ECLI:NL:GHAMS:2021:4177

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 december 2021
Publicatiedatum
5 januari 2022
Zaaknummer
200.297.296/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over onrechtmatige persuitlatingen en dwangsommen in verband met televisie-uitzending

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is aangespannen door Noordkaap TV Producties B.V. en Talpa TV B.V. tegen [X] en [X sr.]. De aanleiding voor het geschil is een uitzending van het televisieprogramma 'Undercover in Nederland', waarin [X] werd gefilmd. Bij vonnis van de voorzieningenrechter op 23 juli 2020 werd Noordkaap c.s. opgedragen om [X] volledig onherkenbaar in beeld te brengen, op straffe van een dwangsom. [X] stelde dat dit gebod was overtreden, omdat zij herkenbaar in beeld was en heeft aanspraak gemaakt op de dwangsom. Noordkaap c.s. vorderden in een nieuw kort geding dat [geïntimeerden] de dwangsomveroordeling niet mochten executeren. De voorzieningenrechter wees deze vordering af en gaf [X] gelijk in haar tegenvordering, waarbij Noordkaap c.s. werd opgedragen om [X] volledig onherkenbaar in beeld te brengen. Beide partijen gingen in hoger beroep. Het hof oordeelde dat Noordkaap c.s. niet in redelijkheid konden menen dat zij aan het gebod hadden voldaan, en dat de dwangsom niet verbeurd was. Het hof vernietigde het vonnis van de voorzieningenrechter en wees de vorderingen van [geïntimeerden] af, terwijl het Noordkaap c.s. veroordeelde tot terugbetaling van de dwangsom van € 10.000. De zaak belicht de afweging tussen het recht op vrije meningsuiting en het privacybelang van [X].

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.297.296/01 SKG
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/700785/KG ZA 21-323
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 28 december 2021
inzake

1.NOORDKAAP TV PRODUCTIES B.V.

2. TALPA TV B.V.
beide kantoorhoudend te Amsterdam,
appellanten,
tevens incidenteel geïntimeerden,
advocaat: mr. J.A.K. van den Berg te Amsterdam,
tegen

1.[X]

2. [X sr.],
wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
tevens incidenteel appellanten,
advocaat: mr. P.L. Tjiam te Amsterdam.
Appellanten in principaal appel worden hierna Noordkaap c.s. dan wel Noordkaap en Talpa genoemd. Geïntimeerden in principaal appel worden samen [geïntimeerden] genoemd. Geïntimeerde 1 wordt ook [X] en geïntimeerde 2 [X sr.] genoemd.
De zaak in het kort
Met het oog op uitzending in een bekend televisieprogramma, Undercover in Nederland, is [X] gefilmd. Bij vonnis van de voorzieningenrechter van 23 juli 2020 is Noordkaap c.s. onder meer geboden haar volledig onherkenbaar in beeld te brengen, op straffe van een dwangsom. [X] vindt dat in de aflevering zoals die in november 2020 is uitgezonden dat gebod is overtreden, omdat zij herkenbaar in beeld was en ook daadwerkelijk is herkend; zij heeft aanspraak gemaakt op de dwangsom. Noordkaap c.s. heeft, in dit nieuwe kort geding, gevorderd dat [geïntimeerden] de dwangsomveroordeling niet mogen executeren. Die vordering is door de voorzieningenrechter afgewezen. De tegenvordering van [X] is deels toegewezen en Noordkaap c.s. is geboden het gezicht, het kapsel en de kleding van [X] volledig zwart te maken, op straffe van een (nieuwe) dwangsom.
Beide partijen zijn het oneens met dat vonnis en daarover gaat dit hoger beroep.

1.Het geding in hoger beroep

Noordkaap c.s. zijn bij dagvaarding van 12 juli 2021 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 14 juni 2021, in kort geding gewezen tussen Noordkaap c.s. als eiseressen in conventie, tevens verweersters in reconventie en [geïntimeerden] als gedaagden in conventie, tevens eiseressen in reconventie.
De appeldagvaarding bevat de grieven.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie overeenkomstig de appeldagvaarding;
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel;
- memorie van antwoord in incidenteel appel.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 18 november 2021 doen bepleiten, Noordkaap c.s. door mr. Van den Berg voornoemd en [geïntimeerden] door mr. Tjiam voornoemd en mr. E.R. van der Velde, advocaat te Amsterdam, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.
Ter zitting heeft het hof, met partijen, de volledige beelden bekeken als getoond aan de voorzieningenrechter in juli 2020 en ook de uitzending van november 2020. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarover opmerkingen te maken.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Noordkaap c.s. hebben geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog hun vorderingen zal toewijzen, de vorderingen van [geïntimeerden] zal afwijzen en [geïntimeerden] zal veroordelen tot terugbetaling van € 10.000 (de betaalde dwangsom), met beslissing over de proceskosten.
[geïntimeerden] hebben geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis in conventie en alsnog toewijzing van hun vordering in reconventie, onder toevoeging van een subsidiaire vordering, met beslissing over de proceskosten.

