ECLI:NL:GHAMS:2021:4013

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 december 2021
Publicatiedatum
22 december 2021
Zaaknummer
200.277.858/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering op grond van een pandakte met betrekking tot garanties bij aandelenoverdracht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Dobu B.V. tegen RITO Beheer B.V. betreffende een vordering op basis van een pandakte. Rito heeft haar aandelen in een hotel-exploiterende vennootschap overgedragen aan Dobu, waarbij garanties zijn afgegeven. Dobu stelt dat Rito haar schadeloos moet stellen vanwege inbreuken op deze garanties. De kern van het geschil is of de vennootschap haar vorderingen op Rito rechtsgeldig aan Dobu heeft verpand, waardoor Dobu bevoegd zou zijn deze vorderingen te innen. Het hof oordeelt dat Dobu een rechtsgeldig pandrecht heeft en dus als pandhouder inningsbevoegd is. Het hof gelast een mondelinge behandeling om het debat tussen partijen verder te voeren, aangezien het debat nog niet ten volle is gevoerd. De mondelinge behandeling is gepland op 9 februari 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.277.858/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/650231 / HA ZA 18-649
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 14 december 2021
inzake
DOBU B.V.
gevestigd te Zaandam,
appellante,
advocaat: mr. H.D.S. Lasonder te Hoorn,
tegen
RITO BEHEER B.V.,
gevestigd te Volendam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. C. Hofmans te Amsterdam.
Partijen worden hierna Dobu en Rito genoemd.

1.De zaak in het kort

Rito heeft haar aandelen in een besloten vennootschap die een hotel exploiteert, overgedragen aan Dobu, waarbij zij garanties heeft afgegeven. Dobu wil dat Rito haar of de vennootschap schadeloos stelt vanwege diverse inbreuken op deze garanties. In geschil is onder andere of de vennootschap haar mogelijke vorderingen op Rito rechtsgeldig aan Dobu heeft verpand en of Dobu zodoende bevoegd is deze vorderingen te innen.

2.Het geding in hoger beroep

Dobu is bij dagvaarding van 21 februari 2021 in hoger beroep gekomen tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 27 november 2019, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen Dobu als eiseres en Rito als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, tevens houdende wijziging van eis, met producties;
- memorie van antwoord.
Vervolgens is arrest gevraagd.
Dobu heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en – uitvoerbaar bij voorraad – haar in hoger beroep gewijzigde eis zal toewijzen, met veroordeling van Rito in de kosten van het geding in beide instanties, met nakosten en rente.
Rito heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met veroordeling – uitvoerbaar bij voorraad – van Dobu in de kosten van het geding in hoger beroep.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.6 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen daarom ook het hof als uitgangspunt.
Waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
Dobu exploiteert een beleggingsmaatschappij. Rito is een houdstervennootschap.
3.2.
Rito hield 65% van de aandelen in Luxury Suites Amsterdam B.V. (hierna: Luxury). De overige 35% van de aandelen was in handen van Dobu. Bij koopovereenkomst van 16 februari 2017 heeft Rito haar aandelen in Luxury aan Dobu verkocht, zodat Dobu 100% van de aandelen in Luxury zou verkrijgen.
3.3.
Luxury houdt zich bezig met de exploitatie van een vijfsterrenhotel in het centrum van Amsterdam.
3.4.
Bij notariële akte van levering van 24 februari 2017 (hierna: de akte van levering) zijn de aandelen aan Dobu geleverd.
3.5.
In de akte van levering garandeert Rito onder “Garanties en vrijwaring” aan Dobu dat de aldaar vermelde opvolgende feiten ten tijde van de levering op 24 februari 2017 juist zijn en dat in geval van een inbreuk Rito Dobu, of – indien Dobu dat wenst – Luxury, volledig schadeloos zal stellen en mitsdien ervoor zal zorgdragen dat Luxury of Dobu in de positie wordt gebracht waarin zij zou hebben verkeerd indien die inbreuk zich niet had voorgedaan.
3.6.
Bij pandakte van 29 september 2014 zijn alle vorderingen (voor zover nodig bij voorbaat) die Luxury op derden heeft en die voortvloeien uit de ten tijde van het vestigen van het pandrecht bestaande rechtsverhoudingen aan Dobu verpand.
3.7.
Bij brief van 14 maart 2018 heeft de advocaat van Dobu aan Rito medegedeeld dat Rito inbreuk heeft gemaakt op diverse garanties als gevolg waarvan Luxury schade heeft geleden en Rito gesommeerd een bedrag van € 161.179,57 te voldoen uiterlijk op 1 april 2018. Tevens heeft de advocaat van Dobu medegedeeld dat Dobu op basis van de pandakte van 29 september 2014 inningsbevoegd is ten aanzien van de vorderingen van Luxury op derden.
3.8.
Op deze brief heeft Rito niet gereageerd.
3.9.
Op 5 juni 2018 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland aan Dobu verlof verleend tot het leggen van conservatoir eigenbeslag. Op 11 juni 2018 heeft Dobu conservatoir beslag onder zichzelf laten leggen op de vorderingen die Rito op Dobu heeft.
3.10.
Het dossier bevat een geschrift dat op 2 september 2019 is geregistreerd bij de Belastingdienst. Dit geschrift vermeldt dat Luxury een pandrecht vestigt ten gunste van Dobu op (onder andere) alle vorderingen die Luxury heeft of zal hebben op derden “uit welken hoofde dan ook”.
3.11.
Daarnaast bevat het dossier een geschrift van 24 maart 2020. Ook dit geschrift vermeldt dat Luxury een pandrecht vestigt ten gunste van Dobu op (onder andere) alle vorderingen die Luxury heeft of zal hebben op derden “uit welken hoofde dan ook”. Dit geschrift is op 16 april 2020 geregistreerd bij de Belastingdienst.

