In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van [verzoeker] tot opheffing van het bewind dat op zijn goederen is ingesteld. Het bewind was ingesteld vanwege problematische schulden en de lichamelijke/ geestelijke toestand van [partner van verzoeker]. De kantonrechter had eerder, op 3 december 2020, het verzoek van [verzoeker] om het bewind op te heffen afgewezen. In hoger beroep heeft [verzoeker] aangevoerd dat de noodzaak voor het bewind niet meer bestaat, omdat hij en zijn partner in staat zijn om hun schulden zelf te beheren en een pakketservice hebben opgezet om hun inkomsten te verhogen.
De bewindvoerder heeft echter betoogd dat het bewind nog steeds noodzakelijk is, gezien de hoge schuldenlast van meer dan € 40.000,- en het gebrek aan inzicht van [verzoeker] en [partner van verzoeker] in hun financiële situatie. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord tijdens de mondelinge behandeling op 20 september 2021. Na beoordeling van de stukken en het verhandelde ter zitting, concludeerde het hof dat de noodzaak van het bewind nog altijd bestaat en dat de voortzetting daarvan zinvol is. Het hof heeft het verzoek tot opheffing van het bewind en het verzoek tot ontslag van de bewindvoerder afgewezen, en de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd.