ECLI:NL:GHAMS:2021:3925

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 december 2021
Publicatiedatum
13 december 2021
Zaaknummer
200.297.342/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van gezinshereniging en zorgverlening

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige kinderen [kind 1] en [kind 2]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder een beschikking van de kinderrechter aangevochten die de uithuisplaatsing van haar kinderen had verlengd. De kinderen verblijven sinds september 2020 bij een pleegmoeder, terwijl de moeder onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam. De moeder is sinds oktober 2021 gedwongen opgenomen in een psychiatrische instelling en is zwanger van een derde kind. Het hof heeft vastgesteld dat er al jarenlang zorgen zijn over de opvoedsituatie van de kinderen bij de moeder, die getuige zijn geweest van drugsgebruik en huiselijk geweld. De moeder heeft een belaste voorgeschiedenis en is momenteel niet in staat om de kinderen een veilige en stabiele opvoedomgeving te bieden. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij het belang van de kinderen voorop staat. De raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de beschikking te bekrachtigen, gezien de instabiliteit van de thuissituatie van de moeder. Het hof heeft geen aanleiding gezien om de GI in de kosten van de procedure te veroordelen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie -en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.297.342/01
zaaknummer rechtbank: C/13/699229 / JE RK 20-224
beschikking van de meervoudige kamer van 7 december 2021 inzake
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J. Sietsma te Amsterdam,
en
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam
gevestigd te Amsterdam,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
- de minderjarige [kind 1] (verder te noemen: [kind 1] ), geboren [in]
2013 te [geboorteplaats] ;
- de minderjarige [kind 2] (verder te noemen: [kind 2] ), geboren [in]
2017 te [geboorteplaats] ;
- [de pleegmoeder] (verder te noemen: de pleegmoeder).
In zijn adviserende is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag,
locatie: Amsterdam
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kinderrechter) van 22 april 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De moeder is op 16 juli 2021 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 22 april 2021.
2.2
De GI heeft op 15 september 2021 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof is voorts het volgende stuk ingekomen:
- een mailbericht van de GI van 29 oktober 2021 met bijlage.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 5 november 2021 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een tweetal vertegenwoordigers van de GI;
- de pleegmoeder;
- de raad, vertegenwoordigd door [raadsvertegenwoordiger] .

3.De feiten

3.1
[kind 1] en [kind 2] (verder gezamenlijk te noemen: de kinderen) zijn de kinderen van de moeder. De moeder oefent alleen het gezag uit over de kinderen. De vader heeft geen contact met de moeder of de kinderen.
De kinderen verblijven sinds 28 september 2020 bij de pleegmoeder. De moeder heeft éénmaal per week één uur begeleide omgang met de kinderen.
De moeder is sinds 26 oktober 2021 gedwongen opgenomen op de Medisch Psychiatrische Unit (MPU) van het Academisch Medisch Centrum (AMC). Zij is momenteel zwanger en in januari 2022 uitgerekend.
3.2
Bij beschikking van de kinderrechter van 30 oktober 2020 zijn de kinderen (opnieuw) voorlopig onder toezicht gesteld van de GI en is een spoedmachtiging verleend tot uithuisplaatsing van de kinderen in een (netwerk)pleeggezin.
Deze voorlopige ondertoezichtstelling en spoedmachtiging tot uithuisplaatsing zijn bij beschikking van de kinderrechter van 10 november 2020 gehandhaafd en daarbij is een ondertoezichtstelling van de kinderen verleend voor de duur van twaalf maanden tot
10 november 2021 en een machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen in een (netwerk)pleeggezin voor de duur van drie maanden tot 10 februari 2021.
3.3
Bij beschikking van de kinderrechter van 8 februari 2021 is de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen in een (netwerk)pleeggezin verlengd tot 10 mei 2021.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen in een (netwerk)pleeggezin verlengd met ingang van 10 mei 2021 voor de duur van zes maanden tot 10 november 2021.
4.2
De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, het inleidende verzoek van de GI af te wijzen, althans een beslissing te nemen die het hof juist acht en de GI te veroordelen in de kosten van de procedure.
