ECLI:NL:GHAMS:2021:4089

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
24 december 2021
Zaaknummer
200.293.984/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van kandidaat-notaris bij inschrijving als bestuurder zonder rechtsgeldig aandeelhoudersbesluit

In deze zaak gaat het om een kort geding waarin appellanten, SWSLR B.V. en een tweede appellant, de kandidaat-notaris en een notariskantoor aansprakelijk stellen voor schade die zij hebben geleden door de inschrijving van SWSLR als bestuurder van de Huisartsenpraktijk [naam praktijk] B.V. zonder een rechtsgeldig aandeelhoudersbesluit. De kandidaat-notaris heeft de vennootschap ingeschreven als bestuurder, maar volgens de appellanten was er geen geldig besluit van de aandeelhouders dat deze benoeming ondersteunde. De voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de vordering van de appellanten afgewezen, waarna zij in hoger beroep zijn gegaan.

De zaak is behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, dat op 21 december 2021 uitspraak deed. Het hof oordeelt dat de kandidaat-notaris niet onzorgvuldig heeft gehandeld en dat er geen causaal verband bestaat tussen het handelen van de notaris en de gestelde schade. De appellanten hebben onvoldoende aangetoond dat de notaris hen had moeten informeren over de gevolgen van het bestuurderschap en dat er een geldig aandeelhoudersbesluit ontbrak. Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter en wijst de vordering van de appellanten af, waarbij zij in de kosten van het geding worden verwezen.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van een kandidaat-notaris en de noodzaak van een rechtsgeldig aandeelhoudersbesluit bij de benoeming van bestuurders. Het hof concludeert dat de appellanten niet hebben aangetoond dat de notaris tekort is geschoten in zijn zorgplicht, en dat de inschrijving van SWSLR als bestuurder op verzoek van de appellanten zelf heeft plaatsgevonden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.293.984/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/696002 / KG ZA 21-28
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 21 december 2021
inzake

1.SWSLR B.V.,

gevestigd te Waddinxveen,
2.
[appellant sub 2] ,
wonend te [woonplaats] ,
appellanten,
advocaat: mr. J. Mesman te Amsterdam,
tegen

1.[kandidaat-notaris] ,

wonend te [woonplaats] (gemeente [gemeente] ),
2. [X] NOTARISKANTOOR B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. H.J. Delhaas te Amsterdam.
Appellanten worden ieder afzonderlijk aangeduid als SWSLR en [appellant sub 2] , en gezamenlijk als [appellanten] Geïntimeerde onder 1 wordt aangeduid als de kandidaat-notaris. Geïntimeerden worden gezamenlijk [geïntimeerden] genoemd.

1.De zaak in het kort

Een kandidaat-notaris heeft een vennootschap in het handelsregister doen inschrijven als bestuurder van een huisartsenpraktijk. In dit kort geding hebben eisers een voorziening gevorderd op grond van hun standpunt dat de kandidaat-notaris onzorgvuldig heeft gehandeld door de vennootschap als bestuurder in te doen schrijven zonder dat een rechtsgeldig aandeelhoudersbesluit ten grondslag lag aan de benoeming van de vennootschap tot bestuurder en zonder dat de kandidaat-notaris eisers had voorgelicht over de gevolgen van het bestuurderschap. De voorzieningenrechter heeft de gevorderde voorziening afgewezen. In dit hoger beroep beoordeelt het hof de vordering opnieuw.

2.Het geding in hoger beroep

[appellanten] zijn bij dagvaarding van 31 maart 2021 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter) van 4 maart 2021, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen [appellanten] als eiseressen en [geïntimeerden] als gedaagden.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord.
[appellanten] hebben geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en hun in hoger beroep gewijzigde vordering – uitvoerbaar bij voorraad – zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerden] (hoofdelijk) in de kosten van het geding in beide instanties met rente.
[geïntimeerden] hebben geconcludeerd tot bekrachtiging, met – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van [appellanten] in de kosten van het geding, naar het hof begrijpt, in hoger beroep met nakosten en rente.
Ten slotte is arrest gevraagd.

