ECLI:NL:GHAMS:2021:3823

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 maart 2021
Publicatiedatum
6 december 2021
Zaaknummer
23-000422-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan hennepkwekerij met deels voorwaardelijke taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte medeplichtig was aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet door een pand te huren en ter beschikking te stellen voor de teelt van hennep. De verdachte heeft in de periode van 1 januari 2018 tot en met 26 maart 2019 opzettelijk gelegenheid verschaft aan onbekend gebleven personen om hennep te telen in het gehuurde pand. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de politierechter. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, waarvan 75 uren voorwaardelijk, en 15 dagen hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De beslissing is genomen op basis van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de negatieve maatschappelijke effecten van hennepteelt en de gezondheidsschade voor gebruikers.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000422-20 (strafzaak)
datum uitspraak: 17 maart 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar) van 11 februari 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-172449-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 maart 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door politierechter in de rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover in hoger beroep nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
1.
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks de periode van 01-01-2018 tot en met 26 maart 2019 te Oostzaan met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1526 hennepplanten,, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode 01-01-2018 tot en met 26 maart 2019 te Oostzaan, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door :
- voor die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand en schuur te huren en/of in zijn geheel ter beschikking te stellen aan die onbekend gebleven persoon/ personen voor het telen en/of bereiden en/of verwerken en/of bewerken van hennep en/of hennepplanten en/of
- voorgenoemd pand open te stellen aan die onbekend gebleven persoon/ personen en hem/hen in de gelegenheid te stellen de verzegeling van de hoofdaansluitkast te verbreken en/of te verwijderen en/of de deksel van de hoofdaansluitkast te verwijderen en/of een illegale aansluiting aan te brengen, zodat de elektriciteit/stroom niet werd bemeten ten behoeve van voornoemde hennepteelt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Standpunt van partijen

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Er is geen sprake van medeplichtigheid aan het telen van hennep. Aan het vereiste van dubbel opzet wordt niet voldaan, ook niet in voorwaardelijke zin, omdat de verdachte geen opzet had op het gepleegde misdrijf. Hij huurde de woning te Oostzaan op verzoek van een ander en betrad de woning alleen om aldaar elke maand een envelop met geld op te halen. Dit gebeurde in de hal van de desbetreffende woning alwaar hij nooit een hennepgeur heeft geroken of hennepplanten heeft waargenomen. De wetenschap van de hennepkwekerij van de verdachte kan om die reden niet worden vastgesteld. Er zijn ook geen sporen van de verdachte in de woning aangetroffen. Tot besluit stelt de raadsman zich op het standpunt dat indien het ten laste gelegde bewezen wordt verklaard, er sprake is van een kortere periode van het bestaan van de hennepkwekerij dan in de tenlastelegging genoemd.

Bewijsoverweging

Het hof overweegt – in lijn met de politierechter – als volgt. Voor een bewezenverklaring dat de verdachte opzettelijk gelegenheid heeft verschaft tot het opzettelijk telen van hennep, is vereist dat wordt bewezen dat verdachtes opzet was gericht op het verschaffen van gelegenheid als bedoeld in artikel 48, aanhef en onder 2, van het Wetboek van Strafrecht én dat zijn opzet (al dan niet in voorwaardelijke vorm) was gericht op dit misdrijf.
Op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de verdachte het pand aan de [adres 2] in Oostzaan heeft gehuurd op verzoek van een ander of anderen en dat hij daarmee heeft ingestemd omdat daar een maandelijkse geldelijke beloning tegenover stond. De verdachte heeft verklaard dat hij de huur en de beloning maandelijks ophaalde in de woning. Dat de verdachte in de woning is geweest past ook bij de waarnemingen van verbalisanten die de auto van verdachte een aantal keer voor de woning hebben zien staan. Het betreffende pand was enkel in gebruik als hennepkwekerij, waar in verschillende ruimtes een aanzienlijk aantal planten werd geteeld. Algemeen bekend is dat hennepkwekerijen een sterke hennepgeur afgeven en geluid produceren, hetgeen ook door de verbalisanten is waargenomen. Ook waren de ramen van het pand afgeplakt. Gelet op alle hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, kan het niet anders dan dat de verdachte wist dat in de door hem gehuurde woning die hij aan (een) ander(en) ter beschikking stelde, hennep werd geteeld. Het hof acht om die reden bewezen dat het opzet van de verdachte zowel was gericht op het verschaffen van gelegenheid als op het telen van hennep. Voor zover de raadsman een kortere duur van de hennepkwekerij heeft bepleit, wordt dit weerlegd door de bewijsmiddelen.

