leveren naar het oordeel van het hof op zichzelf een voldoende zwaarwegende aanwijzing op als hier bedoeld.
2.4
Het verzoek zal dan ook worden toegewezen.
3. De beslissing
Het hof:
wijst toehet verzoek van verzoeker zich van de verdere behandeling van de procedure
met zaaknummer 200.300.355 te mogen verschonen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.M. van Woensel, A.R. Sturhoofd en S.M.M. Bordenga in tegenwoordigheid van de griffier, en is gegeven op 6 december 2021.