4.3
De GI verzoekt om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep dan wel haar verzoeken af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De periode waarvoor de machtiging is verlengd, is op 10 november 2021 verstreken. Gelet op het door artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) gewaarborgde recht op eerbiediging van haar gezinsleven, heeft de moeder een rechtens relevant belang om de rechtmatigheid van de machtiging over de periode van 10 mei 2021 tot 10 november 2021 te laten toetsen en behoort aan haar niet haar procesbelang te worden ontzegd op de enkele grond dat de periode waarvoor de maatregel gold, inmiddels is verstreken.
5.2
Op grond van artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid. Krachtens het bepaalde in artikel 1:265c eerste en tweede lid BW is de duur van de machtiging ten hoogste een jaar en kan deze duur op verzoek van de GI door de kinderrechter telkens met ten hoogste een jaar worden verlengd.
5.3
De moeder stelt zich op het standpunt dat de kinderrechter ten onrechte de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen heeft verlengd. Daartoe voert zij het volgende aan. De moeder was en is stabiel genoeg om voor de kinderen te zorgen. Zij betwist dat de kinderen getuige zijn geweest van drugsgebruik of huiselijk geweld. De moeder heeft tot twee keer toe een TIA gehad, maar het gevaar dat dit veroorzaakte, was ten tijde van de mondelinge behandeling in eerste aanleg niet meer aanwezig. Onlangs heeft de moeder een terugval gehad en drugs gebruikt, maar dat had te maken met de omstandigheid dat zij gestalkt werd en niet wist wie dit deed waardoor zij ’s nachts niet durfde te gaan slapen. De moeder heeft altijd open gestaan voor hulpverlening en staat daar nog steeds voor open. Zij is momenteel gedwongen opgenomen met een crisismaatregel die loopt tot 18 november 2021. Daarna hoopt zij in aanmerking te komen voor begeleid wonen.
5.4
De GI stelt zich op het standpunt dat de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen op goede gronden is verlengd. Er zijn zorgen over de emotionele beschikbaarheid van de moeder. Het gebeurt regelmatig dat zij boos wordt tijdens omgangsmomenten. Er is sprake van drugsgebruik en de moeder heeft tot tweemaal toe een TIA gehad waardoor zij blijvende geheugenproblemen ervaart. De moeder is wisselend in het accepteren van hulp. Zij heeft een belast verleden waarvoor zij intensieve en langdurige hulp nodig heeft, maar het is haar tot op heden niet gelukt om hiervoor blijvend hulpverlening te aanvaarden. De moeder verblijft thans met een crisismaatregel op de Medisch Psychiatrische Unit van het AMC in verband met haar verslavingsproblematiek en er is een zorgmachtiging aangevraagd door Jellinek. Het is wenselijk als de moeder tot na de bevalling in het AMC kan blijven om de kans op complicaties en vroeggeboorte zo klein mogelijk te maken. Een plaatsing op een moeder-kind plek in [kliniek] in [plaats] wordt overwogen, maar alleen voor de baby die nog moet worden geboren. Voorwaarde voor plaatsing is dat er geen sprake is van ernstige psychiatrische problemen. Op dit moment loopt er een raadsonderzoek naar een beschermingsmaatregel voor de ongeboren baby van de moeder.
Wat betreft de kinderen merkt de GI op dat [kind 1] en [kind 2] bij de pleegmoeder rust, structuur en stabiliteit ervaren. Wel heeft de GI zorgen over de ontwikkeling van beide kinderen, vooral ten aanzien van [kind 1] . Hij heeft veel meegemaakt en wordt momenteel voorbereid op traumabehandeling in de vorm van Eye Movement Desensitization and Reprocessing (hierna: EMDR)
.De kinderen krijgen sinds augustus van dit jaar behandeling in het kader van Multidimensionale Therapeutische Pleegzorg (hierna: MTP). Hierbij worden ook de pleegmoeder en de moeder begeleid. Indien blijkt dat thuisplaatsing geen optie meer is, dan zal moeten worden bekeken wat de beste plek is voor de kinderen, waarbij het contact met zowel de moeder als de pleegmoeder gewaarborgd is. De pleegmoeder is reeds op leeftijd, waardoor zij niet perspectiefbiedend kan zijn.
De GI heeft inmiddels een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen ingediend, welk verzoek op 8 november 2021 zal worden behandeld door de kinderrechter.
