ECLI:NL:GHAMS:2021:4197
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beëindiging gezamenlijk gezag en eenhoofdig gezag bij de vader over de minderjarige
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezamenlijk gezag van de ouders over hun minderjarige dochter. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 2 september 2020, waarin het gezamenlijk gezag was beëindigd en het eenhoofdig gezag aan de vader was toegewezen. De moeder stelde dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat het in het belang van de minderjarige noodzakelijk was om het gezamenlijk gezag te beëindigen. De vader, verweerder in hoger beroep, verzocht het hof om het hoger beroep van de moeder niet-ontvankelijk te verklaren of af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Het hof heeft vastgesteld dat de ouders sinds oktober 2018 geen contact meer met elkaar hebben gehad en dat er geen constructief overleg over de minderjarige mogelijk is geweest. De moeder heeft in de afgelopen jaren geen toestemming gegeven voor belangrijke beslissingen, zoals de inschrijving van de minderjarige op school en het aanvragen van een paspoort. Het hof oordeelde dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is en dat er geen basis is voor gezamenlijk gezag. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd en de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek om een omgangsregeling, omdat dit verzoek niet eerder in eerste aanleg was gedaan.
De uitspraak benadrukt het belang van een goede communicatie tussen ouders voor gezamenlijk gezag en de noodzaak om in het belang van het kind te handelen. Het hof concludeerde dat het in het belang van de minderjarige noodzakelijk is dat de vader alleen gezagsbeslissingen kan nemen, om zo rust en stabiliteit te waarborgen in haar opvoeding.