4.Beoordeling

De procedure bij de rechtbank
4.1.
Dobu vorderde in eerste aanleg, samengevat, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeling van Rito:
tot betaling van € 113.690,00 vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 19 juni 2018, tot aan de dag der algehele voldoening;
in de kosten van het gelegde conservatoir eigenbeslag van € 146,15 (deurwaarderskosten) en € 626,00 (griffierechten);
in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
De rechtbank heeft de vorderingen van Dobu afgewezen. Daartoe heeft zij overwogen dat Dobu lopende de procedure als procespartij in een andere hoedanigheid is gaan optreden dan die waarin zij haar vorderingen heeft ingesteld. Volgens de rechtbank is Dobu in eerste instantie voor haar eigen belangen opgekomen met een beroep op de onder 3.6 genoemde pandakte, en later op grond van een overeenkomst van lastgeving voor de belangen van Luxury. De rechtbank heeft geoordeeld dat een dergelijke wisseling van hoedanigheid niet is toegestaan. Dobu komt met zeven grieven tegen de afwijzing van haar vorderingen op.
De procedure bij het hof
4.3.
Dobu heeft in hoger beroep haar eis gewijzigd. Zij vordert, zoveel mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren arrest:
primair Rito te veroordelen om op grond van de geregistreerde onderhandse pandakte van 28 augustus 2019 de vordering van Luxury op Rito van € 137.545,32, althans € 113.690,- aan Dobu te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 19 juni 2018 (datum van dagvaarding in eerste aanleg) tot aan de dag der algehele voldoening;
subsidiair Rito te veroordelen tot nakoming van de garantiebepaling in de koop- en leveringsovereenkomst, in die zin dat Rito wordt veroordeeld tot betaling van een schadeloosstelling van € 137.545,32 althans € 113.690,- aan Dobu of aan Luxury, vermeerderd met de wettelijke rente ex 6:119 BW over dit bedrag vanaf 19 juni 2018 (datum van dagvaarding in eerste aanleg) tot aan de dag der algehele voldoening;
meer subsidiair de gevolgen van de koop- en leveringsovereenkomst op grond van dwaling te wijzigen, in die zin dat de koopprijs wordt verminderd met een bedrag van € 137.545,32, althans € 113.690,-, alsmede voor recht te verklaren dat Dobu dit deel van de koopprijs, te weten het bedrag van € 137.545,32 althans € 113.690,-, niet langer aan Rito verschuldigd is en/of Rito te veroordelen tot terugbetaling van dit bedrag aan Dobu, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 19 juni 2018 (datum van dagvaarding in eerste aanleg) tot aan de dag der algehele voldoening;
meer subsidiair voor recht te verklaren dat Dobu op grond van de gedeeltelijke ontbinding van de koop- en leveringsovereenkomst een deel van de koopprijs, te weten een bedrag van € 137.545,32, althans € 113.690,- niet langer aan Rito verschuldigd is en/of Rito te veroordelen tot terugbetaling van dit bedrag aan Dobu, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 19 juni 2018 (datum van dagvaarding in eerste aanleg) tot aan de dag der algehele voldoening;
uiterst subsidiair Rito te veroordelen tot betaling van de door Dobu geleden schade van € 137.545,32, althans € 113.690,- op grond van een toerekenbare tekortkoming van de garantiebepaling in de koop- en leveringsovereenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 19 juni 2018 (datum dagvaarding in eerste aanleg) tot aan de dag der algehele voldoening;
Rito te veroordelen tot vergoeding van de kosten van het conservatoir eigenbeslag van € 146,15 (deurwaarderskosten) en € 626,- (griffierechten) aan Dobu;
Rito te veroordelen tot terugbetaling van de proceskosten in eerste aanleg van € 7.630,- alsmede de nakosten begroot op € 157,- aan salaris advocaat aan Dobu, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag van terugbetaling;
Rito te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep aan Dobu;
Rito te veroordelen tot vergoeding van de nakosten.
4.4.
Het hof zal recht doen op de gewijzigde eis.
4.5.
Dobu legt aan haar primaire vordering ten grondslag dat Luxury haar vorderingen op derden aan Dobu heeft verpand door middel van het als pandakte aan te merken geschrift van 2 september 2019 (zie 3.10). Naar het hof uit nummer 3.8 van de memorie van grieven begrijpt, legt Dobu in hoger beroep aan haar primaire vordering daarnaast ten grondslag dat de bedoelde vorderingen van Luxury op derden aan haar zijn verpand door middel van het als pandakte aan te merken geschrift van 16 april 2020 (zie 3.11). Blijkens nummer 3.3 van de memorie van antwoord heeft Rito dit ook begrepen. Dobu stelt dat Rito op grond van de akte van levering gehouden is om Luxury schadeloos te stellen als gevolg van diverse inbreuken op de daar gegeven garanties (zie 3.5) en dat Dobu op grond van haar pandrecht bevoegd is om deze vorderingen van Luxury te innen.
4.6.
Rito betwist dat sprake is van een rechtsgeldige verpanding waardoor Dobu inningsbevoegd zou zijn, omdat de aktes niet door twee partijen zijn ondertekend en één akte zelfs ongedateerd is.
4.7.
Op grond van artikel 3:239 lid 1 BW kan een pandrecht op een vordering worden gevestigd door middel van een onderhandse akte die wordt geregistreerd bij de Belastingdienst. Voorwaarde is dat de vordering ten tijde van de vestiging van het pandrecht al bestaat of rechtstreeks zal worden verkregen uit een dan bestaande rechtsverhouding. Vereist is een door de pandgever ondertekend geschrift. Het is niet vereist dat de akte door de pandhouder wordt ondertekend. De aanvaarding van het pandrecht door de pandhouder kan vormvrij geschieden (zie HR 29 juni 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB2435, onder 3.3.4 en 3.4.2).
4.8.
Anders dan Rito aanvoert, zijn beide pandaktes in dit geval voorzien van handtekeningen van de pandgever en de pandhouder. De eerste akte (zie 3.10) bevat twee handtekeningenbladen. Het eerste handtekeningenblad is gedateerd op 28 augustus 2019 en is getekend namens Dobu. Het tweede handtekeningenblad is getekend namens Luxury en is voorzien van een datering in de vorm van een registratiestempel van de Belastingdienst van 2 september 2019. Onderaan de pagina’s van deze pandakte staat een paraaf die doornummert van 1 tot en met 5 zodat aangenomen moet worden dat dit stuk als één geheel aan de Belastingdienst ter registratie is aangeboden. Dit betekent dat er door Luxury ten gunste van Dobu op 2 september 2019 een rechtsgeldig pandrecht is gevestigd op vorderingen die Luxury uit hoofde van de akte van levering op Rito heeft. Bovendien heeft Luxury dergelijke vorderingen met de pandakte van 24 maart 2020 – ten overvloede – nogmaals rechtsgeldig aan Dobu verpand, nu ook deze akte door beide partijen is ondertekend en (op 16 april 2020) is geregistreerd bij de Belastingdienst.
4.9.
Uit artikel 3:246 lid 1 BW volgt dat de pandhouder bevoegd is om de vordering waarop het pandrecht rust te innen, zodra aan de schuldenaar van die vordering is medegedeeld dat daarop een pandrecht rust.