2.Feiten

De voorzieningenrechter heeft in het vonnis onder 2.1 tot en met 2.11 de feiten opgesomd die zij bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die volgen uit niet weersproken stellingen van partijen dan wel de niet (voldoende) bestreden inhoud van producties waarnaar zij ter staving van hun stellingen verwijzen, komen de feiten neer op het volgende.
2.1
[X] fokt katten. Zij woonde in de in het onderhavig geschil relevante periode in het dorp [woonplaats] in één huis met haar moeder, [X sr.] In dit huis verbleven ook de katten.
2.2.
[A] is directeur en eigenaar van Noordkaap. Noordkaap produceert het programma ’Undercover in Nederland’ dat door [A] wordt gepresenteerd en door Talpa op SBS6 wordt uitgezonden.
2.3.
Op 22 oktober 2019 is [X] eerst met een verborgen camera gefilmd, in haar woning en in de bijbehorende ruimte waar de katten verbleven. Vervolgens heeft [A] met een cameraploeg van Noordkaap op diezelfde dag [X] buiten, in de straat waaraan [X] woonde, vragen gesteld en beschuldigd van illegale praktijken in verband met haar fokkerij. Hierbij zijn beeld- en geluidsopnamen gemaakt van [X] .
2.4.
[geïntimeerden] zijn medio 2020 een kort geding gestart tegen Noordkaap en Talpa met als doel te voorkomen dat de op 22 oktober 2019 gemaakte opnamen worden gebruikt in een uitzending van ’Undercover in Nederland’ over misstanden bij kattenfokkers. Ter zitting van 9 juli 2020 is een compilatie getoond van die opnamen.
2.5.
Bij vonnis van 23 juli 2020 heeft de voorzieningenrechter bij de beoordeling, na vooropstelling van de te maken belangenafweging tussen het belang van het recht op vrije meningsuiting van Noordkaap en Talpa (artikel 10 lid 1 en 2 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM)) en het privacybelang van [X] (artikel 8 EVRM), voor zover van belang, het volgende overwogen:

