ECLI:NL:GHAMS:2021:3911

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 december 2021
Publicatiedatum
10 december 2021
Zaaknummer
23-004490-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met een hard voorwerp in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van poging tot zware mishandeling van de aangever, die op 14 april 2017 in Amsterdam met een hard voorwerp, een tafelpoot, op het hoofd en tegen het lichaam was geslagen. De verdachte ontkende de mishandeling met een hard voorwerp, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. Het hof verwierp het verweer van de verdediging dat de aangever het letsel op een andere manier had opgelopen, omdat er geen aanknopingspunten voor dit alternatieve scenario waren. De aangever had letsel opgelopen, waaronder een scheurwond op het hoofd en een bloeduitstorting op de rug, wat door medische verklaringen werd ondersteund.

Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en kwam tot een andere bewezenverklaring. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, en de vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen. De benadeelde partij had een schadevergoeding van € 3.369,00 gevorderd, maar het hof kende € 543,00 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade toe, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof overwoog dat de verdachte inbreuk had gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangever, wat bijdroeg aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004490-18
datum uitspraak: 10 december 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 december 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-054520-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 maart 2020 en 26 november 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 14 april 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een tafelpoot en/of een stok, in elk geval met een (hard en/of zwaar en/of lang) voorwerp eenmaal of meermalen op/tegen het hoofd en/of op/tegen de rug, in elk geval op/tegen het lichaam van voornoemde [benadeelde] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 14 april 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [benadeelde] heeft mishandeld door met een tafelpoot en/of een stok, in elk geval met een (hard en/of zwaar en/of lang) voorwerp eenmaal of meermalen op/tegen het hoofd en/of op/tegen de rug, in elk geval op/tegen het lichaam van voornoemde [benadeelde] te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit vanwege het gebrek aan voldoende overtuigend bewijs. Daartoe heeft de raadsman – kort gezegd – aangevoerd dat de verdachte weliswaar bekent de aangever hardhandig het café te hebben uitgezet, maar ontkent de aangever met een hard voorwerp te hebben geslagen. Niemand heeft de daadwerkelijke mishandeling gezien en de aangever is enige tijd uit beeld geweest, zodat niet uit te sluiten valt dat de aangever op een andere wijze het letsel heeft opgelopen.
Het hof verwerpt dit (als alternatief scenario gepresenteerde) verweer en overweegt daartoe het volgende. Uit de verklaring van de aangever [benadeelde] (hierna: de aangever) en uit de verklaring van de verdachte volgt dat de aangever hardhandig door de verdachte uit [café] is gezet. Eenmaal buiten is de aangever met een hard voorwerp geslagen. De aangever heeft de verdachte aangewezen als degene die hem met dat voorwerp, een tafelpoot van zo’n 60 a 70 centimeter, op het hoofd en tegen zijn lichaam heeft geslagen. De verklaring van de aangever vindt steun in de verklaring van getuige [getuige]. Zij heeft gezien dat de verdachte die buiten was naar binnen (het hof begrijpt: het café in) ‘snelde’ en van achter de bar een lange staaf van ongeveer 50 centimeter pakte en daarmee naar buiten rende. Later zag zij de aangever met een bebloed gezicht en een groot gat in zijn hoofd.
Ook wordt de verklaring van de aangever ondersteund door de medische verklaring, waaruit volgt dat het geconstateerde letsel, te weten een scheurwond op het hoofd en een bloeduitstorting op de rug, goed past bij de door de aangever opgegeven toedracht, te weten dat hij met een tafelpoot op zijn hoofd en tegen zijn rug is geslagen. Ook de ouderdom van de letsels kunnen passen bij het huidige tijdsinterval.
