ECLI:NL:GHAMS:2021:3853

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 november 2021
Publicatiedatum
8 december 2021
Zaaknummer
200.289.011/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming professionele bewindvoerder en onderbewindstelling van goederen wegens geestelijke of lichamelijke toestand

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de onderbewindstelling van de goederen van de rechthebbende, geboren in 1939, die na het overlijden van zijn echtgenote in 2018 geen kinderen heeft en in een kwetsbare geestelijke en lichamelijke toestand verkeert. De rechthebbende was in hoger beroep gekomen van een beschikking van de kantonrechter die zijn goederen onder bewind had gesteld. De verweerster, zijn zus, had verzocht om de onderbewindstelling, omdat de rechthebbende niet in staat zou zijn zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen. Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende, ondanks zijn leeftijd en gezondheidsproblemen, meent in staat te zijn voor zichzelf te zorgen en dat hij geen gronden voor onderbewindstelling ziet. Hij heeft echter ook financiële problemen en er zijn aanwijzingen dat hij onder invloed staat van een vrouw, met wie hij een relatie heeft, en die mogelijk zijn financiën heeft beïnvloed.

Het hof heeft de argumenten van de rechthebbende en de verweerster zorgvuldig afgewogen. De rechthebbende heeft een koopovereenkomst gesloten voor de verkoop van zijn woning, maar deze overeenkomst bleek niet in zijn voordeel te zijn en is door zijn familie ongedaan gemaakt. Het hof concludeert dat de rechthebbende ten tijde van de bestreden beschikking niet in staat was zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. De bestreden beschikking is bekrachtigd, maar de huidige bewindvoerder is ontslagen en er is een professionele bewindvoerder benoemd, zoals verzocht door de rechthebbende. De beslissing om de bewindvoerder te vervangen is genomen om de overdracht van het beschermingsbewind adequaat te laten verlopen. De proceskosten zijn gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

zaaknummer: 200.289.011/01
zaaknummer rechtbank: 8805491 \ BM VERZ 20-2397 JM
beschikking van de meervoudige kamer van 30 november 2021 inzake
[rechthebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. M. van der Weide te Alkmaar,
en
[verweerster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de verweerster,
advocaat: mr. H.E.M. Molenaar te Alkmaar.
Als belanghebbenden zijn voorts aangemerkt:
- [belanghebbende A] , wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] .
- [belanghebbende B] , wonende te [woonplaats] .

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 22 oktober 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De rechthebbende is op 22 januari 2021 in hoger beroep gekomen van voornoemde beschikking van 22 oktober 2020.
2.2
De verweerster heeft op 6 april 2021 een verweerschrift ingediend.
2.3
Op 23 augustus 2021 is bij het hof een e-mailbericht van de zijde van de rechthebbende ingekomen.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 27 augustus 2021 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de rechthebbende, bijgestaan door zijn advocaat;
- de verweerster, zus van de rechthebbende, bijgestaan door haar advocaat;
- [belanghebbende A] , broer van de rechthebbende;
- [belanghebbende B] , de bewindvoerder.
De hoofdadvocaat-generaal is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De advocaat van de verweerster heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.
2.5
Na de mondelinge behandeling is op verzoek van het hof ingekomen:
- een brief van de zijde van de rechthebbende van 9 september 2021 met als bijlage een “Bereidverklaring bewindvoerder”, ingekomen op dezelfde dag.

