In deze zaak heeft MPSD B.V. op 3 september 2021 een verzoek ingediend bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam. Het verzoek omvatte een oproep tot het bevelen van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van MPS FIRST B.V. over de periode vanaf 23 juni 2020, alsook het treffen van onmiddellijke voorzieningen. MPSD B.V. stelde dat er gegronde redenen waren voor twijfel aan een juist beleid en gang van zaken binnen MPS FIRST B.V., en dat de toestand van de vennootschap onmiddellijke actie vereiste. De Ondernemingskamer heeft de zaak behandeld op 21 oktober 2021, waarbij de advocaten van de betrokken partijen hun standpunten hebben toegelicht.
De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat er een conflict bestaat tussen de aandeelhouders [B] en [C], die beiden (indirect) bestuurder zijn van MPS FIRST B.V. [B] beschuldigt [C] van het niet nakomen van afspraken en het frustreren van de bedrijfsvoering, terwijl [C] deze beschuldigingen ontkent. De Ondernemingskamer heeft geconcludeerd dat de onderlinge verhoudingen tussen de aandeelhouders verstoord zijn geraakt, maar dat er onvoldoende gegronde redenen zijn voor het bevelen van een onderzoek naar het beleid van MPS FIRST B.V. De Ondernemingskamer heeft het verzoek van MPSD B.V. afgewezen en bepaald dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt.
De beslissing van de Ondernemingskamer is genomen op 14 december 2021, waarbij de rechters de argumenten van beide partijen hebben gewogen en tot de conclusie zijn gekomen dat de kosten van een onderzoek niet opwegen tegen de te verwachten resultaten. De Ondernemingskamer heeft benadrukt dat de verstoorde relatie tussen de aandeelhouders niet automatisch leidt tot een patstelling in de vennootschap, en dat er geen bewijs is dat de bedrijfsvoering van MPS FIRST B.V. daardoor verlamd is geraakt.