Voor het door de verdediging aangevoerde alternatieve scenario, dat het letsel op andere wijze is ontstaan dan door toedoen van de verdachte, is in het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting geen enkel aanknopingspunt te vinden.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 april 2017 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een hard voorwerp op het hoofd en tegen het lichaam van [benadeelde] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezenverklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair te vervangen door 60 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair te vervangen door 50 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door de aangever met een hard voorwerp op het hoofd en tegen zijn lichaam te slaan. De aangever heeft door toedoen van de verdachte pijn ondervonden en letsel opgelopen, te weten een scheurwond op het hoofd en een bloeduitstorting op de rug. Dat de aangever hieraan geen zwaar lichamelijk letsel heeft overgehouden, is niet aan de verdachte te danken. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van de aangever. Een dergelijk feit kan bovendien bijdragen aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Het hof acht, alles afwegende, in beginsel een taakstraf van 120 uren, subsidiair te vervangen door 60 dagen hechtenis, passend en geboden.
Het hof stelt echter vast dat in hoger beroep de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Immers, namens de verdachte is op 14 december 2018 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof eerst thans op 10 december 2021 – bijna drie jaren later – arrest wijst. Hierin wordt aanleiding gezien de verdachte in plaats van een taakstraf van 120 uren, een taakstraf van 100 uren, te vervangen door 50 dagen hechtenis, op te leggen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.369,00, bestaande uit € 1.569,00 aan materiële schade en
€ 1.800,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.543,00, bestaande uit € 543,00 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende schadeposten:
Het eigen risico van het ziekenhuisvervoer naar de SEH € 385,00
Het eigen risico over 2017 en 2018 € 385,00
Jas € 100,00
Daggeld ziekenhuis € 28,00
Broek € 75,00
Trui € 40,00
Nikes € 150,00
Wekadvies 10 dagen € 150,00
Reiskosten naar De Waag € 256,00
De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen conform het vonnis waarvan beroep.
De raadsman heeft subsidiair bepleit de gevorderde materiële schade af te wijzen, nu deze onvoldoende is onderbouwd. Voorts heeft de raadsman verzocht de vergoeding voor immateriële schade aanzienlijk te matigen, aangezien de geconstateerde posttraumatische stressstoornis bij de benadeelde waarschijnlijk reeds aanwezig was voordat het tenlastegelegde plaatsvond.
Het hof overweegt als volgt.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 543,00 (bestaande uit de hierboven gespecificeerde schadeposten c, d, e, f, g en h), zulks gelet op de gemotiveerde en onderbouwde stellingen van de benadeelde partij. Dit deel van de vordering, dat het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, ligt dan ook voor toewijzing gereed.
Voor de overige opgevoerde materiële schade is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Met betrekking tot de hierboven gespecificeerde schadeposten a en b is zonder nader onderzoek niet vast te stellen dat dit eigen risico niet zou zijn aangesproken wanneer het bewezenverklaarde niet had plaatsgevonden. Met betrekking tot de hierboven gespecificeerde schadepost i is eveneens niet zonder nader onderzoek vast te stellen of de behandeling bij De Waag – waar deze kosten betrekking op hebben – ook zonder het bewezenverklaarde zou hebben plaatsgevonden. In het onderbouwende stuk wordt immers een aanvangsdatum van deze behandeling genoemd die vóór de pleegdatum ligt. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De begroting van de omvang van de immateriële schade is voorbehouden aan de rechter, die daarbij niet is gebonden aan de gewone regels voor stelplicht en bewijslast van het civiele recht. Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid vaststellen op € 500,00. Daarbij is in het bijzonder gelet op de aard en de ernst van de normschending. De verdachte heeft de lichamelijke integriteit van het slachtoffer aangetast. De benadeelde heeft daarbij bovendien lichamelijk letsel bekomen. Het hof heeft eveneens gelet op de schadevergoeding die in soortgelijke gevallen door rechters plegen te worden toegekend.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de ten uitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De toe te wijzen bedragen zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade. Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.043,00 (duizend drieënveertig euro) bestaande uit
€ 543,00 (vijfhonderddrieënveertig euro) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor zover die betrekking heeft op de immateriële schade voor het overige af.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.043,00 (duizend drieënveertig euro) bestaande uit € 543,00 (vijfhonderddrieënveertig euro) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 20 (twintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 14 april 2017.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S.M.M. Bordenga, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg, in tegenwoordigheid van mr. R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 december 2021.
De oudste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]