3.De feiten

De rechthebbende is [in] 1939 geboren. Zijn huwelijk is op 18 maart 2018 ontbonden door het overlijden van zijn echtgenote. De rechthebbende heeft geen kinderen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter, voor zover thans van belang, de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende onder bewind gesteld wegens zijn geestelijke of lichamelijke toestand, met benoeming tot bewindvoerder van [belanghebbende B] , geboren te [geboorteplaats] [in] 1951, (hierna te noemen: [belanghebbende B] ) correspondentieadres: [adres] , [plaats A] . Deze beslissing is gegeven op verzoek van de verweerster.
4.2
De rechthebbende verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, het inleidend verzoek tot onderbewindstelling af te wijzen, althans, zo begrijpt het hof, een professionele bewindvoerder te benoemen, onder gelijktijdig ontslag van [belanghebbende B] .
4.3
De verweerster verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen, met veroordeling van de rechthebbende in de kosten van de procedure in hoger beroep.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ter beoordeling aan het hof ligt allereerst voor of ten tijde van de bestreden beschikking gronden voor het bewind aanwezig waren en of deze thans (nog) aanwezig zijn.
Ingevolge artikel 1:431 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter, indien een meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel verkwisting of het hebben van problematische schulden, een bewind instellen over één of meer van de goederen, die hem als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren.
5.2
De rechthebbende stelt dat geen gronden voor onderbewindstelling (hebben) bestaan, en voert hiertoe het volgende aan. Hij is voldoende in staat om voor zichzelf te zorgen. Hij heeft glaucoom, maar kan prima zien en lezen. Het klopt dat hij wel eens geld heeft geleend van zijn broer voor de boodschappen, maar dit rechtvaardigt geen onderbewindstelling. De rechthebbende is ongeveer vijf jaar geleden verliefd geworden op [vrouw] en die liefde is wederzijds. Het klopt dat hij zaken voor haar heeft betaald, maar zij heeft hem altijd terugbetaald. De rechthebbende betwist dat [vrouw] inmiddels circa € 30.000,- van hem heeft gekregen. Hij heeft de verkoopopbrengst van zijn auto en een boot onder andere gebruikt om schulden af te lossen en zijn huis op te knappen. De rechthebbende was voornemens met [vrouw] naar Thailand te emigreren, waar zij vandaan komt, om welke reden hij zijn woning heeft verkocht aan een derde. Hij hoefde hiervoor niet de hoofdprijs te hebben. De bewindvoerder heeft de verkoop ten onrechte ongedaan laten maken. De rechthebbende staat nog steeds achter zijn besluit de woning te verkopen en wil graag een woning huren. Hij heeft voorts een testament laten opstellen, waarin [vrouw] is benoemd tot enig erfgename en executeur-testamentair. Dit is de aanleiding geweest dat de familie van de rechthebbende in opstand is gekomen. De conclusie dat de rechthebbende de gevolgen van zijn beslissingen niet kan overzien, is onterecht, aldus de rechthebbende.
5.3
De verweerster stelt zich op het standpunt dat het bewind terecht is ingesteld. Zij voert aan dat de rechthebbende glaucoom, althans slecht zicht heeft en hierdoor nauwelijks weet wat hij ondertekent. Hij heeft door middel van een van internet gedownload document een koopovereenkomst met een derde gesloten ter zake de verkoop van zijn woning, waarbij een koopprijs onder de WOZ-waarde is overeengekomen. Vervolgens heeft hij een “huurovereenkomst” getekend op grond waarvan hij dacht tot eind 2020 gratis in zijn woning te kunnen blijven wonen, terwijl dat niet het geval was. De verweerster acht het aannemelijk dat de rechthebbende beide overeenkomsten niet heeft gelezen. Hij wilde zijn woning verkopen om met [vrouw] naar Thailand te emigreren, maar dat is helemaal niet mogelijk. Hij kan geen ziektekostenverzekering krijgen in het buitenland en het regelen van een verblijfsvergunning voor Thailand zou mogelijk ook een probleem vormen. Daarnaast is het onmogelijk om als buitenlander in Thailand onroerend goed op eigen naam te kopen en geldt een reisverbod in verband met corona. Om te voorkomen dat de rechthebbende dakloos zou worden heeft de familie ingegrepen en is de verkoop ongedaan gemaakt. [vrouw] en haar Thaise vriendin(nen) hebben een allesoverheersende invloed op de rechthebbende, die kwetsbaar en afhankelijk is. [vrouw] heeft zelf verklaard geen liefdesrelatie met de rechthebbende te hebben en € 30.000,- van hem gekregen te hebben. Ook is gebleken dat de rechthebbende maandelijks het telefoonabonnement van [vrouw] en (hoge) belkosten betaalt. Het gehele positieve banksaldo van de rechthebbende en een aantal kostbare goederen zijn de afgelopen jaren verdwenen en niet aannemelijk is dat hij dit allemaal heeft besteed aan zijn eigen levensonderhoud. De rechthebbende is financieel uitgekleed, hetgeen ook blijkt uit de overgelegde verklaringen van Veilig Thuis en Mee & De Wering.