4.6 Het staat Noordkaap vrij misstanden in de kattenfokkerij aan de kaak te stellen. Het fokken van de [naam ras] , in strijd met het fokverbod, kan hoe dan ook (…) als een dergelijke misstand worden aangemerkt. Ook het fokken van andere rassen met een gestapelde mutatie kan mogelijk als een misstand worden aangemerkt, maar om welke rassen het dan precies gaat is (voor een hobbyfokker) niet eenvoudig vast te stellen. In het kader van haar voorgenomen uitzending is Noordkaap gestuit op een van de advertenties van [X] voor “ [naam ras] kittens” waarbij vermeld stond “En 1 katertje, deze is compleet naakt en heeft korte pootjes”. Op grond van de tekst van deze advertentie heeft bij Noordkaap het idee mogen postvatten dat [X] zich schuldig maakt aan overtreding van het door de NVWA uitgesproken fokverbod. Dit idee is versterkt toen [X] tijdens de confrontatie met [A] bevestigde dat zij een “ [naam ras] ” had gefokt. Hier is dan ook sprake van een in potentie ernstige misstand die op zich de inzet van een verborgen camera en van “overvalsjour-nalistiek” rechtvaardigt en dus ook uitzending door Noordkaap van de op die wijze gemaakte beelden. Het staat Noordkaap ook vrij een dergelijke misstand aan de hand van een concreet voorbeeld (in dit geval [X] ) aan de kaak te stellen.
4.7.
Gelet echter op hetgeen ter zitting in dit specifieke geval over [X] naar voren is gekomen, dienen ook haar privacybelangen zwaar te wegen. Uit de ter zitting getoonde beelden volgt duidelijk dat [X] is overvallen door [A] en daarom de beschuldigingen dat zij zich niet aan de wet zou houden op dat moment niet goed kon pareren. De misstand zoals die zich mogelijk bij [X] heeft voorgedaan is bovendien door Noordkaap nogal mager onderbouwd. [A] heeft [X] met stelligheid geconfronteerd dat het verboden is wat [X] doet, maar een duidelijk verbod geldt in Nederland vooralsnog alleen ten aanzien van de [naam ras] . Weliswaar kan Noordkaap worden toegegeven dat op grond van het onderzoek van de Universiteit Utrecht en de website van de NVWA ook aannemelijk is dat het verboden is andere kittens te fokken met dezelfde kwalijke combinatie van eigenschappen als de [naam ras] , maar dat [X] zich hieraan stelselmatig en doelbewust heeft schuldig gemaakt is niet duidelijk uit de verf gekomen. Volgens haar eigen verklaring (en iets anders is niet aannemelijk gemaakt door Noordkaap) heeft zij een keer een nestje gehad met twee naakte kittens, die door haar onbedoeld zijn gefokt, en die zij als “ [naam ras] ” heeft aangeprezen, wegens de herkenbaarheid van de naam. Van een hobbyfokster als [X] kan niet worden verwacht dat zij precies weet wat er naast het fokken van de [naam ras] nog meer verboden is. De maatschappelijke discussie hierover lijkt vooralsnog onvoldoende uitgekristalliseerd. De kattenrassen die zij stelt te fokken (zie onder 2.1) zijn vooralsnog niet verboden. Zo tracht zij een kortpotige kat te fokken met een donsachtige beharing, de zogenaamde [naam ras] , waarbij zij naaktheid niet nastreeft (maar waarbij zij wel een keer twee naakte katten heeft gekregen uit een kruising van twee [naam ras] , wat zij onwenselijk vond).
4.8.
Het privacybelang van [X] is er verder in gelegen dat zij in een klein dorp woont, waar veel mensen elkaar kennen, dat zij daar in de horeca heeft gewerkt en dat zij daardoor extra makkelijk wordt herkend.(…)
4.10.
Een afweging van alle betrokken belangen – zoals hiervoor uiteengezet – leidt er dus toe dat het uitzenden van de beelden niet zal worden verboden en dat geen gebod tot vernietiging van de beelden kan worden uitgesproken. Wel dient [X] volledig onherkenbaar in beeld te worden gebracht. Dit betekent dat niet alleen haar gezicht, maar ook haar kapsel en gelaat zullen moeten worden geblurd, dat haar stem moet worden vervormd en dat ook haar voornaam niet mag worden genoemd. Ook haar woning en woonomgeving mogen niet herkenbaar in beeld worden gebracht. De hieraan te verbinden dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd. Met toewijzing van de vorderingen op deze wijze wordt voorshands voldoende aan de (privacy)belangen van [X] tegemoet gekomen. Voor een veroordeling tot betaling van een schadevergoeding, waaraan in kort geding hoge eisen worden gesteld, is dan ook onvoldoende aanleiding.”
De primaire vorderingen, waaronder een verbod het beeld- en geluidmateriaal dat van [X] is gemaakt openbaar te maken, zijn afgewezen. De subsidiaire vorderingen van [X] zijn aldus toegewezen:

5.1. gebiedt Noordkaap en Talpa om [X] volledig (dat wil zeggen gelaat, kapsel en kleding) onherkenbaar in beeld te brengen, haar stem te vervormen en haar voor- en achternaam niet te gebruiken,
5.2.
verbiedt Noordkaap en Talpa via televisie, internet, radio of anderszins beelden openbaar te maken waarop de buitenkant van de woning van [X] of gedeelten daarvan te zien zijn,
5.3.
bepaalt dat Noordkaap en Talpa een dwangsom verbeuren van € 10.000,- per overtreding van de onder 5.1 en 5.2 opgenomen veroordelingen, met een maximum van in totaal € 50.000,-,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad”.
Dit vonnis wordt hierna ook aangeduid als het eerste kort gedingvonnis.
2.6.
Het eerste kortgedingvonnis is op 19 augustus 2020 aan Noordkaap en Talpa betekend. Daartegen is geen hoger beroep ingesteld. Partijen hebben over en weer verzoeken tot herstel van het eerste kortgedingvonnis op grond van artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) ingediend. Deze verzoeken zijn alle afgewezen.
2.7.
Op 22 november 2020 is de aflevering van ’Undercover in Nederland’ over misstanden bij kattenfokkers bij SBS6 uitgezonden. De onderdelen over [X] behoren tot het gedeelte van de uitzending dat gaat over ’designkatten’. Niet alle beelden uit de compilatie zoals die is getoond ter zitting op 9 juli 2020 zijn daarin opgenomen. De beelden waarin [X] voorkomt zijn gemonteerd tussen beelden van anderen, onder wie deskundigen op het gebied van de regelgeving rond ‘designkatten’.
2.8.
Bij brief van 10 maart 2021 hebben de advocaten van [geïntimeerden] aan de advocaat van Noordkaap c.s. meegedeeld, dat [X] niet volledig onherkenbaar in beeld is gebracht en dat een dwangsom van € 10.000,= is verbeurd. Daarnaast hebben de advocaten verzocht de beelden aan te passen. In de brief is vermeld dat [X] in de uitzending, ondanks dat zij is ‘geblurd’, herkenbaar in beeld was door haar blonde paardenstaart en haar donkerblauwe jasje met zwarte kraag. In de brief staat tot slot dat [X] is herkend, omdat zij slechts licht ‘geblurd’ was, haar stem minimaal was vervormd en haar omgeving in beeld is gebracht.
2.9.
[geïntimeerden] hebben bij deurwaardersexploot van 8 april 2021 de dwangsom van € 10.000,= (met kosten) opgeëist. Noordkaap c.s. hebben betaald.
2.10.
De uitzending is thans niet langer online beschikbaar en is evenmin te zien via de gebruikelijke kanalen.

