Zoals blijkt uit het raadsrapport is er na de uithuisplaatsing van [de minderjarige] voor de vader spoedhulp ingezet, met als doel de opa, de vader en [de minderjarige] te begeleiden. De omgang tussen de moeder en [de minderjarige] vond één keer per week plaats onder begeleiding, waarbij zij ook elke dag een begeleid belmoment met elkaar hadden. Op 26 mei 2021 heeft de GI aan de moeder kenbaar gemaakt wat de benodigde stappen waren voor een eventuele terugplaatsing van [de minderjarige] bij haar. Zo moest er zicht komen op de gesteldheid van de moeder, de uitkomsten van mogelijke onderzoeken moesten worden gedeeld met de GI, er diende bereidheid te zijn om een geadviseerde behandeling in te gaan, de inzet van de GI zou worden gericht op de scheidings- en loyaliteitsproblematiek en het contact met [de minderjarige] diende uit-/opgebouwd te worden.
Op 9 juni 2021 is de begeleiding bij de omgangsmomenten tussen de moeder en [de minderjarige] overgenomen door het Ouder- en Kind Team (hierna te noemen: het OKT). Naar aanleiding hiervan heeft het OKT op 26 juli 2021 een verslag opgesteld, waarin zij hun zorgen hebben geuit over de uitwerking van de huidige situatie: er bestaat bij [de minderjarige] onduidelijkheid, er is veel verdriet en gemis en [de minderjarige] heeft moeite om zich goed te uiten. De moeder en [de minderjarige] zijn tijdens de omgangsmomenten heel blij om elkaar te zien en de moeder stelt zich op als een liefdevolle, betrokken moeder die openstaat voor uitleg. Het OKT heeft dan ook een uitbreiding van het contact tussen [de minderjarige] en de moeder geadviseerd.
Op 7 september 2021 heeft de GZ-psycholoog van het Sinai Centrum schriftelijk verklaard dat de traumatherapie van de moeder is beëindigd omdat alle aandacht ging naar de zorg rondom [de minderjarige] . Verder, zo heeft de psycholoog verklaard, is in een gezamenlijk gesprek met de GI, de moeder en haar behandelaren het besluit genomen dat een onderzoek op dit moment niet nodig is.
Op 14 oktober 2021 zijn de omgangsmomenten tussen de moeder en [de minderjarige] uitgebreid, waarbij de omgang onbegeleid wordt voortgezet en er twee omgangsmomenten van twee uur per week zullen plaatsvinden. Begin november 2021 heeft de rechtbank bepaald dat de omgang met de moeder verder uitgebreid moet worden naar ieder weekend van vrijdagmiddag na school tot maandagochtend naar school, onbegeleid. Daaraan wordt uitvoering gegeven. Ter zitting in hoger beroep heeft de moeder beaamd, en zo valt ook uit de door de moeder overgelegde stukken af te leiden, dat zij bereid is met de GI samen te werken om overeenstemming te bereiken over wat nodig is voor [de minderjarige] .
Uit het bovenstaande volgt dat sprake is van positieve ontwikkelingen, maar ook dat deze pas zijn ingezet na de bestreden beschikking van 20 mei 2021 en vooral aan het eind van de periode waarvoor de machtiging tot uithuisplaatsing was verleend. Ten tijde van de bestreden beschikking van 20 mei 2021 was nog geen informatie beschikbaar over de moeder. Het hof is dan ook van oordeel dat de gronden voor verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing op 20 mei 2021 en gedurende de periode waarvoor de machtiging gold, nog aanwezig waren.