Uitspraak
1.[appellant sub 1] ,
[appellant sub 2],
[A] B.V. (voorheen [B] B.V.),
1.[geïntimeerde sub 1] ,
[C] B.V. (voorheen [C] V.O.F.),
[geïntimeerde sub 3],
[geïntimeerde sub 4],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 december 2021 uitspraak gedaan in een incident dat was ingesteld door de geïntimeerden, die zekerheidstelling voor proceskosten vorderden. De appellant, die stelt dat hij weer in Polen woont, heeft geen zekerheid hoeven stellen op basis van artikel 224 lid 2 aanhef en onder a Rv in combinatie met artikel 14 van het Verdrag inzake de toegang tot de rechter in internationale gevallen. De geïntimeerden hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren op de stelling van de appellant dat hij in Polen woont, waardoor het hof van de juistheid van deze stelling uitgaat. De incidentele vordering tot zekerheidstelling is afgewezen, en de geïntimeerden worden als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het incident. De hoofdzaak is verwezen naar de rol van 8 februari 2022 voor het nemen van een memorie van antwoord in incidenteel appel door de appellant.