5.4
De bewindvoerder heeft ter zitting gesteld achter het bewind te staan en hiertoe het volgende aangevoerd. De financiën van de rechthebbende waren ten tijde van de instelling van het bewind niet op orde. Anders dan de rechthebbende zegt, was er geen saldo meer aanwezig op zijn spaarrekening. De bewindvoerder heeft alle bankafschriften van de rechthebbende vanaf 2017 opgevraagd. Hieruit is gebleken dat er eind 2018 niets meer over was van het positieve saldo van ongeveer € 52.000,- dat hij eind 2017 had. De rechthebbende heeft in 2018 forse bedragen contant opgenomen. Hij heeft de gelden naar eigen zeggen besteed aan zijn auto en zijn boot, maar die zijn juist in 2017 verkocht, reden waarom hij zoveel geld op zijn rekening had. Verder stelt de rechthebbende geld te hebben uitgegeven aan reparaties en onderhoud van zijn auto en het opknappen van zijn huis. Dit gaat echter om een bedrag van circa € 20.000,-, daarom blijft de vraag waar de rest van het geld gebleven is. Het idee is dat [vrouw] € 30.000,- heeft gekregen; dat heeft zij zelf ook verklaard, alleen blijft de rechthebbende het ontkennen. [vrouw] weigert contact met de bewindvoerder en de familie van de rechthebbende te hebben. De financiën van de rechthebbende zijn thans op orde. Alle vaste lasten zijn in beeld en de rechthebbende kan goed rondkomen van het maandelijkse leefgeld. Voor de gerechtelijke procedures rondom de ontbinding van koopovereenkomst ter zake de woning van de rechthebbende is geld geleend van een neef van de rechthebbende. Zodra de woning van de rechthebbende is verkocht, kan dit worden terugbetaald. De bewindvoerder is doende uit te zoeken of de rechthebbende in aanmerking komt voor een sociale huurwoning of een aanleunwoning.
5.5.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is het volgende gebleken. De rechthebbende is thans 82 jaar oud. Hij heeft nauwelijks contact meer met zijn familie en heeft, behoudens [vrouw] en haar Thaise vriendin(nen), geen netwerk. Zijn fysieke en geestelijke toestand is kwetsbaar, zo blijkt onder andere uit de overgelegde brieven van de (voorheen) betrokken ouderenadviseur van Mee & De Wering van 20 november 2020 en 8 maart 2021 en uit het rapport van Veilig Thuis van 6 november 2021. De rechthebbende heeft in juli 2020 een koopovereenkomst gesloten met een derde ter zake de verkoop van zijn woning voor een bedrag van € 185.000,-, een bedrag lager dan de WOZ-waarde van destijds. In de bijbehorende concept leveringsakte was opgenomen dat de waarde van het verkochte niet gelijk is aan de koopprijs en dat de grondslag voor de overdrachtsbelasting € 225.000,- bedraagt. Gelet hierop is aannemelijk dat de marktwaarde van de woning aanzienlijk hoger lag dan de overeengekomen koopprijs. Daarnaast verkeerde de rechthebbende in de veronderstelling dat hij tot 30 december 2020 kostenvrij in de woning kon blijven wonen, terwijl uit het addendum bij de koopovereenkomst blijkt dat hij in ruil voor het woongenot de hypotheekkosten diende te compenseren. De rechthebbende heeft ter zitting in hoger beroep hierover verklaard dat zijn bril kapot was en hij niet kon lezen wat er in het addendum stond. Desondanks heeft hij het document ondertekend. Om te voorkomen dat de rechthebbende dakloos zou worden, is de verkoop door tussenkomst van de familie van de rechthebbende, de bewindvoerder en de rechter ongedaan gemaakt. Het hof acht voldoende aannemelijk dat het voornemen van de rechthebbende om naar Thailand te emigreren samen met [vrouw] niet realistisch was, alleen al gelet op de uitbraak van het coronavirus. Daarnaast lijkt de rechthebbende zich geen rekenschap te hebben gegeven van de door verweerster opgevoerde bezwaren dat hij gelet op zijn leeftijd geen ziektekostenverzekering kan afsluiten in Thailand en dat hij als buitenlander geen onroerend goed in Thailand kan kopen.
