ECLI:NL:GHAMS:2021:3955

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 december 2021
Publicatiedatum
16 december 2021
Zaaknummer
23-000591-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval met geweld in Heemskerk

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1975 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was betrokken bij een woningoverval in Heemskerk op 25 september 2018. Tijdens deze overval, die plaatsvond in de nachtelijke uren, zijn de bewoners van de woning, waaronder [benadeelde 3] en [benadeelde 4], met geweld bedreigd en mishandeld. De verdachte en zijn medeverdachten hadden het plan opgevat om marihuana te stelen, maar in plaats daarvan werden diverse waardevolle goederen uit de woning meegenomen. De overval leidde tot lichamelijk letsel bij de slachtoffers, waaronder een gebroken enkel van een van de bewoners die uit een raam sprong om aan de overvallers te ontsnappen. Het hof oordeelde dat de verdachte zowel de opzet had op de diefstal als op het geweld dat werd gebruikt. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, en moest schadevergoeding betalen aan de benadeelde partijen. De vorderingen van enkele benadeelde partijen werden toegewezen, terwijl andere vorderingen niet-ontvankelijk werden verklaard omdat de schade al was vergoed door de Staat. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en oordeelde dat de verdachte een wezenlijke bijdrage had geleverd aan het geweld en de diefstal.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000591-19
datum uitspraak: 16 december 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 5 februari 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-190678-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1975,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 april 2021 en 2 december 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
feit 1hij op of omstreeks 25 september 2018 te Heemskerk, in elk geval in Nederland, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning (gelegen op of aan de [adres]), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, - onder meer -
- twee, althans een of meerdere telefoon(s) (merk: Samsung) en/of
- een computer (merk: LG) en/of
- een harddisk en/of
- een koffiedispenser (merk: Douwe Egberts) en/of
- een mobiele airco en/of
- 1 pak sokken en/of
- een slof sigaretten (merk: L&M) en/of
- een fotocamera (merk: Samsung) en/of
- een armband en/of
- drie, althans een of meerdere fles(sen) drank en/of
- een spelcomputer (merk: Playstation) met controllers en/of
- een (computer)spel (naam: Far Cry) en/of
- een tas (merk Boss) met inhoud,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] en/of [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- die [benadeelde 3] vast te pakken en/of op het bed te gooien en/of
- die [benadeelde 3] te slaan en/of te stompen in/tegen het gezicht en/of elders tegen het
lichaam en/of
- die [benadeelde 3] te trappen en/of te schoppen in/tegen het gezicht en/of elders tegen het
lichaam en/of
- een mes te tonen aan die [benadeelde 3] en/of die [benadeelde 3] de woorden toe te voegen:
"Ik snij je keel door als je niet rustig bent," althans woorden van gelijke dreigende aard
en/of strekking en/of
- die [benadeelde 3] met een snoer proberen vast te binden en/of met een snoer de keel van
die [benadeelde 3] dicht te drukken/snoeren, althans die [benadeelde 3] proberen te wurgen
en/of
- die [benadeelde 4] een stok en/of een mes te tonen en/of met een stok een slaande
beweging te maken in de richting van die [benadeelde 4] en/of
- die [benadeelde 4] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] de woorden
toe te voegen: "Ik maak jullie dood," althans woorden van gelijke aard en/of strekking.
feit2 hij op of omstreeks 25 september 2018 te Heemskerk en/of te Assendelft, gemeente Zaanstad, in
elk geval in Nederland, een wapen(s), van categorie I, onder 1° of 3° (te weten: een boksbeugel/dolkmes), voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het medeplegen van de diefstal met geweld in een woning gedurende de voor nachtrust bestemde tijd bewezen zal verklaren.
Verweer van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit en heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat de verdachte weliswaar aanwezig was in de woning, maar niet heeft deelgenomen aan het geweld. Bovendien had hij ook geen opzet op het geweld. Weliswaar had hij een boksbeugel bij zich, maar dit was alleen voor het geval geweld tegen hem gebruikt zou worden. Voorts is het enkel aanwezig zijn onvoldoende om tot een bewezenverklaring van een voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking te komen voor de diefstal. De verklaringen van aangevers [benadeelde 3], [benadeelde 4] en [benadeelde 2] zijn bovendien niet betrouwbaar.
Feiten waar het hof van uitgaat
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
De verdachte is met zijn medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in een door [medeverdachte 1] gehuurde auto vanuit Duitsland naar Nederland gereden. Op 25 september 2018 zijn zij midden in de nacht aangekomen bij een woning in Heemskerk. Samen hadden zij op voorhand het plan opgevat om naar Nederland te komen om in deze woning marihuana weg te nemen. De opbrengst zouden zij verdelen. Na aankomst bij de woning hebben zij aangebeld. Toen er niet open werd gedaan, is een afgesloten deur van de woning door [medeverdachte 3] open gewrikt met een bijl. In de woning lagen vier bewoners te slapen. Een van de bewoners, [benadeelde 3], hoorde gebonk en heeft zich richting de hal begeven. Daar aangekomen is hij geconfronteerd met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] die op hem afliepen en hem ogenblikkelijk mishandelden. [medeverdachte 3] zei dat als [benadeelde 3] niet rustig zou zijn, hij hem de keel zou doorsnijden. [medeverdachte 2] had handschoenen met harde knokkels aan. Ondertussen vroeg [medeverdachte 3] waar ‘het spul’ was. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] hebben met zijn tweeën gevochten met [benadeelde 3]. [medeverdachte 2] heeft [medeverdachte 3] geholpen door [benadeelde 3] vast te houden op de grond. Een andere bewoner, [benadeelde 4], werd wakker, liep naar het trapgat en zag twee mannen, [medeverdachte 3] en de verdachte, onderaan de trap staan. [medeverdachte 3] had een stok in zijn handen en de verdachte een mes. [medeverdachte 3] maakte een slaande beweging in de richting van [benadeelde 4]. [benadeelde 4] hoorde dat de twee mannen in de Poolse taal riepen dat zij hen dood gingen maken. [benadeelde 4] is voor de twee mannen gevlucht door naar een raam te rennen en daar, van ongeveer vier meter hoogte, uit te springen. Ondertussen waren de twee vrouwelijke bewoners naar boven gevlucht en verstopten zich in een kast. Terwijl zij in de kast zaten, hoorden zij hoe [benadeelde 3] werd mishandeld en hoorden zij eveneens dat een persoon door de kamer liep waar zij (de vrouwelijke bewoners) verstopt zaten.
In de woning werd door de mannen naar marihuana gezocht, maar dit werd niet aangetroffen. In plaats daarvan werden goederen uit de woning meegenomen. De (opbrengst van) de goederen zou verdeeld worden. Een deel van die goederen is door [medeverdachte 1], die aanvankelijk bij de auto was gebleven maar zich op enig moment ten tijde van de overval ook in de woning heeft bevonden, in de auto geladen. [medeverdachte 1] heeft de drie mannen gewaarschuwd dat de buurman op komst was en de mannen zijn vertrokken uit de woning.
De auto met daarin de vier mannen is door de politie staande gehouden. In de auto zijn (onder andere) bivakmutsen, geprepareerde tie-wraps, handschoenen met harde knokkels, een mes en een bijl aangetroffen, alsmede de gestolen goederen. De auto werd bestuurd door [medeverdachte 1], achter hem zat [medeverdachte 2]. Op de bijrijdersstoel zat de verdachte en achter hem zat [medeverdachte 3].
Beoordeling
Op basis van voorgenoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband bezien, is naar het oordeel van het hof sprake geweest van een voorafgaand gezamenlijk plan om de bewoners van de woning te Heemskerk in de nachtelijke uren te beroven van marihuana, waarbij iedereen zou meedelen in de buit.