5.5
De raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd om de bestreden beschikking te bekrachtigen. De GI is bezig om de hulpverlening voor de kinderen op de rit te krijgen. [kind 1] wordt momenteel voorbereid op EMDR en bij deze therapie is het van belang dat die gegeven wordt vanuit een stabiele en veilige setting. De raad acht de thuissituatie bij de moeder op dit moment alles behalve stabiel gelet op haar gedwongen opname en haar zwangerschap. De moeder zal moeten stabiliseren en een behandeling moeten aangaan voor haar problematiek. Een terugplaatsing van de kinderen acht de raad op dit moment dan ook niet aan de orde. Het is volgens de raad van belang dat het perspectief van de kinderen snel duidelijk wordt.
5.6
Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken alsmede het verhandelde ter zitting in hoger beroep is het volgende gebleken.
Er zijn reeds jarenlang zorgen over de opvoedsituatie van de kinderen bij de moeder. Zij zijn getuige geweest van drugsgebruik van de moeder en daarnaast is er sprake van een onvoldoende emotionele beschikbaarheid van de moeder voor de kinderen. De moeder heeft een belaste voorgeschiedenis waarvoor intensieve en langdurige hulpverlening noodzakelijk is. Sinds de moeder in oktober 2020 binnen één week twee TIA’s heeft gehad, verblijven de kinderen bij de pleegmoeder. Aanvankelijk vrijwillig, maar daarna met een machtiging tot uithuisplaatsing. Beide kinderen laten traumagerelateerd gedrag zien waarbij zij een groot beroep doen op de opvoedvaardigheden van pleegmoeder
.De kinderen krijgen sinds augustus van dit jaar behandeling in het kader van MTP. Met name [kind 1] heeft veel last van de gebeurtenissen in de thuissituatie bij de moeder. Ook de moeder en de pleegmoeder ontvangen ondersteuning in het kader van MTP. Eind september is gebleken dat de moeder tijdens urinecontroles in het kader van haar huidige zwangerschap positief is getest op het gebruik van drugs. Zij wordt gezien door een psychologe van For Light die aangeeft dat intensieve hulp vanuit het Functional Assertive Community Treatment-team (FACT-team) nodig is. Na een vrijwillige opname die door de moeder voortijdig werd beëindigd, is zij op 26 oktober 2021 met een crisismaatregel opgenomen op de MPU van het AMC omdat haar zorgen en wanen steeds grotere vormen aannamen.
5.7
Gelet op de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat de gronden voor verlenging van de uithuisplaatsing zowel ten tijde van het geven van de bestreden beschikking als overigens ook op 10 november 2021 aanwezig waren. Het hof twijfelt niet aan de liefde van de moeder voor haar kinderen, maar zij was en is momenteel nog steeds onvoldoende in staat om de kinderen een veilige en stabiele opvoedomgeving te bieden. De moeder – momenteel zwanger van haar derde kind – heeft een aantal maanden geleden een terugval gehad in haar drugsgebruik en is sinds 26 oktober 2021 met een crisismaatregel opgenomen op de MPU van het AMC. Er is een zorgmachtiging aangevraagd tot na de bevalling. Deze situatie brengt al mee dat zij niet voor de kinderen kan zorgen. Daarbij komt dat de kinderen, met name [kind 1] en in mindere mate [kind 2] , gedrag laten zien dat lijkt samen te hangen met alles wat zij in de afgelopen jaren hebben meegemaakt toen zij bij de moeder woonden en wat voor trauma’s heeft gezorgd. Zij volgen hiervoor allebei therapie. [kind 1] wordt momenteel voorbereid op traumatherapie in de vorm van EMDR en het is van groot belang dat hij deze therapie vanuit een stabiele en veilige setting kan gaan volgen. De pleegmoeder biedt hem en ook [kind 2] een dergelijke setting. De kinderen lijken baat te hebben bij de duidelijkheid en de grenzen die de pleegmoeder aan hen geeft.
Vanwege dit alles was de moeder naar het oordeel van het hof zowel ten tijde van de bestreden beschikking als op 10 november 2021 niet in staat de kinderen de nodige zorg, veiligheid en stabiliteit te bieden.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.
5.8
Het hof ziet geen aanleiding om de GI in de kosten van de procedure te veroordelen, zoals door de moeder is verzocht. Het verzoek van de moeder hiertoe zal worden afgewezen.
5.9
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M van Baardewijk, M.C. Schenkeveld en
P.J.W.M. Sliepenbeek, in tegenwoordigheid van mr. V.A.M. Willemsen als griffier en is op
7 december 2021 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.