3.Beoordeling

3.1.1
In het kort geding dat heeft geleid tot het bestreden vonnis (hierna ook: het tweede kortgedingvonnis) vorderden Noordkaap c.s. een executieverbod. [geïntimeerden] vorderden in reconventie dat [X] op de beelden volledig zwart wordt geblurd, dat haar stem verder wordt vervormd en dat de uitzending zodanig wordt aangepast dat [X] niet meer wordt beschuldigd van het fokken van de [naam ras] en/of katten waarvan het fokken in strijd is met wet- en regelgeving.
3.1.2
De vorderingen van Noordkaap c.s. zijn afgewezen omdat, kort samengevat, de voorzieningenrechter tot het oordeel kwam dat Noordkaap c.s. het gebod niet hebben nageleefd en dus de dwangsom hebben verbeurd.
De tegenvordering van [geïntimeerden] is ten dele toegewezen. In dat kader heeft de voorzieningenrechter overwogen dat [X] voldoende spoedeisend belang heeft bij een aanpassing van het eerdere gebod in die zin dat gelaat, kapsel en kleding van [X] volledig zwart worden gemaakt. De overige vorderingen in reconventie zijn afgewezen.
Tegen deze beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komen Noordkaap c.s. met hun drie grieven op. [geïntimeerden] hebben in incidenteel appel twee grieven voorgesteld.
3.1.3
De voorzieningenrechter heeft ten aanzien van [X sr.] geoordeeld dat bij gebreke van belang haar vorderingen in reconventie niet kunnen worden toegewezen. Tegen dat oordeel is in appel niet opgekomen. Het hof gaat er, met partijen, vanuit dat de positie van [X sr.] , die medegerechtigd is tot executie van het eerste kortgedingvonnis, geen separate rol speelt bij de beoordeling van dit appel.
Toetsingskader executiegeschil
3.2
Dit is een executiegeschil waar het gaat om het al dan niet verbeurd zijn van de dwangsom. In dat kader is het aan de rechter om, door uitlegging van het dictum van het te executeren vonnis in het licht van de overwegingen, vast te stellen wat het gebod waaraan de dwangsom is verbonden inhoudt en vervolgens te beoordelen of dit al dan niet, tijdig en naar behoren, is nagekomen. Het gebod strekt niet verder dan het bereiken van het beoogde doel. Voor het oordeel dat een dwangsom is verbeurd is eerst plaats als er in redelijkheid geen twijfel over bestaat dat het gebod niet is nageleefd. De dwangsom is niet verbeurd als van de veroordeelde, alle omstandigheden in aanmerking nemend, in redelijkheid niet meer verwacht kon worden dan hij heeft gedaan. In dat kader is geen ruimte voor het opnieuw beoordelen van de rechtsverhouding waarover de dwangsomrechter heeft beslist.
Dwangsom niet verbeurd
3.3
Dat in de uitzending geen (gedeelten van) de buitenkant van de woning van [X] in beeld zijn gebracht en dat de voor- of achternaam van [X] niet is genoemd staat vast. Het geschil gaat om de vraag of het gebod is nageleefd voor zover dat luidt:
gebiedt Noordkaap en Talpa om [X] volledig (dat wil zeggen gelaat, kapsel en kleding) onherkenbaar in beeld te brengen, haar stem te vervormen(5.1 van het dictum van het eerste kortgedingvonnis).
3.3.1
Die zinsnede moet zo worden uitgelegd dat het woord
volledigwordt toegelicht in de daarop onmiddellijk volgende passage tussen haakjes. Het onherkenbaar in beeld brengen dient dus niet alleen te zien op het gelaat van [X] , waaroverheen al in de originele, ter terechtzitting getoonde beelden een
blurwas gelegd, maar ook op haar kapsel en kleding. Dat dit is bedoeld volgt uit de zin in 4.10 van het eerste kortgedingvonnis:
dit betekent dat niet alleen haar gezicht, maar ook haar kapsel en gelaat zullen moeten worden geblurd.
De voorzieningenrechter heeft rov. 4.10 opgezet als sluitstuk van de belangenafweging tussen enerzijds het zwaarwegende belang van Noordkaap c.s. ex art. 10 EVRM en anderzijds het evenzeer zwaarwegende belang van [X] ex art. 8 EVRM. Noordkaap c.s. hebben dit dictum, in verband met bedoelde overweging in dat kader en tegen de achtergrond van het ter terechtzitting getoond zijn van de beelden, in redelijkheid zo mogen opvatten dat zij aan het gebod hadden voldaan als zij de in juli 2020 ter zitting getoonde, naar zij gemotiveerd stellen gebruikelijke,
blurzouden uitbreiden zodat deze behalve het gezicht ook het kapsel en de kleding van [X] zou omvatten. Over de kleding is, gelet op het ontbreken van dat woord in rov. 4.10, tussen partijen nog debat geweest in het kader van het verzoek tot herstel van een kennelijke verschrijving ex art. 31 Rv, maar aan de afwijzing daarvan hebben Noordkaap c.s. de - terechte - conclusie verbonden dat ook de kleding
geblurdmoest worden. Dat hebben zij vervolgens ook gedaan.
Het dictum houdt niet in dat Noordkaap c.s. dienden te bereiken dat herkenning van [X] door kennissen en dorpsgenoten uitgesloten zou zijn en dat daartoe haar gehele gestalte zwart gemaakt zou moeten worden. Of dat resultaat überhaupt bereikt had kunnen worden doet in dit verband niet ter zake. Dat [X] is herkend is dus evenmin relevant, ook als die herkenning het gevolg is van de ondanks de
blurnog te onderscheiden blonde paardenstaart en het blauwe jasje met zwarte kraag.
3.3.2
Wat de stem van [X] betreft staat vast dat deze is vervormd. Meer dan dat werd in het vonnis niet gevergd.
3.3.3
Dit betekent, dat Noordkaap c.s. in redelijkheid konden menen dat zij met de uitzending zoals die is vormgegeven, in het bijzonder de stemvervorming en de aangebrachte
blur, aan het gebod voldeden. Van een situatie waarin in redelijkheid geen twijfel bestaat dat Noordkaap c.s. het gebod hebben overtreden is geen sprake. De dwangsom is dus niet verbeurd, de eerste grief in principaal appel slaagt en het bestreden vonnis kan niet in stand blijven.
Verdergaande maatregelen
3.4
Het geschil ziet voorts op een door [geïntimeerden] verlangd verdergaand gebod dan het gebod dat de voorzieningenrechter heeft opgelegd in het eerste kortgedingvonnis als hierna te bespreken. In appel is daar, subsidiair, nog als vordering aan toegevoegd een veroordeling tot het bij de uitzending mee laten lopen van een
banner, waarop wordt vermeld:
Deze persoon fokt geen [naam ras] . De getoonde gefokte katten zijn niet verboden. De beschuldigingen van [A] blijken onjuist.
[X] stelt in dat verband dat zij, nog steeds, belang heeft bij een verdergaande vorm van onherkenbaar maken, te weten het zwart maken van haar gehele gestalte en het verder vervormen van haar stem. Zij stelt dat zij veelvuldig is herkend na de eerste uitzending en op social media ook onaangenaam is bejegend en zelfs bedreigd. Zij vreest herhaling van die reacties zodra deze aflevering weer online wordt gezet.
Verder is zij ervan overtuigd dat zij geen wetten of regels overtreedt en vindt zij het van groot belang dat de beschuldigingen dat zij [naam ras] en/of andere verboden katten fokt uit de uitzending worden verwijderd; ter terechtzitting bleek dat zelfs haar grootste bezwaar tegen de uitzending te zijn.
3.5
Wat deze vorderingen betreft is geen sprake van een executiegeschil en ligt de rechtsverhouding tussen partijen opnieuw ter beoordeling voor, zonder dat beslissend is hoe het bij het eerste kortgedingvonnis opgelegde gebod moet worden uitgelegd en in hoeverre dat is gerespecteerd.
Ontoelaatbare beschuldigingen?
3.6
Het hof zal beginnen met de volgens [geïntimeerden] onterechte beschuldigingen.
In het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat, kort samengevat, er ook in het geschil dat geleid heeft tot het eerste kortgedingvonnis aandacht is besteed aan de beschuldigingen, dat de vorderingen van [geïntimeerden] toen niet, ook niet in minder vergaande vorm, zijn toegewezen en dat [geïntimeerden] , als zij het daarmee niet eens waren, van dat vonnis in hoger beroep hadden moeten gaan dan wel een bodemprocedure moeten entameren. Om die reden zijn de vorderingen op dit punt afgewezen.
3.7
Dat oordeel van de voorzieningenrechter kan niet in stand blijven. Ten tijde van het eerste kortgedingvonnis ging het om een verbod vooraf, van een uitzending waarvan de inhoud nog niet vast stond. Of er beschuldigingen zouden worden geuit en zo ja, welke, stond dus ook nog niet vast. Noordkaap c.s. hebben in dat verband toegezegd in de daadwerkelijke uitzending uit te zullen gaan van het feitenmateriaal.