Het staat voor het hof vast dat op voorhand duidelijk was dat geweld toegepast zou kunnen worden. Zo had [medeverdachte 2] handschoenen met harde knokkels aan en had de verdachte een mes met een boksbeugel bij zich op het moment dat zij de woning binnendrongen. Ook de in de auto aangetroffen goederen, zoals de geprepareerde tie-wraps en bivakmutsen, geven er blijk van dat de verdachten zich hebben voorbereid op een gewelddadige confrontatie. Dat de in de auto aanwezige tie-wraps en bivakmutsen uiteindelijk niet zijn gebruikt bij de overval, maakt dat niet anders. In het plan om de bewoners van de woning die nacht te overvallen lag dan ook – bij gebreke van aanwijzingen van het tegendeel – besloten dat tegen (één of meer van) de bewoners enig geweld zou worden gebruikt, dan wel daarmee zou worden gedreigd, al dan niet met behulp van die voorwerpen, zoals het mes. Dit laatste heeft ook daadwerkelijk plaatsgevonden. De verdachte heeft de aanmerkelijke kans op het gebruik van dat geweld dan ook bewust aanvaard en heeft daaraan ook een wezenlijke bijdrage geleverd. Immers, hij is vrij snel nadat [medeverdachte 3] zich de toegang tot de woning had verschaft, gewapend met een boksbeugel met daaraan een mes, ook de woning ingegaan. Aldaar heeft hij een van de bewoners bedreigd met dat mes. Ook toen de bewoners op andere wijze werden bedreigd en zelfs werden mishandeld en toen er naar marihuana en andere goederen werd gezocht, is de verdachte in de woning gebleven en nam hij daaraan deel. Daarmee staat voor het hof vast dat de verdachte zowel de opzet had op de diefstal als op het gepleegde geweld. Het hof heeft bij dat oordeel eveneens betrokken het tijdstip waarop de verdachten naar de woning zijn toegegaan, er op geen enkel moment sprake is geweest van een normale en geweldloze conversatie tussen de verdachten en de bewoners, ogenblikkelijk na het binnendringen in de woning geweld werd gebruikt en er bovendien gedreigd werd met geweld ten aanzien van alle bewoners. Dat de dreiging groot was, blijkt reeds uit het feit dat een van de bewoners, [benadeelde 4], zo angstig was dat hij uit een raam is gesprongen. Dat de verdachte zelf geen spullen heeft meegenomen uit de woning, doet aan het voorgaande niet af.
De raadsman heeft nog aangevoerd dat de verdachte de boksbeugel met mes bij zich had, teneinde zich te kunnen verweren voor het geval “geweld tegen hen gebruikt zou worden. In de wiethandel kan het immers goed verkeerd gaan tijdens een transactie”. Het hof verwerpt dit verweer, reeds nu is komen vast te staan dat het in casu niet ging om een “transactie”, maar om een gewapende overval. Het verweer berust aldus op een onjuiste voorstelling van zaken, waardoor de grondslag daaraan is komen te ontvallen.
Gelet op de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol van de verdachte in de uitvoering van het delict en het belang daarvan, is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten.
Vertaling verklaring van de verdachte
De raadsman heeft gesteld dat op basis van de verklaring die de verdachte op 10 januari 2019 ten overstaan van de rechter-commissaris heeft afgelegd, niet kan worden aangenomen dat de verdachte en zijn mededaders het voornemen hadden om marihuana – of andere goederen –
weg te nemen. Op de zitting van 6 april 2021 is immers door de verdachte te kennen gegeven dat dit deel van zijn verklaring verkeerd is vertaald en de woorden ‘ophalen’ en ‘wegnemen’ in het Pools op gelijke wijze vertaald kunnen worden.
Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de wijze waarop de door de verdachte geuite woorden zijn vertolkt, reeds nu de rechter-commissaris op specifieke punten expliciet heeft doorgevraagd en wel met name op het punt of de verdachte bedoelde dat de marihuana zou worden gekocht dan wel zou worden weggenomen. De verdachte is, ook bij doorvragen, telkens bij zijn verklaring gebleven. Bovendien heeft hij ten overstaan van de rechtbank op 22 januari 2019 onder meer verklaard dat hij bij de verklaring blijft die hij als getuige heeft afgelegd bij de rechter-commissaris.
Het hof acht de verklaringen van de aangevers, voor zover deze voor het bewijs gebezigd worden, betrouwbaar nu deze voldoende gedetailleerd en consistent zijn en elkaar op wezenlijke onderdelen ondersteunen. Daarbij is ook gelet op de samenhang met de overige bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van de verdachte zelf, zoals hij deze ten overstaan van de rechter-commissaris en de rechtbank in eerste aanleg heeft afgelegd. Dat de verklaringen van de aangevers op details hier en daar verschillen, maakt dit niet anders.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1hij op 25 september 2018 te Heemskerk gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, gelegen op of aan de [adres], tezamen en in vereniging met anderen,
- twee telefoons, merk: Samsung en
- een computer, merk: LG en
- een harddisk en
- een koffiedispenser, merk: Douwe Egberts, en
- een mobiele airco en
- sokken en
- een slof sigaretten, merk: L&M en
- een fotocamera, merk: Samsung en
- een armband en
- drie flessen drank en
- een spelcomputer, merk: Playstation, met controllers en
- een computerspel, naam: Far Cry, en
- een tas, merk Boss, met inhoud,
toebehorend aan [slachtoffer] en/of [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en/of verbreking, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde 3] en bedreiging met geweld tegen [benadeelde 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door:
- [benadeelde 3] vast te pakken en op het bed te gooien en
- [benadeelde 3] te slaan in het gezicht en
- [benadeelde 3] te schoppen tegen het gezicht en/of elders tegen het lichaam en
- een mes te tonen aan [benadeelde 3] en de woorden toe te voegen: "Ik snij je keel door als
je niet rustig bent," althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- [benadeelde 3] proberen vast te binden en met een snoer de keel van [benadeelde 3] dicht te
drukken en
- [benadeelde 4] een stok en een mes te tonen en met een stok een slaande beweging te
maken in de richting van [benadeelde 4] en
- [benadeelde 4] de woorden toe te voegen: "Ik maak jullie dood," althans woorden van
gelijke aard en/of strekking.
feit 2hij op 25 september 2018 te Heemskerk een wapen van categorie I, onder 1° en 3°, te weten een
boksbeugel/dolkmes, voorhanden heeft gehad en heeft gedragen.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4,5 jaren, met aftrek van het voorarrest.
De raadsman heeft gevraagd om – in het geval van een bewezenverklaring – rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Onder verwijzing naar de op 1 juli 2021 in werking getreden Wet straffen en beschermen en de daarbij geldende VI-regeling, heeft de raadsman verzocht om te volstaan met een straf die niet langer is dan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woningoverval en het (daarbij) voorhanden hebben van een boksbeugel met mes. De verdachte is samen met zijn medeverdachten in de holst van de nacht naar de woning van de slachtoffers gegaan om een hoeveelheid marihuana weg te nemen. Direct bij binnenkomst in de woning is geweld gebruikt en is er gedreigd met geweld. Daarbij is een slachtoffer mishandeld, ten gevolge waarvan deze lichamelijk letsel heeft opgelopen. Een ander slachtoffer was zo angstig dat hij zich genoodzaakt zag om van vier meter hoogte uit een raam te springen, waarbij hij zijn enkel heeft gebroken. Blijkens de toelichting bij de civiele vordering van de benadeelde partij ondervindt dit slachtoffer hier tot op de dag van vandaag last van. Door aldus te handelen heeft de verdachte, met zijn medeverdachten, de lichamelijke integriteit van deze twee slachtoffers op een ernstige wijze geschonden.
Toen bleek dat er geen marihuana in de woning was, zijn waardevolle goederen meegenomen. Hiermee is inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de slachtoffers. De verdachte en zijn medeverdachten hebben bovendien de privacy van de slachtoffers aangetast en hen gevoelens van angst en onbehagen bezorgd. Een woning is immers bij uitstek de plek waar iemand zich veilig en geborgen moet kunnen voelen. Het handelen van de verdachte en zijn medeverdachten draagt voorts bij aan in de samenleving heersende gevoelens van onveiligheid, bij die van omwonenden in het bijzonder. De verdachte en zijn medeverdachten hebben zich aan die gevolgen voor de slachtoffers en de samenleving niets gelegen laten liggen. Het hof acht dat kwalijk.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten kan niet worden volstaan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf.
De verdachte is niet eerder in Nederland veroordeeld. Bij de bepaling van de hoogte van de straf heeft het hof daarom gelet op straffen die in soortgelijke gevallen door rechters aan
first offendersworden opgelegd. De duur van de gevangenisstraf die de rechtbank heeft opgelegd is daarmee in verhouding. Naar het oordeel van het hof is deze straf – gelet op de omstandigheden van het geval – daarom in beginsel passend en geboden.
Het hof heeft echter acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden zoals deze ter terechtzitting naar voren zijn gebracht. Daarin ziet het hof aanleiding om een deel van de op te leggen straf in voorwaardelijke vorm op te leggen. Het hof zal een proeftijd van twee jaren verbinden aan het voorwaardelijke gedeelte van de straf.
Het hof stelt vast dat in hoger beroep de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Om die reden zal het hof in plaats van een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk, een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk opleggen. Het onvoorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf is daarmee gelijk aan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Beslag

De onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven verdovende middelen zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

Vordering benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich in eerste aanleg als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[benadeelde 1] tot een bedrag van € 2.011,00;
[benadeelde 2] tot een bedrag van € 1.962,00;
[benadeelde 3] tot een bedrag van € 2.895,48;
[benadeelde 4] tot een bedrag van € 15.635,00.
De gevorderde schadevergoedingen zijn bij het vonnis waarvan beroep als volgt toegewezen:
a. a) [benadeelde 1]: geheel;
b) [benadeelde 2]: geheel;
c) [benadeelde 3] tot een bedrag van € 2.695,48;
d) [benadeelde 4] tot een bedrag van € 5.691,45.
De benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van hun oorspronkelijke vorderingen.
Namens benadeelde partij [benadeelde 3] is te kennen gegeven dat hij zijn vordering wil verlagen, in die zin dat het deel ter zake van de huur van de caravan (groot € 200,00) waarvoor hij in eerste aanleg niet-ontvankelijk in zijn vordering is verklaard, niet meer handhaaft.
Elk van de benadeelde partijen heeft het hof verzocht om de toe te wijzen bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en om de schadevergoedings-maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (Sr) aan de verdachte op te leggen.
De gemachtigde van de vier benadeelde partijen, mr. J.A. Bruin, heeft ter terechtzitting in hoger beroep te kennen gegeven dat ten aanzien van de vorderingen van [benadeelde 1], [benadeelde 2] en [benadeelde 3] de schade reeds geheel is vergoed door de uitkering van de schadevergoedingsmaatregel door de Staat bij het onherroepelijk worden van het vonnis van de medeverdachte [medeverdachte 3]. De gemachtigde heeft te kennen gegeven dat de benadeelde partijen desondanks de vorderingen in deze strafzaak wensen te handhaven.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich – samengevat – op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de benadeelde partijen [benadeelde 1], [benadeelde 2] en [benadeelde 3] de vorderingen dienen te worden afgewezen, omdat de schade reeds is vergoed. Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 4] dienen de gevorderde kosten voor het eigen risico en het verlies verdienvermogen te worden toegewezen en ter zake daarvan dient een schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd. Voor het overige dient aansluiting te worden gezocht bij de beslissing van de rechtbank.
Verweer van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen – voor zover de schade reeds is vergoed – afgewezen dient te worden, omdat het vergoeden van de schade door de staat gelijkgesteld kan worden met een vergoeding van een verzekeringsmaatschappij. Ten aanzien van de vordering van de vordering van [benadeelde 4] stelt de raadsman zich op het standpunt dat de post ‘verlies arbeidsvermogen’ nader onderbouwd dient te worden en nu deze ontbreekt – terwijl de benadeelde partij in staat is gesteld alsnog een onderbouwing aan te leveren – de benadeelde ter zake van dit deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De raadsman heeft verzocht om ten aanzien van de immateriële schade aansluiting te zoeken bij de overwegingen van de rechtbank en niet meer toe te wijzen dan al in eerste aanleg is toegewezen.
Het hof overweegt als volgt
De vorderingen van a) tot en met c): benadeelde partijen [benadeelde 1], [benadeelde 2] en [benadeelde 3]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de schadevergoedingen die deze benadeelde partijen in de onderhavige procedure vorderen, eveneens zijn gevorderd in de strafzaak van de medeverdachte [medeverdachte 3]. Bij het onherroepelijk worden van het vonnis van die medeverdachte heeft de Staat de respectievelijk toegewezen bedragen uitgekeerd aan de benadeelde partijen. Daarmee hebben de benadeelde partijen thans geen belang meer bij hun vorderingen in de onderhavige zaak. Om die reden zijn de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
Vordering van d) [benadeelde 4]
De vordering van [benadeelde 4] bedraagt € 15.635,00, bestaande uit € 5.635,00 ter compensatie van materiële schade en € 10.000,00 als vergoeding voor immateriële schade.
De opgevoerde
materiëleschade ziet op:
( a) krukken € 20,00
( b) fysiotherapie € 522,00
Factuur 20231 € 198,-
Factuur 20333 € 252,-
Opvragen medische informatie € 72,-
( c) eigen risico € 770,00
verschenen: eigen risico 2018 € 385,00
toekomstige: eigen risico 2019 € 385,00
( d) verlies arbeidsvermogen € 4.144,00
verschenen € 2.072,00
toekomstig € 2.072,00
( e) reiskosten € 149,00
( f) daggeldvergoeding € 30,00
De rechtbank heeft - ten aanzien van de kostenpost(en) – als volgt beslist:
- a), e) en f): geheel toegewezen;
  • b) fysiotherapie: een bedrag van € 450,00 euro toegewezen en de benadeelde partij is ten aanzien van het bedrag van € 72,00 ter zake van het opvragen van medische gegevens niet-ontvankelijk verklaard;
  • c) eigen risico 2018 en 2019: ter zake het eigen risico van 2018 een bedrag van € 42,45 toegewezen en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard;
  • d) verlies arbeidsvermogen: de benadeelde partij – wegens gebrek aan onderbouwing – niet-ontvankelijk verklaard.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de rechtbank een bedrag van € 5.000,00 toegewezen en de benadeelde partij voor het overige (€ 5.000,00) niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de door de rechtbank toegewezen schade reeds is uitgekeerd bij het onherroepelijk worden van het vonnis van de medeverdachte [medeverdachte 3]. Daarmee heeft de benadeelde partij geen belang meer bij zijn vordering in deze zaak. Het hof zal de benadeelde partij voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. Voorts is ter zitting namens de benadeelde partij te kennen gegeven dat het verlies arbeidsvermogen berekend is op in totaal 28 weken (á € 148,03), maar dit in de praktijk 26 weken bleken te zijn. Om die reden is het gevorderde bedrag bij de post ‘verlies arbeidsvermogen toekomstig’ verminderd met een bedrag van € 296,06.
Aldus heeft het hof nog te oordelen over een bedrag van € 4.647,49 ter zake
materiëleschade, verdeeld over de navolgende kostenposten:
( b) fysiotherapie (opvragen medische informatie bij fysiotherapeut) € 72,00
( c) eigen risico € 727,55
verschenen: eigen risico 2018 € 342,55
toekomstig: eigen risico 2019 € 385,00
( d) verlies arbeidsvermogen € 3.847,94
verschenen € 2.072,00
toekomstig € 1.775,94
en ter zake
immateriëleschade het verschil tussen de toegewezen € 5.000,00 en de gevorderde
€ 10.000,00.
Het hof overweegt als volgt.
Fysiotherapie (b); de kosten voor opvragen medische informatie
Krachtens artikel 6:96, tweede lid, aanhef en onder b en c, BW komen redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid alsmede ter verkrijging van voldoening buiten rechte voor vergoeding als vermogensschade in aanmerking, tenzij in het gegeven geval krachtens artikel 241 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de regels betreffende proceskosten van toepassing zijn. Nu de medische informatie is bedoeld ter onderbouwing en de vaststelling van de schade, dient dit deel van de kosten worden beschouwd als proceskosten als bedoeld in artikel 241 Rv. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. Wel zal het hof de verdachte veroordelen in de proceskosten, ter zake waarvan volgens vaste jurisprudentie geen schadevergoedingsmaatregel kan worden opgelegd.
Eigen risico (c)
- Eigen risico 2018
Uit de onderbouwing blijkt dat een deel van het eigen risico – dat thans nog voorligt ter beoordeling van het hof – al was verbruikt vóór de datum van het strafbare feit. Om die reden wordt dat deel van de vordering (in totaal € 342,55) afgewezen.
- Eigen risico 2019
Dit deel van de vordering is niet nader onderbouwd, ook niet nadat het hof hier nader naar gevraagd heeft op een eerdere zitting. Nu het hof niet kan vaststellen of daadwerkelijk het gehele bedrag als gevolg van het bewezenverklaarde feit aan schade is ontstaan en daartoe nadere bewijslevering noodzakelijk is, zal het hof de benadeelde partij ten aanzien van dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. Het geven van een bewijsopdracht en de uitvoering daarvan zou in casu leiden tot een onevenredige belasting van dit strafproces.
Verlies arbeidsvermogen (d)
Gelet op de gemotiveerde en onderbouwde stelling van de benadeelde partij omtrent het optreden van de schade betreffende het verlies van het arbeidsvermogen (tot en met 6 januari 2019), zal het hof dit deel van de vordering toewijzen (groot: € 2.220,03).
