ECLI:NL:GHAMS:2021:3971

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
200.291.257/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van moeder tot curator na ondercuratelestelling van de rechthebbende

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondercuratelestelling van de rechthebbende, geboren in 1991, die lijdt aan psychoses en eerder onder curatele heeft gestaan. De verzoekster, de moeder van de rechthebbende, verzoekt om haar benoeming tot curator, nadat de kantonrechter eerder Stichting Centrale Administratie voor Voorzieningen op het Gebied van de Gezondheids- en Welzijnszorg (CAV) tot curator had benoemd. De verzoekster heeft in de praktijk al jarenlang de belangen van de rechthebbende behartigd, maar de kantonrechter had de ondercuratelestelling per abuis laten vervallen. Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet kan waarnemen en dat een minder verstrekkende maatregel dan curatele niet passend is. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd voor zover het de benoeming van CAV betreft en de verzoekster benoemd tot curator, aangezien er geen gegronde redenen zijn die zich tegen deze benoeming verzetten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en moet binnen tien dagen na tenuitvoerlegging in de Staatscourant worden bekendgemaakt.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.291.257/01
zaaknummer rechtbank: : 8704712 EB VERZ 20-11198
beschikking van de meervoudige kamer van 14 december 2021 inzake
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de verzoekster,
advocaat: mr. S. Karami te Amsterdam,
tegen
Stichting Centrale Administratie voor Voorzieningen op het Gebied van de Gezondheids- en Welzijnszorg,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder te noemen: ‘CAV’ of ‘de curator’.
Als (overige) belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:
- [de rechthebbende] (verder te noemen: de rechthebbende);
- [de zus] (de zus van de rechthebbende; verder te noemen: de zus);
- [de psychiater] van GGZ InGeest (verder te noemen: [de psychiater] ).

1.Het verloop van de procedure bij de kantonrechter

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de kantonrechter naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 3 december 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De verzoekster is op 3 maart 2021 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de kantonrechter van 3 december 2020.
2.2
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een faxbericht van de zijde van de verzoekster van 6 april 2021 met bijlagen (producties 3 en 5).
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 18 oktober 2021 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de verzoekster, bijgestaan door haar advocaat;
- de zus;
- een tweetal vertegenwoordigers van CAV;
- [de psychiater] .
2.4.
Op 3 november 2021 heeft de voorzitter de rechthebbende op zijn huisadres aan [adres] te [plaats] in het bijzijn van de griffier gehoord. Een proces-verbaal van dit verhoor is opgemaakt en op 9 november 2021 naar alle belanghebbenden gezonden. Zij zijn in de gelegenheid gesteld binnen één week daarop te reageren. Zij hebben van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.

