ECLI:NL:GHAMS:2021:4248

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 november 2021
Publicatiedatum
6 januari 2022
Zaaknummer
23-003612-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam inzake winkeldiefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 25 september 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1976 en thans gedetineerd in JC Zaanstad EMD te Westzaan, was beschuldigd van het stelen van een deodorant en een blik bier van een winkelbedrijf in Amsterdam op 16 september 2019. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere beslissing kwam dan de eerste rechter. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de diefstal had gepleegd, maar sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten.

De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal en had een uittreksel uit de Justitiële Documentatie dat zijn eerdere veroordelingen bevestigde. De advocaat-generaal had een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken geëist, terwijl de raadsvrouw van de verdachte verzocht om geen straf of maatregel op te leggen, gezien de recent opgelegde ISD-maatregel. Het hof overwoog de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, maar besloot uiteindelijk geen straf of maatregel op te leggen, met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Het hof concludeerde dat de eerdere ISD-maatregel van achttien maanden voldoende was en dat een hogere straf onwaarschijnlijk was geweest als de onderhavige zaak ook was meegenomen in de eerdere beslissing.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003612-19
datum uitspraak: 22 november 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 september 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-223557-19 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in JC Zaanstad EMD te Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
8 november 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 16 september 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een deodorant en/of een blik bier, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan winkelbedrijf [winkel], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
op 16 september 2019 te Amsterdam een deodorant en een blik bier toebehorend aan winkelbedrijf [winkel] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaren.
De raadsvrouw heeft het hof primair verzocht, gelet op de recent aan de verdachte opgelegde ISD-maatregel, toepassing te geven aan artikel 9a Wetboek van Strafrecht en geen straf of maatregel op te leggen. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de in eerste aanleg opgelegde straf te matigen.
Het hof heeft in hoger beroep de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte in aanmerking genomen. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Winkeldiefstal veroorzaakt hinder, en ergernis voor de benadeelde. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 19 oktober 2021 is hij vele malen eerder wegens diefstal veroordeeld. Het voorgaande rechtvaardigt in beginsel de oplegging van een gevangenisstraf. Gelet op de hierna te bespreken omstandigheden, zal het hof hiertoe echter niet overgaan.
Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de onderhavige zaak aanvankelijk behandeld zou worden op een eerdere terechtzitting van het hof op 17 mei 2021, gelijktijdig met een andere hogerberoepzaak van de verdachte. De behandeling van deze zaak is op die dag aangehouden omdat de raadsvrouw voor deze zaak geen oproep had ontvangen en zich daarom niet op de behandeling daarvan had kunnen voorbereiden. Vervolgens heeft het hof ten aanzien van de ter terechtzitting van 17 mei 2021 resterende zaken op 31 mei 2021 aan de verdachte de maatregel van ISD voor de duur van achttien maanden opgelegd, in het kader waarvan de verdachte zich momenteel in een inrichting voor stelselmatige daders bevindt. Gelet op de in dat arrest gegeven strafmotivering acht het hof hoogst onwaarschijnlijk dat een hogere straf of maatregel zou zijn opgelegd dan de ISD-maatregel van 18 maanden indien ook de onderhavige zaak bij de oplegging van die maatregel zou zijn betrokken. Daarom acht het hof het raadzaam te bepalen dat geen straf of maatregel wordt opgelegd ten aanzien van het bewezenverklaarde.
In verband met het voorgaande acht het hof het raadzaam met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht te bepalen dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. L.I.M. van Bergen, mr. R.D. van Heffen en mr. R. Kuiper,
in tegenwoordigheid van mr. W. Albers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 november 2021.
Mr. L.I.M. van Bergen is buiten staat dit arrest te mede ondertekenen.
=========================================================================
[…]