ECLI:NL:GHAMS:2021:4075

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
23 december 2021
Zaaknummer
23-002121-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en voorbereidingshandelingen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 22 kilo cocaïne en het verrichten van voorbereidingshandelingen voor de handel in cocaïne. De tenlastelegging omvatte twee hoofdpunten: het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en het voorbereiden van de verkoop en verwerking van deze stof. De verdachte had zijn woning ter beschikking gesteld aan medeverdachten, maar ontkende te weten dat er cocaïne in zijn woning aanwezig was. Het hof oordeelde dat de verdachte wel degelijk op de hoogte moest zijn geweest van de cocaïne, gezien de omstandigheden waaronder deze was aangetroffen en de sterke acetongeur die in zijn woning hing. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank, dat de verdachte had vrijgesproken, en kwam tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, rekening houdend met zijn persoonlijke omstandigheden en het feit dat hij sindsdien niet meer met justitie in aanraking is gekomen. Het hof oordeelde dat de ernst van de feiten en de maatschappelijke impact van de cocaïnehandel een forse straf rechtvaardigden, maar dat de verdachte ook positieve ontwikkelingen in zijn leven had doorgemaakt sinds de feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002121-20
datum uitspraak: 23 december 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 september 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-650447-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 augustus 2021 en 9 december 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

1.hij op of omstreeks 10 en/of 11 september 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 22 kilo cocaïne, in elk geval een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;

2.hij op of omstreeks 10 en/of 11 september 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen (telkens):

  • een of meer jerrycan(s)((deels) gevuld met aceton) en/of
  • een of meer fles(sen) en/of teil(en) ((deels) gevuld met aceton) en/of
  • een of meer maatbeker(s) en/of
  • een of meer verpakkingsmateria(a)l(en) en/of ballon(nen) en/of tape en/of folie en/of
  • een vacumeermachine/sealapparaat en/of
  • een mondkapje en/of
  • een of meer (latex) handschoen(en) en/of
  • een weegschaal en/of
  • een persmachine en/of een of meer persmal(len) en/of een metalen frame en/of een hydraulische potkrik en/of
  • een of meer magnetron(s) en/of
  • versnijdingsmiddel(en) en/of
  • een mondkapje,
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof – anders dan de rechtbank – tot een bewezenverklaring komt.
Bewijsoverweging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit en verzocht het vonnis waarvan beroep te bevestigen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte weliswaar zijn woning ter beschikking heeft gesteld aan twee personen die de tenlastegelegde feiten hebben gepleegd, maar dat de verdachte niet als medepleger van die feiten kan worden aangemerkt. Immers is het daarvoor cruciaal dat de verdachte beschikkingsmacht had over de ongeveer 22 kilogram cocaïne en de onder 2 tenlastegelegde voorwerpen die in de woning van de verdachte zijn aangetroffen. Deze beschikkingsmacht ontbrak echter bij de verdachte terwijl hij bovendien – kort gezegd – niet wist dat het om cocaïne ging.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volg.
In de avond van 10 september 2018 is de brandweer naar de woning van de verdachte gegaan vanwege een melding dat er een sterke acetongeur werd geroken. De deur van de woning werd opengedaan door de verdachte die zei dat de acetongeur niet bij hem vandaan kwam. Toen de brandweer kenbaar maakte toch naar binnen te willen, zei de verdachte dat hij zijn kind moest pakken en gooide de deur dicht. Kort daarna verliet de verdachte zijn woning en verdween tot 18 september 2018 van de radar.
Nadat de brandweer en vervolgens de politie naar binnen waren gegaan, werden in de woning ca. 22 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne aangetroffen en goederen om cocaïne te verwerken (o.a. drie magnetrons, aceton, een sealapparaat en persmallen). Deze goederen, die de verdachte samen met twee medeverdachten de woning in had gedragen, stonden verspreid over de hele benedenwoning (woonkamer, keuken en slaapkamer) en werden aldaar gebruikt voor het verwerken van cocaïne.
Het voorgaande is, mede in aanmerking genomen dat de verdachte – zijnde toen de huurder en bewoner van de woning – zich in de woning bevond, in beginsel redengevend voor de conclusie dat de verdachte wist dat het – kort gezegd – om cocaïne ging, dat vorenbedoelde goederen (waaronder de cocaïne) zich in de machtssfeer van de verdachte (en zijn medeverdachten) bevonden, en dat hij deze opzettelijk, in nauwe en bewuste samenwerking met zijn medeverdachten, aanwezig had.
De verdachte heeft ontkend iets van de cocaïne te hebben geweten en daarmee iets van doen te hebben gehad. In dat verband heeft de verdachte – samengevat – het volgende verklaard. Hij heeft zijn woning voor € 1.500,- voor (een deel van) de dag ter beschikking gesteld aan een derde, waarvan hij de naam niet wil noemen. Hij besefte weliswaar dat het ‘foute boel’ was, maar hij wist niet dat het om cocaïne ging en evenmin wist hij wat de inhoud van de dozen en tassen was die hij met zijn medeverdachten de woning in heeft gedragen. Toen de medeverdachten ‘aan de slag gingen’, is hij naar de bovenverdieping van zijn woning gegaan, alwaar hij bleef totdat de brandweer aanbelde. Hij wist niet wat de twee medeverdachten in zijn woning aan het doen waren.
Deze verklaring acht het hof ongeloofwaardig gelet op het volgende. Allereerst is de verklaring niet verifieerbaar, nu de verdachte geen gegevens wenst te noemen van degene die hem zou hebben gevraagd zijn woning ter beschikking te stellen. Daarnaast acht het hof het volstrekt niet voorstelbaar dat de verdachte de sterke acetongeur die in zijn woning hing niet heeft geroken: die geur was dermate aanwezig dat nota bene door buren de brandweer is gealarmeerd. Daar komt bij dat de verdachte ervoor heeft gezorgd dat zijn vrouw en kinderen die dag niet thuis waren en hij de woning geheel tot zijn beschikking kon hebben. Een tijdstip van terugkeer van zijn gezinsleden was niet afgesproken en de verdachte zou op geen enkel moment aan de medeverdachten hebben gevraagd wanneer zij hun klus dachten af te ronden, ook niet toen een en ander aanmerkelijk langer duurde dan de verdachte had verwacht. Tot slot hebben de verdachte en zijn vrouw in de ochtend van 10 september 2018 bij de [winkel] boterhamzakjes en schaaltjes gekocht. Soortgelijke schaaltjes, verontreinigd met witte aanslag van vermoedelijk cocaïne, zijn aangetroffen in de gootsteen in de woning van de verdachte. Ook zijn boterhamzakjes gevonden waar vermoedelijk cocaïne in heeft gezeten.
Aldus heeft de verdachte geen aannemelijke, voornoemde redengevendheid ontkrachtende verklaring afgelegd, zodat de conclusie blijft staan dat de verdachte van de hoed en de rand wist en de tenlastegelegde feiten heeft begaan.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