Nu gaat het om een vordering tot het aanpassen van de uitzending, waarvan de inhoud - naar het hof ter terechtzitting met partijen heeft gezien - op een aantal punten duidelijk afwijkt van het materiaal zoals dat in juli 2020 is getoond. Dat is een andere situatie.
Dat [X] , nu zij de uitzending heeft gezien, daartegen bezwaren heeft en aanpassing wenst kan dus voldoende grond zijn voor een nieuwe vordering in kort geding die dan opnieuw moet worden beoordeeld. Het daartoe benutten van het door Noordkaap c.s. aanhangig gemaakte executiegeschil - door het indienen van een vordering in reconventie in plaats van een eigen, separate vordering - stond [X] vrij en heeft proceseconomisch ook voordelen.
Het hof zal deze vordering dus inhoudelijk beoordelen.
3.8
Bij een vordering die ertoe strekt dat bepaalde beweringen in een televisieprogramma niet mogen worden gedaan en moeten worden verwijderd is het grondrecht van de vrijheid van meningsuiting in het geding. Dat grondrecht kan slechts worden beperkt indien dat bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving. Het belang van de vrijheid van meningsuiting (en de persvrijheid) van Noordkaap c.s. moet worden afgewogen tegen het belang van [X] bij privacy en om verschoond te blijven van publiekelijke beschuldigingen. Het gaat in beginsel om gelijkwaardige belangen en bij de belangenafweging moeten alle omstandigheden aan beide zijden worden meegewogen.
3.8.1
Een belangrijke omstandigheid is de juistheid van de feiten waarop de gewraakte beschuldiging, althans bewering, is gebaseerd.
Niet in geschil is dat [X] een advertentie heeft geplaatst met als aanduiding “
[naam ras] kittens” en dat zij daarbij heeft vermeld “
en 1 katertje, deze is compleet naakt en heeft korte pootjes”. Vast staat dat haarloze katten met korte poten worden aangeduid als [naam ras] . Van een erkend ras is geen sprake, zodat ook geen precieze raskenmerken kunnen worden vastgesteld.
In de uitzending wordt [X] door [A] , bij de confrontatie op straat, aangesproken over die advertentie. Zij weerspreekt niet dat zij die gezet heeft en dat die juist was. Daaraan voorafgaand is te zien, in het gedeelte dat met de verborgen camera is gefilmd, dat [X] aan iemand die zich als klant presenteert vertelt dat zij een kortpotig haarloos katje te koop heeft en daarvoor een prijs noemt. In dat gedeelte komt ook ter sprake dat [X] meer kortpotige katjes heeft gefokt.
Tegen de achtergrond van het voorgaande acht het hof voorshands duidelijk dat [X] tenminste één katje heeft gefokt dat valt aan te merken als [naam ras] . Daarnaast heeft [X] met opzet katten gefokt met voor katten ongewoon korte poten. De feiten waarop de uitzending is gebaseerd zijn in zoverre juist. Zij worden ook niet verdraaid weergegeven.
3.8.2
Op die feiten wordt in het programma de stelling gebaseerd dat [X] verboden ‘designkatten’ fokt en dat zij als fokster deel uitmaakt van de misstanden in de kattenfokkerij. De toezegging dat de uitzending gebaseerd zou worden op de feiten zijn Noordkaap c.s. dus in zoverre nagekomen.
3.9
[geïntimeerden] beogen echter met hun stellingen, naar Noordkaap c.s. ook hebben begrepen, te betogen dat Noordkaap c.s. die feiten in de uitzending onjuist duiden door te beweren dat uit die feiten valt af te leiden dat [X] de (wettelijke) regels heeft overtreden, door (willens en wetens) in strijd met die regelgeving ‘designkatten’ te fokken en verhandelen. Zij somt onder 5.9 van de memorie van antwoord/memorie van grieven een aantal beschuldigingen van die strekking op.
3.9.1
[geïntimeerden] voeren ter onderbouwing van hun stelling dat die duiding onjuist is aan, dat in het eerste kortgedingvonnis is vastgesteld dat [X] de regels niet heeft overtreden.
Die stelling kan hen, als zij al juist is, niet baten. Een dergelijk oordeel is een voorlopig oordeel, in het kader van het dan voorliggende partijdebat in kort geding gegeven. Dit hof dient zich over de vraag of op grond van de feiten voldoende aanwijzingen bestonden voor de bewering dat [X] de regels overtrad een zelfstandig oordeel te vormen, waartoe ook behoort hoe die regelgeving moet worden begrepen.
3.9.2
De Wet Dieren, artikel 2.6 lid 2 onder a luidt:
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voor het onderwerp, bedoeld in het eerste lid, regels worden gesteld voor bij deze maatregel aangewezen diersoorten of diercategorieën die betrekking hebben op onder meer:
a.
een verbod op het fokken of het voor de fok gebruiken van:
1°.dieren die beschikken over een bepaalde aandoening die, of een uiterlijk kenmerk dat de gezondheid of het welzijn van het dier of de nakomelingen van het dier kan aantasten.
Ingevolge dit artikel is vastgesteld het Besluit houders van dieren. Daarvan luidt artikel 3.4:
Het is verboden te fokken met gezelschapsdieren op een wijze waarop het welzijn en de gezondheid van het ouderdier of de nakomelingen wordt benadeeld.
3.9.3
In een op verzoek van de bevoegde minister door de Universiteit van Utrecht opgemaakt rapport over het fokken van ‘designkatten’ zoals de [naam ras] is geconcludeerd dat sprake is van mutantenfokkerij. Aangaande de [naam ras] blijkt uit dat rapport dat het stapelen van de mutaties leidt tot welzijnsrisico’s voor de gefokte dieren, in het bijzonder waar het gaat om de wijze van bewegen, de warmteregulatie en de huidgezondheid. Op de website van de NVWA staat ook dat het fokken van [naam ras] om die reden verboden is.
Dat het fokken van [naam ras] katten verboden is erkennen ook [geïntimeerden] en dient tot uitgangspunt.
3.9.4
Wat betreft het fokken van andere kortpotige katten, zoals de [naam ras] en de [naam ras] kan, op basis van het zeer algemeen luidende artikel 2.6 lid 2 onder a Wet Dieren en het evenzeer algemeen geformuleerde artikel 3.4 van het Besluit, worden betoogd dat deze rassen eveneens onder het verbod vallen. De wetgever heeft kennelijk niet willen voorzien in een regeling die meer specifiek rassen of kenmerken noemt. Of het fokken van deze katten onder het verbod valt is, naar [geïntimeerden] terecht hebben aangevoerd, onduidelijk; dat zal er vermoedelijk met name van afhangen of de korte poten het welzijn van de dieren benadelen. Daarover is in de jurisprudentie nog niet ten gronde beslist. Gelet op de omstandigheid dat de kortpotigheid één van de redenen was om het fokken van de [naam ras] te verbieden, wegens de daaruit voortvloeiende bewegingsbeperkingen, en op de ruime omschrijving in de regelgeving is zeker niet evident dat het fokken van kortpotige katjes zoals de [naam ras] en de [naam ras] is toegestaan. Noordkaap c.s. konden in redelijkheid menen dat ook dit fokken verboden was.
3.9.5
Per saldo was de duiding van de regelgeving die in de uitzending wordt gegeven aangaande de [naam ras] juist en aangaande de andere katten verdedigbaar. Noordkaap c.s. hebben voorts in de uitzending een aantal deskundigen aan het woord gelaten over de regelgeving. De onduidelijkheid komt uit die onderdelen naar voren. Die onderdelen zijn zo gemonteerd dat zij tussen de opnames van [X] verschijnen.
Dat betekent, dat ondanks de stelligheid waarmee [A] zich uitliet, de uitzending wel degelijk enige nuance kende.
3.9.6
Van belang is voorts dat de beschuldigingen die [A] in de uitzending jegens [X] uit niet onnodig grievend zijn geformuleerd, terwijl het ook niet gaat om beschuldigingen van feiten die naar hun aard sterk stigmatiserend zijn.
3.9.7
Ten slotte is [X] , in de uitzending zelf, in de gelegenheid gesteld daartegen weerwoord te voeren. Dat is ook uitgebreid te zien. [X] zegt in de uitzending dat zij wist van het verbod aangaande de [naam ras] en ook dat ze weet dat de overheid bezig is met het “eruit halen” van de kortpootjes, maar dat ze denkt dat dat nog niet is doorgevoerd. Over de door [X] aangeboden haarloze katten vraagt de medewerker van Noordkaap c.s. (in het met de verborgen camera gefilmde deel) of de kat het buiten niet koud krijgt en antwoordt [X] dat deze katten bedoeld zijn voor verblijf binnenshuis. Tijdens de confrontatie verwijst [A] naar het met de verborgen camera gefilmde gesprek en [X] reageert daarop. Zij legt uit dat het schattige en door haar geliefde dieren zijn waarvoor zij heel goed zorgt en die nooit gezondheidsproblemen hebben. Zij legt haar standpunt goed uit en krijgt daarvoor ruimte; zij maakt niet de indruk dat zij niet uit haar woorden komt of het niet begrijpt en in de val wordt gelokt.