3.De feiten

De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.24 de feiten vermeld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds zijn gesteld en anderzijds niet of onvoldoende zijn betwist, komen de feiten neer op het volgende.
3.1
Op 22 maart 2017 is de Huisartsenpraktijk [naam praktijk] B.V. (hierna: [naam praktijk] of [naam praktijk] ) opgericht door [appellant sub 2] en zijn broer [A] . De broers houden ieder sindsdien (middellijk) de helft van de twaalf aandelen via hun respectievelijke vennootschappen SWSLR en Weledelbeheerd B.V. (hierna: Weledelbeheerd). De kandidaat-notaris heeft de oprichtingsakte gepasseerd. Bij de oprichting is Weledelbeheerd, de vennootschap van [A] , aangesteld als (enig) statutair bestuurder.
3.2
Bij e-mailbericht van 11 februari 2018 heeft [appellant sub 2] de kandidaat-notaris geschreven: “
Van de KvK heb ik begrepen dat jij, als notaris, eenvoudig de fout in de statuten waardoor [A] alleen bestuurder is, kan aanpassen aangezien ik naast [A] bestuurder ben van Huisartsenpraktijk [naam praktijk] . Praktisch gezien lijkt mij zelfstandig bestuurder het handigst maar als [A] gezamenlijk bestuurderschap wil is dat ook prima.”
3.3
Daarop heeft de kandidaat-notaris bij e-mailbericht van 12 februari 2018 geantwoord: “
Ik ben derhalve in afwachting van een reactie van [A] .De invulling en de ondertekening van de formulieren[van de Kamer van Koophandel (hierna: KvK), toevoeging hof]
kan door mij geschieden, zonder aanpassing van de statuten. (…) alleen het aantal bestuurders wordt gewijzigd en wellicht de bevoegdheid van de huidige bestuurder.
3.4
Bij e-mailbericht van 16 februari 2018 heeft [appellant sub 2] de kandidaat-notaris verzocht om nog diezelfde dag te zorgen voor invulling en ondertekening van de formulieren van de KvK:
“(...) [A] heeft al eerder aangegeven hiermee akkoord te zijn dus als hij verder niet reageert, mag je er van uit gaan dat het in orde is om mij als zelfstandig bestuurder toe te voegen.
Verder zou ik graag het antwoord willen op de volgende vraag:
(…) In de akten van oprichting die een maand eerder door [A] ter beoordeling/controle naar mijn vrouw zijn gestuurd, staat mijn BV (SWSLR) als enige bestuurder vermeld in de slotverklaring.
Waarom is dit gewijzigd en waarom ben ik hiervan niet op de hoogte gesteld?Graag ontvang ik vandaag nog het antwoord op mijn vraag en de formulieren die mijn toevoeging als bestuurder bewijzen. (…)”
3.5
Op 16 februari 2018 heeft de kandidaat-notaris geantwoord: “
(…) ik ben overtuigd (op basis van het papieren en het elektronische dossier) dat tot deze wijziging van de bestuurder bij de ondertekening is besloten; een wijziging op het laatste moment derhalve. (…) Door mij wordt verondersteld dat deze wijziging was gebaseerd op de contracten met de zorgverzekeraar(s) en/of dat U nog niet geheel de vrijheid van handelen had; (…) Het toegezonden formulier 11 KvK kan ik invullen, doch nog niet ondertekenen en aan de KvK toesturen. Hiervoor is benodigd:
  • Bevestiging door [A] van SWSLR BV tot bestuurder;
  • Bevestiging door U beiden dat de storting op aandelen heeft plaatsgevonden, ieder € 6.00;
(…).
3.6
Bij e-mailbericht van 17 februari 2018 heeft [A] aan (onder anderen) de kandidaat-notaris laten weten: “
(…) ik heb er geen probleem mee om [appellant sub 2] tot medebestuurder te benoemen (…).”
3.7