3.De feiten

3.1
De rechthebbende is geboren [in] 1991. De rechthebbende is de zoon van de verzoekster. De rechthebbende is vanaf 2010 een aantal keer gedwongen opgenomen geweest in een psychiatrische instelling in verband met psychoses.
3.2
Bij beschikking van 22 december 2011 heeft de kantonrechter de rechthebbende onder curatele gesteld, met benoeming van de verzoekster tot curator.
3.3
Bij beschikking van de kantonrechter van 20 augustus 2012 is de ondercuratelestelling van de rechthebbende verlengd voor de duur van één jaar en is de zaak aangehouden tot 1 juli 2013 met het verzoek aan de toenmalige advocaat van de rechthebbende en de curator om de kantonrechter schriftelijk te informeren omtrent de stand van zaken.
De voormalige advocaat van de rechthebbende heeft de kantonrechter nooit meer geïnformeerd, waardoor de ondercuratelestelling per abuis automatisch is komen te vervallen, hetgeen niet door de kantonrechter en belanghebbenden is opgemerkt.
4. De verzoeken
4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter op verzoek van [de psychiater] , als behandelend psychiater verbonden aan GGZ-team FACT, de rechthebbende onder curatele gesteld wegens zijn lichamelijke/geestelijke toestand en CAV benoemd tot curator.
4.2
De verzoekster verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, haar als curator te benoemen met ingang van de instelling van de maatregel, althans een beslissing te nemen die het hof juist acht.
4.3
CAV heeft zich ter zitting in hoger beroep gerefereerd aan het oordeel van het hof.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:378 lid 1 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan een meerderjarige door de kantonrechter onder curatele worden gesteld, wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.
5.2
Op grond van artikel 1:383 lid 1 BW benoemt de rechter bij het instellen van de curatele of zo spoedig mogelijk daarna een curator. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel omtrent de geschiktheid van de te benoemen persoon.
De rechter volgt op grond van het tweede lid van dit artikel bij de benoeming van de curator de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
5.3
De verzoekster betoogt dat CAV ten onrechte is benoemd tot curator over de rechthebbende. Zij vindt het in het belang van de rechthebbende als de verzoekster (weer) tot curator zou worden benoemd. De rechthebbende woont thuis. De eerdere opnames in psychiatrische instellingen deden hem geen goed en de verzoekster is het niet altijd eens geweest met gestelde diagnoses en behandelingen. Het vertrouwen van de rechthebbende en de verzoekster in de GGZ is geschaad. De verzoekster ziet wel dat de rechthebbende van jongs af aan met zijn hoofd schudt en zij erkent dat sprake is van een slaappatroon waarbij hij tot het einde van de ochtend of het begin van de middag blijft slapen. De verzoekster vermoedt dat de rechthebbende autistisch is, omdat daar familiaire aanleg voor is. Zij wil dat de rechthebbende beter onderzocht wordt, bijvoorbeeld door een neuroloog. De rechthebbende ontvangt wekelijks € 20,- aan leefgeld op zijn rekening waar hij sigaretten en iets te drinken van koopt. De verzoekster en de zus doen zijn overige uitgaven, zoals voor het bestellen van kleding. De verzoekster zorgt goed voor de rechthebbende, zodat hij zijn haar laat knippen, zich scheert en doucht en zij regelt al zijn zaken. Een ondercuratelestelling is nodig omdat zij niet altijd de medewerking van de rechthebbende krijgt en de rechthebbende bijvoorbeeld niet in staat is om zelf een paspoort aan te vragen of om zelf kleding te kopen.
5.4
CAV heeft zich in hoger beroep niet verweerd tegen benoeming van de moeder als curator. De moeder heeft jarenlang de belangen van de rechthebbende naar behoren behartigd, aldus CAV. CAV meent desgevraagd dat ook volstaan kan worden met de lichtere maatregelen van bewind en mentorschap. Volgens het CAV betaalt de rechthebbende € 500,- aan kostgeld aan de verzoekster. Er is een schuld van de rechthebbende aan het CAV in verband met de vergoeding van de uitvoering van de curatele. De gegevens die moesten worden aangeleverd bij de aanvraag voor bijzondere bijstand zijn niet tijdig aan de gemeente verstrekt en de bijzondere bijstand is niet verleend.
5.5
[de psychiater] heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat zij van mening is dat de verzoekster goed de financiën van de rechthebbende zal kunnen beheren. Zij heeft wel haar twijfels of de verzoekster zijn niet-financiële belangen naar behoren zal behartigen, maar zij kan zich voorstellen dat het onder de gegeven omstandigheden het meest in het belang van de rechthebbende is om zijn moeder als curator te hebben. Verder heeft zij meegedeeld dat er vanuit GGZ InGeest geen bemoeienis meer is met de rechthebbende. Mocht de situatie van de rechthebbende verslechteren, dan zou hij mogelijk via de crisisdienst weer bij GGZ InGeest in beeld kunnen komen.
5.6
De zus heeft ter zitting in hoger beroep het volgende verklaard. De verzoekster is bezig om instanties buiten de GGZ te benaderen die de rechthebbende kunnen helpen. Er is bij aanvang van de ondercuratelestelling na de bestreden beschikking geen bijzondere bijstand aangevraagd, waardoor de rechthebbende nu een schuld heeft aan CAV vanwege achterstallige betaling van de vergoeding voor de uitvoering van de curatele. Voor deze schuld is een regeling getroffen, waardoor de rechthebbende nu minder leefgeld ontvangt.
5.7
Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken in het dossier en ter zitting in hoger beroep is het volgende gebleken. De rechthebbende lijdt sinds ongeveer 2010 aan psychoses, hij is sindsdien een aantal keer wegens mishandeling van de moeder en geweldsdelicten gedetineerd geweest en gedwongen opgenomen in een psychiatrische kliniek. De psychiatrische behandelingen gaan ervan uit dat de rechthebbende lijdt aan schizofrenie van het paranoïde type. De laatste (gedwongen) opname van de rechthebbende was in de Valeriuskliniek van juni tot en met augustus 2019. De rechthebbende is woonachtig bij de verzoekster en zijn zus en broer. Hij heeft een verstoord slaapritme waarbij hij slaapt tot in de middag en hij heeft geen reguliere dagbesteding. Hij heeft een Wajong-uitkering en ontvangt momenteel € 20,- leefgeld per week waarvan hij sigaretten en iets te drinken koopt. Al zijn overige uitgaven, zoals voor voedsel en kleding, worden gedaan door de verzoekster en zijn zus. Uit het dossier blijkt dat de rechthebbende in 2011 eerder onder curatele heeft gestaan, maar dat de ondercuratelestelling per abuis in 2013 automatisch is komen te vervallen, hetgeen niet is opgemerkt door de kantonrechter noch de verzoekster. De verzoekster heeft gedurende de periode tot aan de bestreden beschikking in de praktijk opgetreden als curator en de behandelaars en de bij de rechthebbende betrokken instanties beschouwden haar als zodanig. Nadat de rechthebbende in augustus 2019 uit de Valeriuskliniek is ontslagen, is onenigheid tussen aan de ene kant de rechthebbende en de verzoekster en aan de andere kant de GGZ ontstaan over de verdere onderzoeken naar en behandeling van de rechthebbende. Hierdoor is de begeleiding door de GGZ gestagneerd en dat heeft geleid tot het inleidend verzoek door de GGZ aan de kantonrechter om een professionele curator te benoemen. De GGZ ging er destijds vanuit dat de rechthebbende katatoon was en omdat dat levensbedreigend kan zijn, is verzocht om een professionele curator, aldus [de psychiater] ter zitting in hoger beroep. Ter zitting in hoger beroep is verder gebleken dat de verzoekster inmiddels doende is om onderzoeken en behandeling van de rechthebbende door een andere instelling dan GGZ te organiseren; de rechthebbende staat daarvoor op de wachtlijst. De GGZ heeft het dossier van de rechthebbende gesloten en er zijn geen crisismeldingen gedaan sinds de rechthebbende uit de Valeriuskliniek is ontslagen. CAV heeft geen contact met de rechthebbende gehad, maar heeft wel vastgesteld dat hij geen schulden had bij aanvang van haar curatorschap en dat de verzoekster en de zus de financiën van de rechthebbende correct beheren. CAV acht de verzoekster goed in staat om zowel de vermogensrechtelijke als de niet-vermogensrechtelijke belangen van de rechthebbende te behartigen. De rechthebbende heeft tijdens het gesprek op 3 november 2021 aan de voorzitter meegedeeld dat hij wil dat zijn moeder de beslissingen voor hem neemt.
5.8
Allereerst dient het hof te beoordelen of er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 1:378 lid 1 BW. Bovengenoemde omstandigheden rechtvaardigen naar het oordeel van het hof de conclusie dat de rechthebbende als gevolg van zijn geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk kan waarnemen. Voor een voldoende behartiging van de belangen van de rechthebbende is naar het oordeel van het hof een minder verstrekkende voorziening dan curatele niet passend, aangezien gebleken is dat de rechthebbende niet alleen bijstand en stimulans behoeft bij zijn persoonlijke verzorging, maar dat ook rechtshandelingen voor hem verricht moeten kunnen worden zoals het aanvragen van een paspoort en het aanschaffen van kleding. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook bekrachtigen voor wat betreft de maatregel van ondercuratelestelling.
Voorts ziet het hof zich gesteld voor de vraag wie als curator benoemd dient te worden. Blijkens het gesprek met de rechthebbende op 3 november 2021 is het zijn uitdrukkelijke voorkeur dat de verzoekster alle beslissingen voor hem neemt. Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat CAV geen obstakels ziet voor benoeming van de verzoekster tot curator. [de psychiater] heeft verklaard dat zij aanvankelijk twijfelde of de verzoekster in staat is de medisch/psychiatrische zorg voor de rechthebbende goed te organiseren, maar dat zij zich ook kan voorstellen dat het onder de gegeven omstandigheden het meest in het belang van de rechthebbende is om zijn moeder als curator te hebben. Het hof komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat de kantonrechter met de bestreden beschikking ten onrechte tot benoeming van een professionele curator is overgegaan, met als motivering dat [de psychiater] voldoende onderbouwd had dat het belang van de rechthebbende daartoe noodzaakte. Dit leidt tot vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre en benoeming van de verzoekster tot curator over de rechthebbende, nu niet gebleken is van gegronde redenen die zich tegen deze benoeming verzetten.
5.9
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover daarbij Stichting Centrale Administratie voor Voorzieningen op het Gebied van de Gezondheids- en Welzijnszorg tot curator is benoemd en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
benoemt [verzoekster] tot curator over [de rechthebbende] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat deze uitspraak binnen tien dagen nadat zij ten uitvoer kan worden gelegd door de griffier in de Staatscourant moet worden bekendgemaakt;
draagt de griffier op om op de voet van artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, in verband met aantekening in het Centraal Curatele- en bewindregister;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.F. Miedema, M.F.G.H. Beckers en T.M. Subelack, in tegenwoordigheid van mr. V.A.M. Willemsen als griffier en is op 14 december 2021 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.