ECLI:NL:GHAMS:2021:4194
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake gezamenlijk gezag en omgangsregeling tussen ouders van minderjarige
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot gezamenlijk gezag en omgangsregeling tussen de ouders van een minderjarige. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had eerder een beschikking aangevraagd waarbij de ouders gezamenlijk met het gezag over hun kind belast zouden worden. Het hof handhaafde echter zijn tussenbeschikking van 1 december 2020, waarin het de Raad voor de Kinderbescherming had verzocht onderzoek te verrichten naar de situatie van de minderjarige en de omgangsregeling. De Raad concludeerde dat de man, verweerder in hoger beroep, op dat moment niet in staat was om een stabiele opvoedingsomgeving te bieden, wat leidde tot de afwijzing van het verzoek om gezamenlijk gezag.
Tijdens de mondelinge behandeling op 3 november 2021 werd duidelijk dat de communicatie tussen de ouders verbeterd was en dat er enige vooruitgang was geboekt in de omgang tussen de man en de minderjarige. De vrouw gaf aan dat de man sinds het raadsonderzoek weer contact had met de minderjarige en dat dit contact goed verliep. Het hof constateerde dat de ouders erin geslaagd waren om het belang van de minderjarige voorop te stellen en afspraken te maken over het opbouwen van contact. Het hof besloot dat het in het belang van de minderjarige was dat de vrouw het gezag bleef uitoefenen, maar dat de omgangsregeling tussen de man en de minderjarige kon worden uitgebreid.
De uiteindelijke beslissing van het hof was om het verzoek van de man om gezamenlijk gezag af te wijzen en een omgangsregeling vast te stellen waarbij de man de minderjarige wekelijks zou zien. Het hof benadrukte dat verdere uitbreiding van de omgangsregeling afhankelijk was van de voortgang in de communicatie tussen de ouders en de ondersteuning van het Ouder- en Kind Team (OKT). De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de griffier werd gelast om een afschrift van de uitspraak toe te zenden aan de rechtbank Amsterdam.