Bewijsmiddelen

Het hof neemt over de inhoud van de bewijsmiddelen zoals vermeld in de aanvulling verkort vonnis waarvan beroep onder de nummers I, II en III, met dien verstande dat:
- de aanhef van de bewijsmiddelen onder de nummers I, II en III als volgt komen te luiden:
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2019037577-12 van 9 april 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina’s 21-26).
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] met nummer PL1100-2019037577-14 van 4 april 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina’s 50-51).
Een proces-verbaal indicatoren eerdere oogsten met nummer PL1100-2019037577-11 van 16 april 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina 231);
- de aanhef en inhoud van bewijsmiddel onder IV als volgt komt te luiden:
Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] met nummer PL1100-2019037577-10 van 2 april 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina’s 44-49). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 2 april 2019 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van verdachte:
V: Door wie wordt het pand op het [adres 2] te Oostzaan, gehuurd?
A: Dit werd door mij gehuurd.
V: Hoe is de betaling van de huur geregeld?
A: Dit betaalde ik contant per maand.
V: Hoeveel geld heb je voor de hennepkwekerij gekregen?
A: Ik kreeg Euro 150,- per maand voor het gebruik van de ruimte en ik kreeg elke maand geld voor de huur. Hier betaalde ik de huur dan van. Ik wil niet zeggen
van wie omdat ik hier bang voor ben.
V: Je auto met het kenteken [kenteken] is door politie medewerkers meerdere male bij de
woning op het [adres 2] te Oostzaan gezien toen deze voor de woning geparkeerd
stond. Wat heb je daar op te zeggen?.
A: Dit klopt.
V: Waarom stond deze daar dan?
A: Ik ben daar wel eens geweest.
V:Wat deed ja daar dan en ben je binnen geweest.
A: Ik haalde elke maand daar dan het geld voor de huur persoonlijk op in de woning.
V: hoe ben je aan de woning op het [adres 2] te Oostzaan gekomen?
A: Ik ben benaderd om het te gaan huren. Ik heb er in toegestemd omdat ik geld nodig
heb. Ik wil niet zeggen door wie ik benaderd ben.
V: Kreeg je te horen waar het was en waar je heen moest om het te gaan huren.
A: Dat werd mij verteld.
- het hof een vijfde bewijsmiddel opneemt:
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2019042712-2 / PL1100-2019037577 van 28 februari 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (doorgenummerde pagina 29). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant weergegeven:
Op woensdag 6 februari 2019 omstreeks 20;10 uur bevond ik mij, verbalisant, op het
trottoir voor het voormalig bedrijfspand van [bedrijf] gelegen op het [adres 2] te
Oostzaan. Aldaar rook ik, verbalisant, een mij ambtshalve bekende geur van hennep.
Ik, verbalisant, herkende direct de zeer penetrante geur van hennep. Tevens zag ik,
dat de ramen van het genoemde pand waren afgeplakt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
een of meer onbekend gebleven personen in de periode van 01 januari 2018 tot en met 26 maart 2019 te Oostzaan opzettelijk heeft geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt in een pand aan de [adres 2] een hoeveelheid van ongeveer 1526 hennepplanten tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte op meerdere tijdstippen in de periode 01 januari 2018 tot en met 26 maart 2019 te Oostzaan meermalen opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door voor die onbekend gebleven personen voornoemd pand te huren en open te stellen.
Hetgeen onder 1 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid aan/tot opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, bij niet-uitvoering te vervangen door 60 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft bepleit dat er op grond van in de jurisprudentie vergelijkbare gevallen een aanzienlijk kortere werkstraf dan 120 uren dient te worden opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende langere periode schuldig gemaakt aan medeplichtigheid bij een hennepkwekerij. Hij heeft op verzoek een pand gehuurd en de woning vervolgens opengesteld voor onbekend gebleven personen. Hiervoor ontving de verdachte een geldelijke beloning. Gezien de aanzienlijke hoeveelheid aangetroffen hennepplanten kan het niet anders dan dat de hennep voor verdere verspreiding bedoeld was. Het gebruik van hennep kan schadelijke gevolgen meebrengen voor de gezondheid van gebruikers. Daarnaast leidt de teelt van hennep veelal tot negatieve maatschappelijke effecten en overlast voor buurtbewoners.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 24 februari 2021 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden. Het hof zal een gedeelte daarvan voorwaardelijk opleggen, teneinde de verdachte in de toekomst ervan te weerhouden wederom dergelijke strafbare feiten te plegen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 48 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Lolkema, mr. P. Greve en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van mr. B.K.M. Pouw, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 maart 2021.
mr. M. Lolkema en mr. P. Greve zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.