3.1
Het fokken van ‘designkatten’ die gewild zijn om hun uitzonderlijke uiterlijk zonder dat rekening wordt gehouden met de nadelen die dat voor hun welzijn oplevert is een maatschappelijke misstand. Het is de taak van de media het publiek daarover te informeren. Het gedeelte over [X] in de uitzending draagt daaraan bij.
Voorts is van belang dat in de uiteindelijke uitzending, ten opzichte van het in juli 2020 getoonde materiaal, aanpassingen hebben plaatsgehad die de totaalindruk van het item in voor [X] gunstige zin hebben beïnvloed.
Daartegenover staan, nog steeds, de belangen van [X] dat haar persoonlijke levenssfeer wordt beschermd.
Het hof ziet, gelet op al het voorgaande, geen aanleiding om de afweging tussen de zwaarwegende belangen van Noordkaap c.s. en die van [X] anders te maken dan de voorzieningenrechter in het eerste kortgedingvonnis heeft gedaan.
Er is dan ook geen grond om de vordering toe te wijzen voor zover die ziet op het verwijderen van de beschuldigingen. Ook de subsidiaire vordering (het laten meelopen van de
banner)is, om dezelfde redenen, niet toewijsbaar.
Verdere maatregelen ter voorkoming van herkenning
3.11
Veronderstellenderwijs aannemende dat juist is wat [geïntimeerden] stellen, te weten dat [X] is herkend door kennissen en dorpsgenoten naar aanleiding van de uitzending van het programma in november 2020, hebben zij het (spoedeisend) belang bij de vordering tot verdergaande maatregelen om haar onherkenbaar te maken onvoldoende aannemelijk gemaakt. Het toepassen van een zwaardere
blurdan gebruikelijk dan wel het geheel zwart maken van de gestalte van [X] zou een zeer vergaande ingreep in het programma zijn, zodat aan het belang bij een dergelijke maatregel hoge eisen te stellen zijn. Een dergelijk belang hebben [geïntimeerden] niet aannemelijk gemaakt.
Niet toegelicht is, en niet valt in te zien, hoe het alsnog uitgebreider treffen van maatregelen om herkenning te voorkomen van invloed zal zijn op het gedrag van de mensen die [X] in november 2020 al (zouden) hebben herkend. Daarin kan het belang dus niet gelegen zijn.
[geïntimeerden] hebben weliswaar gesteld dat zij vrezen dat een nieuw publiek wordt bereikt, maar dat is onvoldoende toegelicht. Daarbij weegt mee dat het nu zou gaan om het aanpassen van een oude, al meer dan een jaar geleden, uitgezonden aflevering van dit televisieprogramma. Niet voor de hand ligt dat die aflevering (via internet en/of voorzieningen om gemiste uitzendingen alsnog te bekijken) nog veelvuldig zal worden opgezocht door kennissen (of althans mensen die in staat zijn [X] door de
blurheen te herkennen) die de oorspronkelijke uitzending hebben gemist.
3.12
De grieven van Noordkaap c.s. slagen en behoeven geen verdere afzonderlijke bespreking.
De grieven van [geïntimeerden] falen en behoeven evenmin nadere afzonderlijke bespreking.
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd voor zover in conventie gewezen en zal worden bekrachtigd voor zover in reconventie gewezen. [geïntimeerden] zullen als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in beide instanties. Het hof begroot de kosten in het incidenteel appel op nihil.
Ter voorkoming van misverstand en executieproblemen zal het hof het dictum opnieuw formuleren.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep
en opnieuw rechtdoende:
verbiedt [geïntimeerden] om de in het eerste kortgedingvonnis (van 23 juli 2020) opgelegde dwangsom te executeren;
veroordeelt [geïntimeerden] tot terugbetaling van de dwangsom ad € 10.000 binnen 5 werkdagen na betekening van dit arrest;
wijst af de vorderingen van [geïntimeerden] ;
veroordeelt [geïntimeerden] in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van Noordkaap c.s. begroot op € 667 aan verschotten en € 1.016 voor salaris en in hoger beroep tot op heden op € 870,52 aan verschotten en € 2.228 voor salaris;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, E.E. van Tuyll van Serooskerken- Röell en L. Alwin, en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 28 december 2021.