Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
“Ik reed best wel snel. Ik vermoed 50 km/uur. Ik denk dat ik met die snelheid ook de kruising op ben gereden. Ik ben rally coureur geweest en rij dus meestal wel vlot.”
Mijn gereden snelheid is nooit 50 km/uur geweest”.Dat [appellant] in oktober 2019 is teruggekomen op zijn verklaring van juni 2018 kan niet tot de conclusie leiden dat OAN in het aanvullende rapport van december 2018 ten onrechte tot uitgangspunt heeft genomen dat de botssnelheid 50 km/uur was, en evenmin tot de conclusie dat de rechtbank in het tussenvonnis van augustus 2019 het bewijsvermoeden niet aan het OAN rapport had mogen ontlenen. Dat OAN zelf concludeert dat het schadebeeld niet te rijmen is met een dergelijke snelheid, doet aan dat uitgangspunt niet af. Integendeel, hiermee onderbouwt OAN de conclusie dat de beschreven toedracht niet verenigbaar is met de technische feiten. De stelling van [appellant] dat de rechtbank ten onrechte is uitgegaan van de ongefundeerde conclusie dat de Volvo meters vooruitgeschoven is, berust op een onjuiste lezing van het rapport. OAN heeft in dat rapport berekend hoeveel meter de Volvo vooruitgeschoven zou zijn bij een snelheid van 50 km/uur, en geconcludeerd dat ook deze verschuiving niet te rijmen is met de verklaringen van betrokkenen.
“Ik stond gebukt naast de auto en toen kwam de klap. En vanuit een schrikreactie sprong ik weg. De auto kwam wel op mij af, waarschijnlijk 30 a 40 cm. Ik ben niet geraakt. Omdat ik naar de sigarettenpeuk aan het zoeken was, zag ik dus niet wat er in de omgeving gebeurde.”
“Indien de Volvo 30 km/uur reed, dan zou de Volkswagen ongeveer 1,4 meter (bijna een hele voertuigbreedte) in de richting van [X] zijn verplaatst (…). Het spreekt voor zich dat deze afstand van 1,4 meter groter is indien de Volvo 35 km/uur reed.”
De verplaatsing van de Volkswagen als gevolg van de aanrijding is:
- ter hoogte van de vooras 0,45 meter en ter hoogte van de achteras 0,66 meter bij een botssnelheid van 20 km/uur van de Volvo.
- ter hoogte van de vooras 0,77 meter en ter hoogte van de achteras 1,12 meter bij een botssnelheid van 25 km/uur van de Volvo.
- ter hoogte van de vooras 1,17 meter en ter hoogte van de achteras 1,69 meter bij een botssnelheid van 30 km/uur van de Volvo.”
“Wij kunnen ons in grote lijnen in de uitkomsten van Baan Hofman vinden. Het is ons inziens weinig zinvol de uitkomsten van de ene analist af te zetten tegen de uitkomsten van de andere analist. Het is zinvoller de diverse gerapporteerde verschuivingen als bandbreedten aan te houden.
- ongeveer0,45 á 0,55 meter bij 20 km/uur;
- ongeveer0,76 á 0,90 meter bij 25 km/uur;
- ongeveer1,17 á 1,37 meter bij 30 km/uur.”
De voorschade van de Volvo past naar mijn idee bij een EES -waarde van maximaal 15 km/uur. Een daarbij passende rijsnelheid zal ongeveer/maximaal 35 km/uur zijn. De schades aan beide voertuigen passen niet bij een 50 km/uur rijdende Volvo.”Uit de contra-analyse blijkt niet dat de door OAN veronderstelde botssnelheid onjuist is. Zelfs als “
ongeveer/maximaal 35 km/uur”zou kunnen betekenen dat de botssnelheid 30 km/uur was en zelfs als de gevolgtrekkingen van de contra-analyse gevolgd kunnen worden, zou de Volkswagen over een afstand van meer dan een meter zijn verschoven en zou [X] als gevolg van de aanrijding zijn geraakt. Uit hetgeen [appellant] in hoger beroep aanvoert volgt derhalve niet dat de rechtbank ten onrechte waarde hecht aan de door OAN veronderstelde botssnelheden of er ten onrechte betekenis aan heeft toegekend dat [X] niet is geraakt. De conclusie dat de aanrijding in technische zin niet kan hebben plaatsgevonden zoals door [appellant] gesteld, is naar het oordeel van het hof door hem niet ontzenuwd met het rapport van Baan en de in eerste aanleg afgelegde getuigenverklaringen. Het (nadere) bewijsaanbod van [appellant] , dat de rijsnelheid ten tijde van de botsing heeft gelegen tussen de 20 en 30 km/uur en dat [X] onder de bijzondere omstandigheden van het geval niet is geraakt, zal, gelet op het voorgaande als onvoldoende gemotiveerd worden gepasseerd. Welke bijzondere omstandigheden, afgezien van de gereden snelheid, hebben gemaakt dat dat [X] niet is geraakt, heeft [appellant] niet concreet gemaakt, zodat bewijslevering niet aan de orde is. Daar komt bij dat [appellant] niet heeft toegelicht wat de in aanmerking komende getuigen over die omstandigheden meer of anders zouden kunnen verklaren dan zij in eerste aanleg reeds hebben gedaan.
“De verwerking is alleen rechtmatig indien en voor zover aan ten minste een van de onderstaande voorwaarden is voldaan: (…) f) de verwerking is noodzakelijk voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van de verwerkingsverantwoordelijke of van een derde, behalve wanneer de belangen of de grondrechten en de fundamentele vrijheden van de betrokkene die tot bescherming van persoonsgegevens nopen, zwaarder wegen dan die belangen, met name wanneer de betrokkene een kind is.”De AVG is in werking getreden op 25 mei 2016 en van toepassing geworden op 25 mei 2018 (artikel 99 AVG). De Wet bescherming persoonsgegevens is met ingang van laatstgenoemde datum ingetrokken (artikel 51 Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming).