Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
4.Standpunt van klager
5.Beoordeling
6.Beslissing
;
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een klacht tegen een gerechtsdeurwaarder die bij de tenuitvoerlegging van een vonnis blindelings vertrouwde op de informatie van zijn opdrachtgever, zonder deze marginaal te toetsen. Klager, die door de gerechtsdeurwaarder was beslagen, heeft verweer gevoerd tegen de gelegde derdenbeslagen. De gerechtsdeurwaarder heeft klager gewezen op de mogelijkheid om een executiegeschil te starten in plaats van de titel te onderwerpen aan een marginale toetsing. De kamer voor gerechtsdeurwaarders heeft de klacht gegrond verklaard en een schorsing van twee weken opgelegd aan de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder heeft in hoger beroep enkel de opgelegde maatregel betwist.
Het hof heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de gerechtsdeurwaarder inderdaad niet zijn verantwoordelijkheid heeft genomen om de aan hem verstrekte titel te toetsen. Echter, het hof oordeelt dat de ernst van de normschending niet zodanig is dat een schorsing gerechtvaardigd is. De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat hij een fout heeft gemaakt en heeft zijn interne werkwijze aangepast om herhaling te voorkomen. Het hof legt daarom een lichtere maatregel van berisping op in plaats van de schorsing die door de kamer was opgelegd. De beslissing van de kamer wordt vernietigd waar het betreft de opgelegde maatregel, maar de overige beslissingen blijven in stand.