ECLI:NL:GHAMS:2021:4216

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
6 januari 2022
Zaaknummer
200.291.301/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beschikking tot onderbewindstelling van goederen van een meerderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de kantonrechter in Amsterdam, waarbij de goederen van de rechthebbende onder bewind waren gesteld. De rechthebbende, geboren in 1960 in Irak, had eerder praktische ondersteuning ontvangen van Doras bij het lezen en schrijven van brieven en het betalen van rekeningen. De kantonrechter had op 8 februari 2021 besloten tot onderbewindstelling van de rechthebbende, omdat deze niet in staat zou zijn zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, als gevolg van zijn lichamelijke en geestelijke toestand. De rechthebbende ging in hoger beroep tegen deze beschikking, waarbij hij stelde dat er geen grond was voor het instellen van een bewind en dat hij niet goed was gehoord in de eerdere procedure.

Tijdens de mondelinge behandeling op 13 september 2021 heeft de rechthebbende zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk. De bewindvoerder, Clip Management B.V., heeft verklaard dat de rechthebbende niet meewerkt aan de uitvoering van het bewind en dat het bewind was aangevraagd om hem praktische ondersteuning te bieden. Het hof heeft overwogen dat de rechthebbende onvoldoende bewijs heeft geleverd van zijn geestelijke of lichamelijke toestand die hem zou beletten zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen. Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende moeite heeft met lezen en schrijven, maar dat dit op zichzelf niet voldoende is voor het instellen van een bewind.

Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de kantonrechter vernietigd en het verzoek tot onderbewindstelling afgewezen. De bewindvoerder is opgedragen om binnen twee maanden na de uitspraak een eindrekening en -verantwoording af te leggen aan de rechthebbende. Deze beslissing is genomen in het belang van de rechthebbende, die recht heeft op zelfbeschikking en de mogelijkheid om zijn eigen financiële zaken te regelen, mits hij daar in staat toe is.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.291.301/01
zaaknummer rechtbank: 8989687 EB VERZ 21-835
beschikking van de meervoudige kamer van 21 december 2021 in de zaak van
[de rechthebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. M. Kartal te Amsterdam,
Als belanghebbende in deze zaak is aangemerkt:
- de bewindvoerder: Clip Management B.V. t.h.o.d.n. BBBN (hierna: de bewindvoerder), KvKno. 64807851, Postbus 213, 1560 AE te Krommenie.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 8 februari 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De rechthebbende is op 8 maart 2021 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 13 september 2021 plaatsgevonden. De rechthebbende is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Voor de rechthebbende is opgetreden mevrouw H. Pankras, tolk in de Arabische taal. Ook is verschenen – namens de bewindvoerder – mevrouw [X] , werkzaam bij de bewindvoerder. Daarnaast is verschenen mevrouw [Y] , werkzaam als financieel hulpverlener bij Doras Maatschappelijke Dienstverlening te Amsterdam (hierna: Doras). De advocaat van de rechthebbende heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.