Voorts heeft de bewindvoerder verklaard dat de financiën van de rechthebbende bij de aanvang van het bewind niet op orde waren. Anders dan de rechthebbende deed voorkomen, had hij geen spaargeld meer. Daarnaast is gebleken dat de rechthebbende in het jaar 2018 diverse keren grote contante bedragen van zijn rekening heeft opgenomen en dat hij in dat jaar in totaal circa € 52.000,- heeft uitgegeven. De bewindvoerder heeft een reconstructie gemaakt, waaruit volgt dat de besteding van een bedrag van circa € 30.000,- onduidelijk blijft. [vrouw] heeft aangegeven dat zij in totaal ongeveer eenzelfde bedrag van de rechthebbende heeft gekregen, hetgeen blijkt uit het rapport van Veilig Thuis van 6 november 2021. Hoewel de rechthebbende ontkent dat hij dit bedrag aan [vrouw] heeft gegeven, heeft hij naar het oordeel van het hof geen afdoende verklaring gegeven waaraan deze gelden dan wel zijn besteed. Het bedrag is te groot om niet te kunnen verantwoorden waaraan dit is besteed.
Op grond van het voorgaande komt het hof tot de conclusie dat de rechthebbende ten tijde van de bestreden beschikking, en ook thans nog, niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand. De bestreden beschikking zal in zoverre worden bekrachtigd.
5.6
Ten aanzien van de persoon van de bewindvoerder overweegt het hof als volgt.
De rechthebbende heeft zowel in zijn beroepschrift als ter zitting aangegeven te twijfelen over de onafhankelijkheid van de bewindvoerder en geen vertrouwen in hem te hebben, mede gelet op het proces rondom de ongedaanmaking van de verkoop van zijn woning. De rechthebbende heeft verzocht een professionele bewindvoerder te benoemen en in dit kader [X] Adviesgroep te [plaats B] ter zitting voorgedragen als opvolgend bewindvoerder.
Op grond van artikel 1:435, lid 3, BW volgt de rechter bij de benoeming van een bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen een zodanige benoeming verzetten. Niet gebleken is dat hiervan sprake is. De verweerster heeft ter zitting verklaard geen bezwaar te hebben tegen benoeming van een professionele bewindvoerder en ook de bewindvoerder heeft hiertegen geen verweer gevoerd.
Gelet hierop zal het hof, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, [X] Adviesgroep te [plaats A] tot opvolgend bewindvoerder benoemen met ontslag van de huidige bewindvoerder, waarbij in aanmerking wordt genomen dat het hof na de mondelinge behandeling een bereidverklaring van de opvolgend bewindvoerder heeft ontvangen, zoals hierboven onder 2.5 is opgenomen. Om de overdracht van het beschermingsbewind adequaat te laten verlopen, zal het hof het ontslag van de huidige bewindvoerder en de benoeming van de opvolgend bewindvoerder laten ingaan op 14 december 2021.
5.7
Het hof ziet tot slot geen aanleiding om tot een proceskostenveroordeling over te gaan, zoals door de verweerster is verzocht. De proceskosten zullen aldus op de gebruikelijke wijze worden gecompenseerd.
5.8
Dit leidt tot het volgende oordeel.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover daarbij de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende onder bewind zijn gesteld wegens zijn geestelijke of lichamelijke toestand en voor zover [belanghebbende B] daarbij tot bewindvoerder is benoemd over de periode tot 14 december 2021;
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover [belanghebbende B] daarbij tot bewindvoerder is benoemd over de periode vanaf 14 december 2021 en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
ontslaat [belanghebbende B] met ingang van 14 december 2021 als bewindvoerder over de goederen van de rechthebbende;
benoemt tot opvolgend bewindvoerder, met ingang van 14 december 2021:
[de B.V.] , handelend onder de naam [X] Adviesgroep,
[postadres]
[plaats A]
bepaalt dat [belanghebbende B] vóór 14 januari 2022 eindrekening en verantwoording aflegt ten overstaan van de rechthebbende en de opvolgend bewindvoerder over de periode 22 oktober 2020 tot 14 december 2021;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte;
bepaalt dat de griffier van dit hof een kopie van deze beschikking zal zenden aan de griffier van de rechtbank Noord‑Holland, sectie kanton, locatie Alkmaar, ter aantekening in het Centraal Curatele- en bewindregister.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. van Baardewijk, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. J.A. van Keulen in tegenwoordigheid van mr. A. Paats als griffier en is op 30 november 2021 in het openbaar uitgesproken door mr. M.T. Hoogland.