In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland inzake de omgang met zijn minderjarige zoon. De vader heeft in eerdere procedures toezeggingen gedaan om zich te laten testen op drugsgebruik, maar heeft deze toezeggingen niet nagekomen. De moeder heeft zorgen over het drugsgebruik van de vader, wat heeft geleid tot een wantrouwen dat de omgang tussen de vader en de minderjarige beïnvloedt. Het hof heeft de vader in de gelegenheid gesteld om binnen twee maanden drie drugstesten te ondergaan om aan te tonen dat zijn drugsgebruik ongegrond is. De zaak is pro forma aangehouden tot 13 maart 2022, waarbij partijen schriftelijk moeten rapporteren over de voortgang van de procedure. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd om de omgang met de vader uit te breiden, mits de veiligheid van de minderjarige gewaarborgd is. Het hof benadrukt dat het belang van de minderjarige voorop staat en dat het wantrouwen van de moeder moet worden weggenomen voordat verdere omgang kan plaatsvinden.