Bij e-mailbericht van 19 februari 2018 heeft de kandidaat-notaris aan [A] , met kopie aan [appellant sub 2] , gemeld dat het een benoeming ná de oprichting betrof, dat de statuten ongewijzigd bleven, dat bestuurders worden benoemd door de algemene vergadering van aandeelhouders (AV), maar dat een stem in de AV alleen kan worden uitgebracht na volstorting van de aandelen.
3.8
In een e-mailbericht van 2 maart 2018 heeft [appellant sub 2] aan de kandidaat-notaris geschreven: “
In de bijlage de bevestiging van de € 6,- storting op aandelen ivm de bijschrijving van mij als bestuurder (…)”. Bij e-mailbericht van diezelfde dag heeft de kandidaat-notaris [appellant sub 2] en [A] geïnformeerd dat de storting op de aandelen was ontvangen en dat het formulier van de KvK ten behoeve van de inschrijving van SWSLR als zelfstandig bevoegde algemeen directeur ten spoedigste aan de KvK zou worden toegezonden. Diezelfde dag is SWSLR ingeschreven als bestuurder in het bij de KvK gehouden handelsregister.
3.9
In een e-mail van 19 september 2018 heeft [appellant sub 2] zijn broer onder meer geschreven:
“(…) Ik heb al meermaals om de afspraken en (arbeids)overeenkomst(en) met (…) de andere personeelsleden gevraagd. Ik ontvang deze graag vandaag (…) opdat ik als bestuurder van [naam praktijk] de nodige actie kan ondernemen om orde op zaken in de bedrijfsvoering te stellen. Ik zal jou daar natuurlijk tijdig over informeren.
3.1
Bij brief van 27 september 2018 heeft de (toenmalige) advocaat van [appellanten] aan Weledelbeheerd ( [A] ) onder meer het volgende geschreven: “
Hoewel aanvankelijk de bedoeling was dat zowel u als cliënt directeur van [naam praktijk] zouden worden, bent u bij oprichting alleen als directeur benoemd. Client is na lang aandringen op 2 maart 2018 directeur geworden. U weigert sindsdien cliënt – als mededirecteur – inzage te geven in de administratie, de financiën en de met andere partijen gesloten overeenkomsten.(…) Daarmee bemoeilijkt en schaadt u de bedrijfsvoering binnen [naam praktijk] . (…) Hoewel zowel cliënt en u beide (zelfstandig bevoegd) statutair bestuurder zijn, heeft u tot op heden geweigerd cliënt toegang te geven tot een aantal middelen die essentieel zijn voor de bedrijfsvoering.(…)”
3.11
Op enig moment heeft [appellant sub 2] aan [geïntimeerden] meegedeeld dat zijn inschrijving als bestuurder via SWSLR niet rechtsgeldig zou zijn geschied. Bij e-mailbericht van 6 september 2019 heeft de kandidaat-notaris aan (de advocaat van) [appellanten] geschreven:
“In de aangehechte brief is door mij de inschrijving KvK aangetroffen, blijkens welke de holding-BV(SWSLR, toevoeging hof)
van uw cliënt is ingeschreven als algemeen directeur. (...) Het verwijt dat aan mij is toe te rekenen dat geenschriftelijkdocument aanwezig is van deze benoeming wordt door mij ten zeerste en volledig afgewezen. (...) In dit dossier is klaarblijkelijk veel meer aan de orde dan aan mij bekend is (...)
3.12
In een e-mail van 10 september 2019 heeft [A] de kandidaat-notaris bevestigd dat de inschrijving van
“mijn broer cq zijn SWSLR bv”als medebestuurder van [naam praktijk] op uitdrukkelijk verzoek van [appellant sub 2] , en met goedkeuring van [A] is uitgevoerd. Bij deze e-mail heeft [A] de ten tijde van de inschrijving gevoerde e-mailcorrespondentie gevoegd.
3.13
In een e-mail van 24 september 2019 schreef [appellant sub 2] aan zijn broer:
“(…) zend ik je hierbij een brief van een incassobureau die niet voor mij bestemd is, maar voor [naam praktijk] . Kennelijk komt die brief bij mij omdat ik in het handelsregister ben ingeschreven. Die inschrijving slaat echter helemaal nergens op. Het suggereert dat ik bestuurder ben, maar je weet wat de realiteit is: jij houdt mij overal buiten, je stuurt het bedrijf helemaal in je eentje en ik vervul daardoor geen enkele rol. Ik ben feitelijk helemaal geen bestuurder. Nu dit de realiteit is, wil ik van de registratie als bestuurder af. Ik wil daarmee ook verlost zijn van dit soort brieven etc. Van mijn advocaat begreep ik overigens dat, als je het goed beschouwt, de inschrijving van mij door (…) [kandidaat-notaris] helemaal nooit had gemogen omdat er geen rechtsgeldig aandeelhoudersbesluit bestaat. Jouw voortdurende behandeling van mij c.q. mij ter zake het reilen en zeilen van [naam praktijk] volstrekt te negeren, bevestigt op pijnlijke wijze dat ik helemaal geen bestuurder van [naam praktijk] ben en nooit geweest. Hoe zie jij dit? Ik voel mij nu behoorlijk mis-/gebruikt. (…)”
3.14
Bij e-mail van 7 oktober 2019 heeft de kandidaat-notaris aan de advocaat van [appellanten] bericht: “
De mede-aandeelhouder, tevens mede-bestuurder, van de genoemde besloten vennootschap heeft mij verzocht U te berichten dat Uw cliënt als bestuurder van (…) [naam praktijk] (…) bij de KvK kan worden uitgeschreven. Tevens is aan mij bericht dat van een terugwerkende kracht geen sprake kan zijn, voorzover dit vanwege de KvK al mogelijk zou zijn. (…)
3.15
Op 18 oktober 2019 heeft [appellant sub 2] opgave gedaan aan het handelsregister dat SWSLR is uitgetreden als bestuurder (Algemeen directeur) per 2 maart 2018.
Op 21 oktober 2019 heeft de KvK besloten tot inschrijving van deze opgave en de bevestiging daarvan verzonden aan [naam praktijk] en Weledelbeheerd.
3.16
Op 19 november 2019 heeft [A] , namens Weledelbeheerd, een bezwaarschrift bij de KvK tegen dit besluit tot registratie (van de uitschrijving van SWSLR met terugwerkende kracht) ingediend. Bij beslissing van 21 februari 2020 heeft de KvK dit bezwaar gegrond verklaard en het betwiste besluit van 21 oktober 2019 teruggedraaid. Tegen deze beslissing heeft [appellant sub 2] als bestuurder van SWSLR beroep aangetekend.
3.17
Op 19 mei 2020 heeft [appellant sub 2] mede namens SWSLR een klacht tegen de kandidaat-notaris ingediend bij de kamer voor het notariaat te Amsterdam. Kort gezegd kwam de klacht er in de kern op neer dat de kandidaat-notaris onzorgvuldig heeft gehandeld door SWSLR als bestuurder van [naam praktijk] te doen inschrijven bij de KvK, zonder dat daaraan een rechtsgeldig aandeelhoudersbesluit ten grondslag lag en zonder [appellant sub 2] behoorlijk voor te lichten over de mogelijke gevolgen van het zijn van bestuurder.
3.18
Op 2 juli 2020 heeft de KvK de inschrijving hersteld ‘zoals die tot stand was gebracht op 21 oktober 2019’, zodat SWSLR weer is uitgeschreven als bestuurder. Bij (nieuwe) beslissing van 21 augustus 2020 heeft de KvK het bezwaar van [A] (als bestuurder van Weledelbeheerd) daartegen van 19 november 2019 ongegrond verklaard.
3.19
Bij beslissing van 10 december 2020 heeft de kamer voor het notariaat de onder 3.17 samengevatte klacht van [appellant sub 2] , mede namens SWSLR, gegrond verklaard en de kandidaat-notaris een waarschuwing opgelegd. Tegen deze beslissing is geen beroep aangetekend.
3.2
[appellanten] hebben [geïntimeerden] aansprakelijk gesteld voor de schade die zij stellen te hebben geleden doordat deze SWSLR ten onrechte als bestuurder hebben ingeschreven bij de KvK en hen gesommeerd een voorschot op schadevergoeding te betalen.