2.2.hij op 10 september 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken, verwerken en vervoeren van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen:

  • jerrycans gevuld met aceton,
  • een fles en een teil gevuld met aceton,
  • maatbekers,
  • verpakkingsmateriaal, ballonnen, tape en folie,
  • een sealapparaat,
  • handschoenen,
  • een weegschaal,
  • een persmachine, persmallen, een metalen frame en een hydraulische potkrik,
  • magnetrons, en
  • versnijdingsmiddel
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en verdachtes mededaders wisten dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straf
De rechtbank heeft de verdachte van het onder 1 en 2 tenlastegelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van het voorarrest.
De raadsman heeft verzocht, indien het hof tot een bewezenverklaring komt, op te leggen een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 22 kilo van een materiaal bevattende cocaïne. Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen betreffende cocaïne. Cocaïne is een voor de gezondheid van gebruikers daarvan zeer schadelijke stof en het gebruik ervan is gelet op de verslavende werking ook bezwarend voor de samenleving. Deze verslavende werking en de handel in cocaïne leiden tot verregaande, en regelmatig zeer gewelddadige, criminaliteit. De zeer lucratieve handel in cocaïne heeft een corrumperende werking op de samenleving die zeer zorgelijk is. Met zijn handelen heeft de verdachte aan die handel bijgedragen.
Bij feiten als de onderhavige ligt oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf in de rede. De feiten zijn dermate ernstig dat oplegging van een forse (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf ook in dit geval onontkoombaar is. Het hof houdt echter in het voordeel van de verdachte met de volgende omstandigheden rekening bij de strafoplegging. De bewezenverklaarde feiten zijn ruim drie jaar geleden gepleegd. Ter terechtzitting heeft de verdachte aannemelijk gemaakt dat hij zijn leven sinds zijn invrijheidstelling in onderhavige strafzaak behoorlijk op orde heeft. Hij heeft een woning waar hij en zijn gezin (waaronder vier jonge kinderen) wonen, en hij heeft een baan. Zijn zorgwekkende schuldenpositie ten tijde van het bewezenverklaarde, die mede het gevolg was van een gokverslaving, is sterk verbeterd, onder andere doordat hij – kort gezegd – een compensatie vanwege de toeslagenaffaire heeft gekregen. Een (langdurige) detentie zal niet alleen voor de verdachte, maar ook voor zijn gezin naar verwachting grote gevolgen hebben. In deze persoonlijke omstandigheden en het gegeven dat uit de Justitiële Documentatie van 29 oktober 2021 volgt dat hij niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten en sinds de bewezenverklaarde feiten niet meer met justitie in aanraking is geweest, ziet het hof aanleiding om een aanzienlijk deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen.
Beslag
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven sealmachine. Dit voorwerp zal aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
De overige inbeslaggenomen goederen behoren toe aan de verdachte. Het hof zal de teruggave van deze goederen aan de verdachte gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, Sr bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1.00 STK Kantoorbenodigheden Kl: Groen Seal 5628396.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 1.00 STK Zaktelefoon Kl: Blauw APPLE iPhone 5628392;
  • 1.00 STK Computer APPLE iPad 5628394 (scherm kapot);
  • 1.00 STK Computer Kl: Zwart APPLE Notebook 5628395 (beschermhoes merk trust);
  • 1.00 STK Computer Kl: Zwart/ Wit HP Portable 5628396;
  • 1.00 STK Horloge HUBLOT 5628692;
  • 1.00 STK Horloge ROLEX 5628694;
  • 1.00 STK Horloge ROLEX 5628697;
  • 1.00 STK Horloge ROLEX 5628701;
  • 1.00 STK Horloge 5628702;
  • 1.00 STK Horloge ROLEX 5628703 (incompleet, met losse onderdelen in doos).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg en mr. T. de Bont, in tegenwoordigheid van mr. R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 december 2021.
De oudste raadsheer en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]