ECLI:NL:GHAMS:2021:4078

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
23 december 2021
Zaaknummer
23-000407-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van het vonnis met aanpassing van bewijs en motivering tot opleggen van TBS-maatregel

Op 23 december 2021 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 februari 2021. De zaak betreft een verdachte, geboren in 1986, die momenteel gedetineerd is in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar met enkele aanpassingen in de bewijsoverwegingen en de motivering voor de oplegging van de terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging. De verdachte is veroordeeld voor bedreiging van een agent en medewerkers van een psychiatrische afdeling, waarbij hij dreigende woorden heeft geuit en een mes heeft getoond. De rechtbank had eerder TBS met dwangverpleging opgelegd, en het hof oordeelt dat deze maatregel noodzakelijk is gezien de geestelijke toestand van de verdachte en het risico op recidive. De psychiater en psycholoog hebben geconcludeerd dat de verdachte langdurige behandeling nodig heeft om het recidiverisico te minimaliseren. Het hof heeft de maatregel ongemaximeerd opgelegd, omdat eerdere behandelingen niet effectief zijn gebleken. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 37a, 37b, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000407-21
datum uitspraak: 23 december 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 februari 2021 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-259418-20 (zaak A) en 13-258466-20 (zaak B) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 december 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, met dien verstande dat het hof:
  • de bewijsoverweging met betrekking tot het in zaak B onder 2 tenlastegelegde onder 3.3, aanvult met de navolgende bewijsoverweging;
  • het in de Aanvulling verkort vonnis weergegeven bewijsmiddel 4 aanvult met: “Plaats delict: Amsterdam”;
  • bepaalt dat het door de rechtbank gebezigde bewijsmiddel 7 komt te vervallen;
  • de gegeven motivering met betrekking tot de oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met dwangverpleging vervangt door de onderstaande.

Bewijsoverweging ten aanzien van het in zaak B onder 2 tenlastegelegde

Uit het (ongenummerd) proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] van 22 oktober 2020 leidt het hof af dat [getuige 1] en [getuige 2] aanwezig waren toen de verdachte [slachtoffer] bedreigde, zodat hetgeen [getuige 1] en [getuige 2] hebben verklaard ten aanzien van de bedreigende woorden en het tonen van een (smeer)mes steun biedt aan de verklaring van [slachtoffer] .

Oplegging van maatregel

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot TBS met dwangverpleging. De rechtbank heeft bepaald dat deze maatregel langer kan duren dan vier jaren (ongemaximeerd).
De advocaat-generaal heeft gevorderd oplegging van dezelfde (ongemaximeerde) maatregel als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft verzocht de duur van de eventueel op te leggen TBS met dwangverpleging te maximeren tot vier jaren.
Het hof acht oplegging van de (ongemaximeerde) maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging mogelijk en noodzakelijk op grond van het volgende.
De verdachte heeft een agent bedreigd door dreigende woorden tegen hem te uiten. De verdachte heeft tevens voorafgaand daaraan drie medewerkers van de psychiatrische afdeling van een ziekenhuis bedreigd. Hij heeft dreigende woorden geuit en die woorden kracht bijgezet door het tonen van een mes en/of het maken van stekende bewegingen in hun richting. Dit betreft misdrijven die strafbaar zijn gesteld onder artikel 285, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, zijnde misdrijven die op grond van artikel 37a, eerste lid onder 2, Sr vatbaar zijn voor oplegging van TBS met dwangverpleging.
Op grond van de bevindingen en conclusies van [naam 1] , GZ-psycholoog (Pro Justitia rapport van 7 januari 2021) en [naam 2] , psychiater (Pro Justitia rapport van 15 januari 2021), zoals weergegeven in het vonnis onder 7, concludeert het hof dat de verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten leed aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
Voorts acht het hof het onaanvaardbaar om de verdachte onbehandeld te laten terugkeren in de samenleving en overweegt daartoe als volgt.
[naam 2] , psychiater, heeft overwogen dat de klinische inschatting van het recidiverisico zonder gepaste maatregelen als hoog wordt ingeschat, gezien de voorgeschiedenis van de verdachte en het huidige psychiatrische beeld. De psychiater adviseert om een klinische behandeling op te leggen in het kader van TBS met dwangverpleging gezien de onvoorspelbaarheid van de te verwachten behandelduur en het benodigde hoge beveiligingsniveau met voldoende controlemogelijkheden.
[naam 1] , psycholoog, heeft geconcludeerd dat risicotaxatie wijst op een hoge kans op gewelddadige recidive: “[de verdachte] heeft langdurig toezicht, controle en behandeling nodig, is het niet om zijn stoornissen onder controle te krijgen dan toch om het maatschappelijk risico te minimaliseren.” De psycholoog acht het zeer wel mogelijk dat de verdachte op grond van zijn stoornissen tot veel ernstigere delicten kan komen. Hij denkt dat behandeling in het kader van de TBS met dwangverpleging de enige realistische mogelijkheid biedt om het recidiverisico blijvend te verlagen.
Het hof heeft tevens kennis genomen van een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 november 2021 waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor bedreiging en geweldsdelicten waarbij ook meermalen behandeltrajecten zijn opgelegd. In 2009 is aan de verdachte een gemaximeerde TBS met dwangverpleging opgelegd. Dit heeft recidive niet kunnen voorkomen.
Op grond van het voorgaande concludeert het hof dat de verdachte ter beschikking gesteld moet worden en van overheidswege moet worden verpleegd, omdat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel vereist.
Het hof acht het voorts geboden de maatregel ongemaximeerd op leggen en wijst derhalve het andersluidende verzoek van de raadsman af. De in zaak B onder 1 en 2 bewezenverklaarde misdrijven, voor welke misdrijven het hof de maatregel oplegt, zijn gelet op de wijze waarop en de omstandigheden waaronder ze zijn gepleegd, aan te merken als misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Het hof overweegt daartoe in het bijzonder dat de verdachte het dreigen met geweld instrumenteel heeft ingezet om een door hem gewenst doel te bereiken en hij bereid lijkt steeds een stap verder te gaan als zijn eerdere pogingen of dreigementen daartoe niet slagen. Een eerdere TBS met dwangverpleging die de verdachte gemaximeerd is opgelegd, heeft niet tot het gewenste resultaat geleid. Voorts kan het hof uit de bevindingen van de psychiater en de psycholoog niet afleiden dat een tot vier jaren gemaximeerde TBS met dwangverpleging voldoende zou zijn om het gewenste resultaat te bewerkstelligen en het recidiverisico te verminderen.
Het hof geeft in overweging, conform de suggestie van de psychiater, de behandeling plaats te laten vinden in kliniek [plek 1], onderdeel van de [plek 2].

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 37a, 37b, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 december 2021.
De voorzitter is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]