Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.DWR INVESTMENTS B.V.,
FACONNABLE INVESTMENTS B.V.,
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
(…)c. het lenen, uitlenen en bijeenbrengen van gelden daaronder begrepen, (…) alsmede het aangaan van daarmee samenhangende overeenkomsten;
De ondergetekenden:
1.1. [X] , (…) te dezen handelend:- voor zich in prive, hierna te noemen “ [X] ”; en- als directeur van de besloten vennootschap: [Y] B.V., (…), hierna te noemen: “ [Y] ” en/of “Geldnemer”;
Artikel 1. Vaststellingsovereenkomst
4.Beoordeling
“mits zij geschiedt ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van die vennootschap”in artikel 1:88 lid 5 BW is door de wetgever een wezenlijke beperking beoogd. Er mag dus niet te snel worden aangenomen dat aan deze strenge maatstaf is voldaan. De toestemming van de niet handelende echtgenoot is alleen dan niet vereist indien de rechtshandeling waarvoor de zekerheid wordt verstrekt,
zelfbehoort tot de rechtshandelingen die ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van die vennootschap plegen te worden verricht (vgl. HR 20 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:483, onder 3.2).
“Het klopt dat [Y] als leningnemer optrad zodat [X] garant kon staan, dat was echter één van de redenen.”Ter zitting in hoger beroep is over de andere redenen namens DWR c.s. verklaard dat niet rechtstreeks met [X] Beheer B.V. kon worden gecontracteerd, omdat zij onder bijzonder beheer van Rabobank stond. [X] noemt de gekozen financieringsconstructie in de processtukken daarom een “schijnconstructie”.
“dringend aanvullende financiering behoeft die niet bancair kan worden aangetrokken”(zie 3.5). Aan de gekozen financieringsconstructie was dus een bijzonder (en groot) risico verbonden.