ECLI:NL:GHAMS:2021:4257

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 december 2021
Publicatiedatum
10 januari 2022
Zaaknummer
200.265.859/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhoging van het onderzoeksbudget in enquêterechtelijke procedure

In deze beschikking van de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 30 december 2021, wordt het verzoek behandeld van de onderzoeker om het budget voor een eerder bevolen onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [B] te verhogen. Dit verzoek is ingediend naar aanleiding van de constatering dat het eerder vastgestelde budget van € 25.000 niet toereikend is gebleken voor de werkzaamheden die in het kader van het onderzoek zijn verricht. De Ondernemingskamer verwijst naar eerdere beschikkingen in deze zaak, waarin het onderzoek is bevolen en het budget is vastgesteld. De onderzoeker heeft uiteengezet welke extra werkzaamheden hij heeft verricht en waarom deze meer tijd en middelen vereisen. Zowel de verweerster als de belanghebbende hebben geen bezwaar gemaakt tegen het verhogingsverzoek, wat de Ondernemingskamer aanleiding geeft om het verzoek toe te wijzen. De Ondernemingskamer besluit het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten te verhogen tot € 40.000, exclusief btw, en legt de kosten ten laste van [B]. De beschikking is openbaar uitgesproken en is ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
zaaknummer: 200.265.859/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 30 december 2021
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A],
gevestigd te [....] ,
VERZOEKSTER,
advocaat:
mr. J.E. Stam, kantoorhoudende te Naarden,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B],
gevestigd te [....] ,
VERWEERSTER,
advocaat:
mr. J. van Bekkum, kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[C],
gevestigd te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaten: voorheen
mrs. J.P.P. Latouren
D.A.Q. Willemse, kantoorhoudende te Amsterdam, thans
mr. J.C.F. Kooijmans, kantoorhoudende te Zwolle.
In het vervolg zullen partijen en andere personen (ook) als volgt worden aangeduid:
  • verweerster met Food Group;
  • belanghebbende met [C] ;
  • [C] en [D] tezamen met [E]

1.Het verloop van het geding

1.1
Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen in deze zaak van 20 en 23 september 2019, 12 en 13 november 2019, 18 en 24 maart 2020, 29 mei 2020, 6 oktober 2020 en 30 november 2020 en naar de beschikking van de raadsheer-commissaris in deze zaak van 10 december 2021.
1.2
Bij de beschikkingen van 20 en 23 september 2019 heeft de Ondernemingskamer een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Food Group over de periode vanaf 1 januari 2018, een nader door de Ondernemingskamer aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon benoemd teneinde het onderzoek te verrichten, het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten vastgesteld op € 25.000, de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen, bepaald dat de kosten van het onderzoek ten laste komen van Food Group en bij wijze van onmiddellijke voorziening met onmiddellijke ingang en vooralsnog voor de duur van het geding – voor zover nodig in afwijking van de statuten – mr. B.M.A. van Hussen te Amsterdam (hierna: Van Hussen) benoemd tot bestuurder van Food Group.
1.3
Bij de beschikking van 12 november 2019 heeft de Ondernemingskamer Van Hussen ontheven van haar taken als bestuurder van Food Group en mr. P.R. Dekker te Rosmalen (hierna: Dekker) aangewezen als bestuurder van Food Group.
1.4
Bij de beschikking van 6 oktober 2020 heeft de Ondernemingskamer mr. R.J.W. Analbers te Amsterdam (hierna: de onderzoeker) aangewezen als onderzoeker en hem verzocht een plan van aanpak en een begroting van de kosten van het onderzoek te maken en deze aan de Ondernemingskamer toe te zenden.
1.5
Bij de beschikking van 30 november 2020 heeft de Ondernemingskamer het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten vastgesteld op € 25.000, de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen.
1.6
Op 19 november 2021 hebben [E] aan de raadsheer-commissaris verzocht op de voet van artikel 2:350 lid 4 BW de onderzoeker twee aanwijzingen te geven. De raadsheer-commissaris heeft dit verzoek bij beschikking van 10 december 2021 afgewezen.
1.7
De onderzoeker heeft bij e-mail, met bijlagen, van 20 december 2021, de Ondernemingskamer verzocht het onderzoeksbudget te verhogen tot € 40.000 exclusief btw. Bij zijn verzoek heeft hij zijn facturen met specificaties van door hem in verband met het onderzoek verrichte werkzaamheden gevoegd. Ter toelichting op zijn verzoek heeft hij diverse omstandigheden genoemd die ertoe hebben geleid dat het onderzoek meer tijd heeft gekost dan aanvankelijk door hem was begroot. Op 7 september 2021 heeft de onderzoeker een concept van het onderzoeksverslag aan partijen voorgelegd; hierop heeft hij zeer uitvoerig commentaar ontvangen, hetgeen door hem diende te worden behandeld. Ook heeft de onderzoeker werkzaamheden moeten verrichten in de aanloop naar en in reactie op het in 1.6 genoemde verzoek tot het geven van aanwijzingen. De onderzoeker heeft een inschatting gemaakt van het aantal uren dat hij nog nodig zal hebben voor het opstellen van het definitieve onderzoeksverslag en een reactie op het door partijen geleverde commentaar.
1.8
Van de door de Ondernemingskamer geboden gelegenheid zich uit te laten over het verhogingsverzoek hebben Dekker en mr. Kooijmans namens [C] gebruik gemaakt bij e-mailberichten van respectievelijk 20 en 27 december 2021. Dekker heeft gemeld dat Food Group geen bezwaar heeft tegen het verhogingsverzoek en mr. Kooijmans heeft gemeld dat [C] instemt met het verzoek.

2.De gronden van de beslissing

Nu de onderzoeker voldoende heeft toegelicht welke werkzaamheden hij in verband met het onderzoek heeft verricht en naar verwachting nog in verband daarmee zal moeten verrichten, waarbij hij heeft uiteengezet om welke redenen het eerder door hem begrote onderzoeksbudget niet toereikend is, geen van partijen bezwaar heeft gemaakt tegen het kostenverhogingsverzoek – [C] stemt ermee in – en het verzoek de Ondernemingskamer niet onredelijk voorkomt, zal de Ondernemingskamer het verzoek het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten te verhogen toewijzen.

3.De beslissing

De Ondernemingskamer:
verhoogt het bedrag dat het bij de beschikking van 20 september 2019 bevolen onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van [B] ten hoogste mag kosten tot € 40.000, de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen;
bepaalt dat de kosten van het onderzoek ten laste komen van [B] en dat zij ten behoeve van de onderzoeker op zijn verzoek en op de door hem te bepalen wijze (aanvullende) zekerheid dient te stellen voor de betaling van (de verhoging van) dit bedrag;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.W.H. Vink, voorzitter, mr. C.C. Meijer en mr. A.J. Wolfs, raadsheren, en drs. C. Smits-Nusteling RC en prof. dr. mr. S. ten Have, raden, in tegenwoordigheid van mr. F.L.A. Straathof, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 december 2021.