Ten aanzien van het verlies aan arbeidsvermogen na 6 januari 2019 (groot: € 1.627,91) constateert het hof dat nadere bewijslevering noodzakelijk is. Het hof constateert dat tijdens de inhoudelijke zitting in eerste aanleg reeds is besproken dat nadere gegevens nodig zijn en dat dit ook tijdens de eerdere zitting in hoger beroep is besproken. Nu deze nadere gegevens ontbreken, zal de benadeelde partij ter zake het overige deel van de vordering (dus vanaf 6 januari 2019) niet-ontvankelijk worden verklaard, zodat deze in zoverre alsnog aangebracht kan worden bij de civiele rechter. Het geven van een bewijsopdracht en de uitvoering daarvan zou in casu leiden tot een onevenredige belasting van dit strafproces.
Oordeel over de
immateriëleschade
Namens de benadeelde partij is in de vordering ter onderbouwing van de hoogte van het gevorderde voorschot smartengeld (€ 10.000,00) uiteengezet welke gevolgen het bewezenverklaarde voor de benadeelde partij heeft gehad. Hij had een enkelfractuur en last van zijn linkerschouder. Daarnaast heeft de benadeelde partij gevreesd voor zijn leven en voelt hij zich niet veilig in zijn eigen woning.
Het hof stelt vast dat de benadeelde partij midden in de nacht in zijn woning, tijdens een overval is bedreigd en hij zich hierdoor zo angstig voelde dat hij het raam is uitgesprongen. Als gevolg daarvan is zijn hielbeen gebroken, waarbij delen van de breuk verplaatst zijn, is hij geopereerd en heeft hij tot op de dag van vandaag een metalen plaat in zijn enkel. Mede in dat licht staat vast dat de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106, eerste lid, BW heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, hetgeen ook blijkt uit het bij het voegingsformulier gevoegde medische rapport.
Het hof begroot de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 van het BW naar billijkheid. Het hof let daarbij op:
- de aard en ernst van het letsel en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij,
- de aard en ernst van het handelen van de verdachte en zijn mededaders,
- de in de strafmotivering beschreven omstandigheden waaronder zich dit heeft afgespeeld en
- de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters is toegekend.
Alles afwegende, begroot het hof de immateriële schade naar maatstaven van billijkheid op het bedrag van € 5.000,00. Het hof zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot vergoeding voor dat bedrag nu de benadeelde partij daarbij in zoverre geen belang meer heeft en hetgeen meer is gevorderd dan het toegewezen bedrag – eveneens € 5.000,00 – wordt afgewezen omdat dit naar oordeel van het hof de grenzen van billijkheid te buiten gaat.
De wettelijke rente zal ingevolge artikel 6:83, aanhef en onder b, BW steeds worden toegekend vanaf het moment waarop de schade die het gevolg is van de onrechtmatige daad van de verdachte, is ingetreden.
Het hof neemt voor het verlies arbeidsvermogen als aanvangsdatum: 15 november 2018.
Resumerend ten aanzien van de vorderingen benadeelde partijen:
De benadeelde partijen [benadeelde 1], [benadeelde 2] en [benadeelde 3] worden niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering.
Benadeelde partij [benadeelde 4] wordt deels niet-ontvankelijk in zijn vordering verklaard voor zover deze ziet op de reeds vergoede materiële en immateriële schade (groot: € 5.691,45). Hetgeen ter zake immateriële schade meer is gevorderd (groot: € 5.000,00) dan in eerste aanleg is toegewezen, wordt afgewezen. Ter zake van de overige materiële schade wordt hij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering ter zake van het opvragen van de medische informatie en ten aanzien van de vordering van de kosten voor het verlies van arbeidsvermogen vanaf 6 januari 2019 (groot: € 72,00 + € 1.627,91 =
€ 1.699,91). De vordering ter zake kosten voor verlies arbeidsvermogen tot 6 januari 2019 (groot:
€ 2.220,03) wordt toegewezen. De verdachte is tot vergoeding van deze schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag hoofdelijk zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals hierboven genoemd.
Om te bevorderen dat die schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Daarnaast zal het hof een bedrag van € 72,00 toewijzen als proceskosten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
40 (veertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
STK Verdovende middelen (933529).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 4] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.220,03 (tweeduizend tweehonderdtwintig euro en drie cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 5.000,00 (vijfduizend euro) aan immateriële schadeaf.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
72,00 (tweeënzeventig euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 4], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.220,03 (tweeduizend tweehonderdtwintig euro en drie cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 32 (tweeëndertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 15 november 2018.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. C.N. Dalebout en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van mr. S. Pesch en A. de Wit, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 december 2021.
Mr. Dalebout en mr. Pesch zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.