4.10.
Dobu heeft de verpanding van 2 september 2019 en 16 april 2020 in ieder geval bij memorie van grieven aan Rito medegedeeld. Dobu is dan ook bevoegd om vorderingen te innen die Luxury uit hoofde van de akte van levering op Rito heeft.
Dobu heeft haar primaire vordering, zoals die in hoger beroep luidt, ingesteld in haar hoedanigheid van pandhouder. Ook de inleidende dagvaarding heeft zij (al dan niet mede) ingesteld in haar hoedanigheid van pandhouder, zij het op basis van een andere pandakte. In zoverre is geen sprake van een wijziging van hoedanigheid. Daaruit volgt dat Dobu in ieder geval kan worden ontvangen in haar primaire vordering, zoals die in hoger beroep luidt.
4.11.
Gelet op hetgeen onder 4.7 tot en met 4.10 is overwogen, dient het hof thans te beoordelen of Luxury een vordering op Rito heeft uit hoofde van de (garantiebepaling in de) akte van levering, zoals Dobu aan haar primaire vordering ten grondslag legt. Het debat tussen partijen is op dit punt nog niet ten volle gevoerd. Om partijen in de gelegenheid te stellen nader op elkaars standpunten te reageren en om inlichtingen te verkrijgen van partijen zal het hof een mondelinge behandeling gelasten. Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld alle grondslagen van de vorderingen van Dobu in dit nadere debat te betrekken.
4.12.
De mondelinge behandeling zal worden bepaald op woensdag 9 februari 2022 te 9:30 uur. Partijen krijgen tijdens de mondelinge behandeling ieder tien minuten spreektijd in de eerste termijn om hun standpunt toe te lichten.
4.13.
Het hof heeft geconstateerd dat het niet beschikt over een volledige versie van de brief die mr. Jakic namens Dobu op 16 augustus 2019 aan de rechtbank heeft gezonden om de producties 15 tot en met 21 over te leggen. Dobu heeft slechts de eerste drie pagina’s van deze brief overgelegd. Daarnaast beschikt het hof niet over een volledige versie van productie 5 bij de inleidende dagvaarding van Dobu. Hier mist pagina 7 van de (betekende) akte van levering. Het hof zal Dobu daarom opdragen een volledige versie van beide stukken over te leggen.
4.14.
Iedere verdere beslissing wordt in afwachting van de mondelinge behandeling aangehouden.

5.Beslissing

Het hof:
gelast een mondelinge behandeling;
bepaalt dat de mondelinge behandeling zal plaatsvinden op woensdag 9 februari 2022 te 9:30 uur in het Paleis van Justitie, IJdok 20 te Amsterdam;
bepaalt dat partijen, vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte is en tot het geven van de verlangde inlichtingen in staat is en bevoegd is (door schriftelijke machtiging of anderszins) tot het aangaan van een schikking, tezamen met hun advocaten op genoemde datum, tijdstip en plaats zullen verschijnen voor de hierna te noemen leden van het hof, tot het onder 4.11 omschreven doel;
draagt Dobu op de stukken zoals vermeld onder 4.13 uiterlijk tien dagen voorafgaand aan de mondelinge behandeling in kopie over te leggen door toezending aan het hof (roladministratie – team handel) en de wederpartij;
bepaalt dat partijen uiterlijk tien dagen voor de dag van de mondelinge behandeling de stukken waarop zij nog een beroep zouden willen doen, in kopie zullen overleggen door toezending aan het hof (roladministratie - team handel) en de wederpartij;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, M.M. Korsten-Krijnen en A.R. Vlierhuis en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 14 december 2021.