4.Beoordeling

4.1
[appellanten] hebben in eerste aanleg gevorderd dat [geïntimeerden] worden veroordeeld tot betaling van € 75.000 als voorschot op schadevergoeding, met veroordeling van [geïntimeerden] in de proceskosten. [appellanten] hebben hieraan ten grondslag gelegd dat [geïntimeerden] niet hebben gehandeld zoals van een redelijke handelend en redelijk bekwaam notaris mag worden verwacht en dat zij zijn tekortgeschoten in hun zorgplicht als (kandidaat)notaris. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van [appellanten] afgewezen. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komen [appellanten] met zes grieven op.
4.2
In hoger beroep hebben [appellanten] hun vordering gewijzigd. Zij vorderen niet langer een voorschot van € 75.000 maar een bedrag van € 74.376,53, bestaande uit een bedrag van € 32.440,05 aan advocaatkosten en een bedrag van € 41.936,48 aan kosten van een adviseur/waarnemer.
4.3
Het hof stelt bij de beoordeling van de grieven het volgende voorop. Voor de vraag of plaats is voor toewijzing van een geldvordering in kort geding dient het hof niet alleen te onderzoeken of het bestaan van de vordering voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar – kort gezegd – het risico van onmogelijkheid van terugbetaling.
Aansprakelijkheid voor schade is onvoldoende aannemelijk
4.4
Met grieven 1 tot en met 3 richten [appellanten] zich in de kern tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat [geïntimeerden] niet aansprakelijk zijn voor de door [appellanten] geleden schade omdat [geïntimeerden] niet zodanig onzorgvuldig hebben gehandeld dat sprake is van wanprestatie of onrechtmatige daad, en omdat daarnaast het causaal verband tussen het onzorgvuldig handelen van [geïntimeerden] en de schade ontbreekt. [appellanten] hebben aangevoerd dat [appellant sub 2] via SWSLR (alleen) bestuurder van [naam praktijk] is geworden om toegang te krijgen tot de bankrekening van [naam praktijk] . Achteraf is hem gebleken dat hij die toegang ook had kunnen verkrijgen zonder statutair bestuurder te worden. Verder hadden [geïntimeerden] volgens [appellanten] redenen te vermoeden dat er geen geldig aandeelhoudersbesluit was genomen voor de benoeming van SWSLR; door na te laten hiernaar onderzoek te doen hebben [geïntimeerden] [appellant sub 2] een moment van reflectie onthouden om de voors en tegens van de benoeming als bestuurder te bespreken en te overwegen. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4.5
[appellanten] hebben onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het [appellant sub 2] bij de inschrijving van SWSLR als statutair bestuurder van [naam praktijk] alleen erom ging toegang te verkrijgen tot de bankrekening van [naam praktijk] . Tussen partijen staat vast dat aanvankelijk, bij de oprichting van [naam praktijk] in maart 2017, al was voorzien in het (indirecte) statutaire bestuurderschap van [appellant sub 2] (via SWSLR). Ten tijde van het passeren van de oprichtingsakte is hiervan afgezien en is alleen [A] (via Weledelbeheerd) tot bestuurder van [naam praktijk] benoemd. Dat [appellant sub 2] (via SWSLR) toen geen bestuurder is geworden omdat hij van bestuurstaken geen kaas gegeten had, is niet onderbouwd en vindt geen steun in de overgelegde stukken. Ongeveer een jaar later heeft [appellant sub 2] zich tot de kandidaat-notaris gewend met het verzoek hem via SWSLR alsnog als statutair bestuurder in te schrijven. Hij vroeg daarbij om opheldering over de benoeming van alleen de vennootschap van zijn broer (en niet van hem) als bestuurder bij de oprichting van [naam praktijk] , en duidde dat aan als een fout in de statuten. [appellant sub 2] drong aan op snel herstel daarvan door SWSLR alsnog in te schrijven als statutair bestuurder van [naam praktijk] . In september 2018 hebben zowel [appellant sub 2] als zijn advocaat zich jegens [A] beroepen op de rechten van [appellant sub 2] als indirect (via SWSLR) zelfstandig bevoegd statutair directeur omdat [appellant sub 2] orde op zaken wilde stellen in de bedrijfsvoering van [naam praktijk] . Toen [appellant sub 2] er (naar zijn idee) niet in slaagde voldoende grip te krijgen op de bedrijfsvoering van [naam praktijk] , heeft hij zijn broer kenbaar gemaakt dat hij materieel niet als (indirect) bestuurder functioneerde, en dat hij daarom van zijn registratie als bestuurder af wilde (zie onder 3.13: “
Ik ben feitelijk helemaal geen bestuurder. Nu dit de realiteit is, wil ik van de registratie als bestuurder af.”). Deze gang van zaken strookt niet met de stelling van [appellant sub 2] dat hij eigenlijk geen (indirect) statutair bestuurder wilde worden, en dat het hem enkel ging om toegang tot de bankrekening van [naam praktijk] .
4.6
Dat het verzoek van [appellant sub 2] in februari 2018 om hem alsnog via SWSLR als bestuurder in te schrijven bij de KvK was ingegeven door gedoe in de onderlinge sfeer tussen hem en zijn broer, is door [geïntimeerden] betwist en door [appellanten] niet voldoende onderbouwd. De overgelegde brieven waaruit blijkt van onenigheid tussen de broers dateren van ongeveer een half jaar na de inschrijving. Overigens geldt dat ook deze stelling, zou zij juist zijn, eerder erop wijst dat het [appellant sub 2] niet enkel te doen was om toegang tot de bankrekening. [appellant sub 2] stelt in dit verband immers dat hij de aansturing van zijn eigen praktijk terug wilde (en daarom toegang tot de bankrekening wilde) nadat [A] hem negeerde bij de bedrijfsvoering van [naam praktijk] en zijn zoon had aangesteld als bedrijfsleider.
4.7
In het licht van het voorgaande acht het hof aannemelijk dat ook als de kandidaat-notaris [appellant sub 2] voorlichting had gegeven over de taken en verantwoordelijkheden van een statutair bestuurder en de daaraan verbonden gevolgen, [appellant sub 2] hem opdracht had gegeven SWSLR als bestuurder van [naam praktijk] in te schrijven. Het is dus aannemelijk dat geen causaal verband bestaat tussen het door [appellanten] onzorgvuldig geachte gedrag van [geïntimeerden] en hun gestelde schade. Of op [geïntimeerden] de plicht rustte [appellant sub 2] nader te informeren over de gevolgen van het (indirect) bestuurderschap, kan in het midden blijven.
4.8
Ten aanzien van het verwijt van [appellanten] dat [geïntimeerden] hadden moeten onderzoeken of aan de inschrijving een geldig aandeelhoudersbesluit ten grondslag lag, geldt eveneens dat het causaal verband tussen deze verweten gedraging en de gestelde schade onvoldoende aannemelijk is. Het hof acht voorshands aannemelijk dat als de kandidaat-notaris om een bewijs van een aandeelhoudersbesluit had gevraagd, [appellant sub 2] en zijn broer deze hadden verstrekt. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat (SWSLR, de vennootschap van) [appellant sub 2] , en (de vennootschap van) [A] de enige aandeelhouders van [naam praktijk] waren en dat de inschrijving van SWSLR als bestuurder in het handelsregister op uitdrukkelijk verzoek van [appellant sub 2] en met goedkeuring van [A] heeft plaatsgevonden. [appellant sub 2] en [A] hebben terstond voldaan aan het verzoek van de kandidaat-notaris ieder
€ 6,00 over te maken als storting op de aandelen. De kandidaat-notaris had hen geïnformeerd dat de benoeming van een bestuurder door (een besluit van) de aandeelhoudersvergadering geschiedt en dat had niet tot nadere vragen geleid.
4.9
[appellanten] hebben het bestaan van hun vorderingen in het licht van de hiervoor onder 4.3 geformuleerde maatstaf onvoldoende aannemelijk gemaakt. De grieven 1 tot en met 3 falen. Grief 6, waarmee [appellanten] zich keren tegen de conclusie van de voorzieningenrechter dat de vorderingen niet voldoende aannemelijk zijn gemaakt, deelt hetzelfde lot. Gezien het voorgaande behoeven de grieven 4 en 5 – die zich richten tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat de schade bestaand uit de kosten voor advies en bijstand in de bezwaarprocedure bij de KvK niet toe te rekenen zijn aan het handelen [geïntimeerden] – geen nadere bespreking omdat zij niet tot een ander oordeel kunnen leiden.
Geen spoedeisend belang
4.1
Ten overvloede overweegt het hof nog dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening ten aanzien van de geldvordering is vereist. Daarvoor is de enkele stelling van [appellanten] dat de kosten van het herstel van de uitschrijving zwaar op zijn financiële positie drukken en dat hij het geld hard nodig heeft, onvoldoende.
4.11
Een afweging van de belangen van partijen dwingt niet tot een ander oordeel over de toewijsbaarheid van de geldvorderingen.
4.12
De grieven falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellanten] zullen als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.

5.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerden] begroot op € 2.106,- aan verschotten en € 2.031,- voor salaris en op € 163,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 85,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, R.M. de Winter en M.P. van Achterberg en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 21 december 2021.