ECLI:NL:GHAMS:2021:4161

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
5 januari 2022
Zaaknummer
23-001957-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens te late indiening

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 16 maart 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1976, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter, maar dit was niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van veertien dagen na de uitspraak gedaan. De verdachte en zijn raadsman waren op 16 maart 2021 aanwezig bij de zitting, waar de verdachte op de termijn voor hoger beroep was gewezen. De verdediging stelde dat de kantonrechter had medegedeeld dat de termijn pas zou ingaan na schriftelijke toezending van het vonnis, maar dit werd niet aannemelijk gemaakt en was niet vastgelegd in het proces-verbaal van de zitting. Het hof oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar maakten. Daarom werd de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De beslissing werd genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, met de rechters D. Radder, T. de Bont en A. Beijer, en werd uitgesproken in de openbare zitting.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001957-21
datum uitspraak: 21 december 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar) van 16 maart 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-300129-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
adres: [adres].
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 december 2021.
Het hof heeft kennisgenomen van het standpunt van de raadsman van de verdachte en de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is in eerste aanleg opgeroepen om op 16 maart 2021 te verschijnen ter terechtzitting van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland. Zowel de verdachte als zijn (rechtsgeleerd) raadsman zijn op 16 maart 2021 ter terechtzitting verschenen. Namens de verdachte is op 6 juli 2021 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter. Daarmee is het hoger beroep niet ingesteld binnen veertien dagen na het wijzen van het vonnis, zoals artikel 408, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering voorschrijft.
Blijkens het proces-verbaal ter terechtzitting van 16 maart 2021 is de verdachte gewezen op de termijn van veertien dagen om hoger beroep in te stellen tegen het vonnis. Dat de kantonrechter ter terechtzitting mondeling zou hebben medegedeeld dat de beroepstermijn pas zou aanvangen op het moment dat het vonnis de verdachte op schrift zou worden toegestuurd, zoals door de verdediging is betoogd, is op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Deze mededeling is ook niet opgenomen in het proces-verbaal van de zitting, (in beginsel) de enige kenbron van hetgeen zich ter terechtzitting heeft afgespeeld.
Nu het hoger beroep niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn is ingesteld, en niet is gebleken van bijzondere, de verdachte niet toe te rekenen, omstandigheden welke de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar doen zijn, zal de verdachte niet-ontvankelijk worden verklaard in het ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Radder, mr. T. de Bont en mr. A. Beijer, in tegenwoordigheid van mr. D. de Jong en R.M. ter Horst, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 december 2021.
mr. T. de Bont en mr. A. Beijer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.