3.De feiten

3.1
De rechthebbende is [in] 1960 geboren te [plaats] , Irak.
3.2
De rechthebbende ontving, voorafgaand aan het bewind, praktische ondersteuning van Doras bij het lezen en schrijven van brieven en het betalen van rekeningen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende onder bewind gesteld wegens zijn lichamelijke / geestelijke toestand.
Daarbij heeft de kantonrechter CLIP Management B.V. t.h.o.d.n. BBBN, KvKno. 64807851, Postbus 213, 1560 AE te Krommenie, benoemd tot bewindvoerder.
4.2
De rechthebbende verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, zo begrijpt het hof, zijn verzoek tot onderbewindstelling, af te wijzen.
4.3
De bewindvoerder – zo begrijpt het hof – refereert zich aan het oordeel van het hof.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechter een bewind instellen over één of meer van de goederen, die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren, indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel verkwisting of het hebben van problematische schulden.
5.2
De rechthebbende voert aan dat geen grond bestaat voor het instellen van een bewind. De rechthebbende betwist dat hij geestelijk en lichamelijk niet in staat is om ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Hij heeft het gesprek met Doras, waarin de bewindvoering werd voorgesteld, niet goed begrepen. Aan hem is onjuiste informatie voorgehouden. Als de rechthebbende had geweten dat de aanvraag werd gedaan op basis van zijn lichamelijke of geestelijke gesteldheid, dan had hij niet om het bewind verzocht bij de kantonrechter. Ten slotte meent de rechthebbende dat hij in eerste aanleg ten onrechte door de kantonrechter niet is gehoord.
5.3
De bewindvoerder heeft ter zitting in hoger beroep toegelicht dat de rechthebbende niet meewerkt aan de uitvoering van het bewind en geen contact wil. Het bewind is destijds in samenspraak met de rechthebbende aangevraagd om hem praktische ondersteuning te kunnen bieden. Voorafgaand aan de aanvraag is alles aan hem uitgelegd in een voor hem begrijpelijke taal, te weten de Turkse taal. De rechthebbende is de Nederlandse taal onvoldoende machtig en heeft door zijn opgelopen trauma en leeftijd moeite met lezen, schrijven en het betalen van rekeningen. Indien de rechthebbende onder bewind staat, krijgt hij meer praktische ondersteuning en één vaste contactpersoon. Dat is in zijn belang om te voorkomen dat hij weer financiële problemen krijgt. Nadat de bewindvoerder had vernomen dat rechthebbende het niet eens was met het uitgesproken bewind heeft zij aan hem te kennen gegeven dat ook opheffing zou kunnen worden verzocht.
5.4
Het hof overweegt als volgt. De rechthebbende heeft aangevoerd dat de bestreden beschikking is gegeven zonder een voorafgaande inhoudelijke behandeling; er heeft geen zitting plaatsgevonden en hij is niet gehoord. Deze grief, wat daarvan ook zij, kan niet tot vernietiging van de bestreden beschikking leiden. Het hoger beroep heeft onder meer tot doel om fouten in de procedure in eerste aanleg te herstellen, ook als het gaat om door de eerste rechter gemaakte fouten. Wat er zij van de gang van zaken in eerste aanleg, de rechthebbende is in dit hoger beroep in de gelegenheid gesteld zijn standpunt ter zitting toe te lichten, van welke gelegenheid hij ook gebruik heeft gemaakt. Daarom heeft de rechthebbende geen belang meer bij deze grief.
5.5
Uit het dossier en ter zitting is het volgende gebleken. De onderbewindstelling is op verzoek van de rechthebbende uitgesproken, nadat rechthebbende al enkele jaren praktische ondersteuning kreeg van Doras bij het lezen en schrijven van brieven. Tevens is gebleken dat de rechthebbende bij de beantwoording van vragen over zijn administratie en financiën meer ondersteuning vroeg dan Doras hem kon bieden. Daarom heeft Doras aan de rechthebbende voorgesteld een bewindvoerder te laten benoemen, waarop de rechthebbende dit verzoek heeft ingediend.
5.6
Het hof overweegt als volgt. Aan het inleidende verzoek lijken met name (goedbedoelde) praktische redenen ten grondslag te hebben gelegen: Doras kan niet gedurende het hele leven van rechthebbende diens administratie regelen, en bij een bewind zou er één aanspreekpunt komen. Het hof heeft echter niet kunnen vaststellen dat rechthebbende als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is om zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Stukken waaruit die toestand zou kunnen blijken zijn niet overgelegd, en ook overigens is die toestand onvoldoende komen vast te staan. Dat de rechthebbende moeite heeft met lezen en schrijven of vragen heeft over zijn financiële administratie, is onvoldoende voor instelling van een bewind. Reeds om deze reden kan de bestreden beschikking niet in stand blijven.
Uit het in het dossier aanwezige schuldenoverzicht van 13 januari 2021 blijkt dat de rechthebbende de volgende schulden had: € 399,- aan de Belastingdienst, € 315,- wegens teveel ontvangen huurtoeslag en € 4.000,- wegens ten onrechte ontvangen bijstand. Desgevraagd heeft de bewindvoerder ter zitting in hoger beroep verklaard dat rechthebbende thans nog schulden heeft van in totaal ongeveer € 3.000,-, maar dat dit geen problematische schulden zijn en dat deze schulden automatisch afgelost worden van zijn uitkering. Onder deze omstandigheden is onvoldoende gebleken van problematische schulden.
5.7
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
wijst af het inleidend verzoek tot onderbewindstelling van de goederen die de rechthebbende (zullen) toebehoren;
bepaalt dat de bewindvoerder binnen twee maanden na de datum van deze beschikking eindrekening en -verantwoording aflegt aan de rechthebbende onder overlegging van een - zo mogelijk door de rechthebbende voor akkoord ondertekend - exemplaar daarvan aan het Bewindbureau van de rechtbank Amsterdam;
gelast de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Amsterdam, sectie kanton, in verband met aantekening in het centraal curatele- en bewindregister.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.V.T. de Bie, mr. A.N. van de Beek en mr. M. Fiege, in tegenwoordigheid van mr. L.S. van Tol als griffier en is op 21 december 2021 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.