ECLI:NL:GHAMS:2021:4146

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 december 2021
Publicatiedatum
30 december 2021
Zaaknummer
23-002584-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G. van der Meer
  • M. J. de Vries
  • P. J. van der Linden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal met braak uit auto, recidive en artikel 63 Sr

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 november 2020. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar heeft in hoger beroep opnieuw de aandacht op zich gevestigd. De zaak betreft twee diefstallen met braak uit een auto, waarbij onder andere een jas met een GPS-baken en diverse andere goederen zijn weggenomen. De verdachte is op 19 november 2019 betrapt op camerabeelden terwijl hij inbrak in een projectauto en een geparkeerde auto. De politie heeft de verdachte later in zijn woning aangetroffen met de gestolen goederen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de diefstallen heeft gepleegd en heeft de eerdere vrijspraak van de rechtbank vernietigd. De verdachte is niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf van 120 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 60 dagen. De beslissing is genomen met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die blijk heeft gegeven van een positieve wending in zijn leven.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002584-20
datum uitspraak: 27 december 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 november 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-279363-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres 1] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
13 december 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 3 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover in hoger beroep inhoudelijk nog aan de orde – tenlastegelegd dat:

1.primairhij op of omstreeks 19 november 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, in/uit een auto een jas (merk Parajumpers), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Politie eenheid Amsterdam, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;

1.subsidiairhij op of omstreeks 19 november 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een goed, te weten een jas (merk Parajumpers) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

2.primairhij op of omstreeks 19 november 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, in/uit een auto met kenteken [kenteken] een laptop (merk Lenovo) en/of een telefoon (merk Nexus) en/of een of meer (zonne- en/of lees)brillen en/of een portemonnee met inhoud en/of een rugtas met inhoud en/of een horloge (merk Thorton) en/of een autosleutel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;

2.subsidiairhij op of omstreeks 19 november 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal een of meer goederen, te weten en laptop (merk Lenovo) en/of een telefoon (merk Nexus) en/of een of meer (zonne- en/of lees)brillen en/of een portemonnee met inhoud en/of een rugtas met inhoud en/of een horloge (merk Thorton) en/of een autosleutel heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt.
Bewijsoverwegingen
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de twee primair ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard.
De verdediging heeft integrale vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit. Daartoe is, kort gezegd- aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die de auto-inbraken heeft gepleegd. Op basis van de beelden van de in braken is geen herkenning van de verdachte mogelijk. De verdachte heeft verklaard dat hij de tas met goederen die afkomstig zijn van de auto-inbraken gevonden heeft in de bosjes voor zijn woning en heeft meegenomen naar zijn kamer.
Het hof overweegt als volgt.
Op 19 november 2019 is door de politie een projectauto geparkeerd op de Herengracht te Amsterdam. In deze projectauto lag een tas van winkel Tip de Bruin met daarin een jas die was voorzien van een GPS-baken. Omstreeks 22.00 uur ontving de politie een melding van het GPS-baken waaruit bleek dat de jas werd verplaatst. Ter plaatse stelden politieambtenaren vast dat was ingebroken in zowel de projectauto als de daarnaast geparkeerde auto met het kenteken [kenteken] , welke op dat moment gehuurd werd door [slachtoffer] . Van beide auto’s was een ruit ingeslagen en uit beide auto’s waren goederen weggenomen. De diefstallen zijn vastgelegd op camerabeelden, afkomstig van een camera op Herengracht [nummer] . Op deze camerabeelden is te zien dat op 19 november 2019 een persoon, die zwarte schoenen met lichte (witte) zolen en een lichte achterzijde ter hoogte van de hiel draagt, richting voornoemde auto’s loopt. Vervolgens slaat deze persoon het linker achterraam van de projectauto in en reikt met zijn linkerarm in de auto. Hij pakt een tas uit de auto en loopt hiermee weg. Kort daarop loopt dezelfde persoon naar de auto met het kenteken [kenteken] en slaat hiervan de achterruit in. De persoon gaat met zijn hand in de kofferbak en haalt er twee tassen uit. Vervolgens loopt de persoon met de drie tassen weg.
Uit het track & trace systeem van het GPS-baken in de jas blijkt dat deze om 22.08 uur in de [adres 2] arriveert. Op de camerabeelden van [bedrijf], gevestigd aan de [adres 3], is te zien dat de verdachte om 22.09 uur het wooncomplex aan de [adres 4] binnenloopt met een tas. De verdachte woont in dat wooncomplex. De verdachte draagt zwarte schoenen met witte zolen en een witte hiel .
Op 20 november 2019 om 00.10 uur hebben politieambtenaren de woning van de verdachte betreden. Zij zagen dat de uit de projectauto weggenomen jas op het bed lag. Tevens troffen zij de Tip de Bruin tas aan en zagen zij op het bed kleine glasdeeltjes liggen. Ook de goederen die door aangever [slachtoffer] als gestolen zijn opgegeven, zijn aangetroffen in de kamer van de verdachte.
Gelet op het voorgaande stelt het hof vast dat kort nadat de goederen zijn gestolen deze in het bezit waren van de verdachte en door hem in zijn kamer zijn gelegd. Opvallend is daarbij dat op het bed van de verdachte, naast de gestolen goederen, glasdeeltjes zijn aangetroffen. Bovendien past de verdachte in het signalement van de persoon die te zien is op de camerabeelden van de Herengracht. Daarbij zijn met name de zwarte schoenen met witte zolen en een witte hiel van belang, die zowel op de camerabeelden van Herengracht [nummer] als van [bedrijf] te zien zijn. Dergelijke schoenen zijn tevens in de kamer van de verdachte aangetroffen. Alles afwegend en in onderlinge samenhang bezien, is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte de beide tenlastegelegde diefstallen heeft gepleegd.
Het alternatieve scenario dat de verdachte eerst ter terechtzitting in eerste aanleg naar voren heeft gebracht en heeft herhaald ter terechtzitting in hoger beroep is door hem op geen enkele wijze onderbouwd. Ook overigens biedt het dossier voor dit scenario geen enkel solide aanknopingspunt, zodat het hof dit als zijnde ongeloofwaardig terzijde schuift.
De tot vrijspraak strekkende verweren worden verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:

1.primairhij op 19 november 2019 te Amsterdam, uit een auto een jas (merk Parajumpers) toebehorende aan Politie eenheid Amsterdam, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;

2.primairhij op 19 november 2019 te Amsterdam, uit een auto met kenteken [kenteken] een laptop (merk Lenovo), een telefoon (merk Nexus), een zonnebril, een leesbril, een portemonnee met inhoud, een rugtas met inhoud, een horloge (merk Thorton) en een autosleutel die toebehoorden aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

Hetgeen onder 1 primair en 2 primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde levert telkens op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straf
De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor de primair onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft verzocht om, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan diefstal met braak uit een auto. Hij heeft door autoruiten in te slaan de goederen weggenomen. . Met zijn handelen heeft de verdachte bovendien blijk gegeven van gebrek aan respect voor het eigendomsrecht van anderen. Daarbij heeft hij met het oog op eigen financieel gewin schade en overlast veroorzaakt. Bovendien dragen dergelijke feiten bij aan het versterken van in de maatschappij heersende gevoelens van onveiligheid.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 december 2021 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen ter zake van vermogensdelicten en is bovendien in 2018 een ISD-maatregel aan hem opgelegd. Deze eerdere veroordelingen hebben hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te begaan, hetgeen in zijn nadeel weegt. Het hof acht daarom oplegging van een vrijheidsbenemende straf in beginsel passend.
In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet het hof echter aanleiding om te kiezen voor een taakstraf. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte te kennen gegeven dat hij gemotiveerd is om zijn leven een positieve wending te geven en hij heeft daartoe stappen ondernomen. Zo is hij op zoek naar een woning, heeft hij een betalingsregeling getroffen voor het aflossen van zijn schulden en zal hij binnenkort weer een Wajong-uitkering ontvangen. Bovendien heeft de verdachte op 27 oktober 2021 zijn diploma behaald voor ‘[diploma]’ aan het [school] te Amsterdam en is hij in gesprek met het [school] over een eventuele vervolgopleiding. Om de verdachte te stimuleren deze positieve lijn door te zetten en tegelijkertijd de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking te brengen, zal het hof tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen om hem ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan strafbare feiten.
Het hof acht, alles afwegende, waaronder de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, een taakstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
===================================================================
[…]