Op 16 december 2021 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 3 september 2021 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die op 25 juni 2020 in Amsterdam een overtreding heeft gepleegd van artikel 5.11, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 van de Gemeente Amsterdam. De verdachte, geboren in 1982, werd beschuldigd van het doen van zijn natuurlijke behoefte buiten een daarvoor bestemde inrichting of plaats. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 140,00 en 2 dagen hechtenis, met de bepaling dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. Dit betekent dat de verdachte onder bepaalde voorwaarden niet hoeft te betalen, zolang hij zich niet schuldig maakt aan een nieuw strafbaar feit binnen de proeftijd.