ECLI:NL:GHAMS:2021:4237
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van een echtscheiding en de rol van de gecertificeerde instelling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, [de minderjarige], die in het kader van een echtscheiding tussen de ouders, de vader en de moeder, is verleend. De vader, die alleen het gezag over [de minderjarige] uitoefent, heeft in hoger beroep de bestreden beschikkingen van de kinderrechter van 9 en 21 juni 2021 aangevochten, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing werd verleend. De moeder heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en verzocht om bekrachtiging van de bestreden beschikkingen.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [de minderjarige] verblijft sinds 16 februari 2021 in een neutraal pleeggezin. De kinderrechter had eerder een verzoek tot uithuisplaatsing afgewezen, maar na nieuwe informatie heeft de gecertificeerde instelling (GI) een spoedmachtiging aangevraagd. Het hof heeft de argumenten van de vader, die stelde dat de machtiging niet terecht was verleend, en de bezorgdheid over de lange wachtlijsten voor onderzoek door het NIFP in overweging genomen. De moeder daarentegen betoogde dat de uithuisplaatsing noodzakelijk was voor de veiligheid van [de minderjarige].
Het hof heeft geconcludeerd dat de machtiging tot uithuisplaatsing terecht is verleend, gezien de emotionele onveiligheid en de zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige]. Het hof heeft de bestreden beschikkingen bekrachtigd en de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot een machtiging tot uithuisplaatsing. De beslissing benadrukt het belang van een goede omgangsregeling en de noodzaak van een veilig opvoedklimaat voor [de minderjarige].