ECLI:NL:GHAMS:2021:3775

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 december 2021
Publicatiedatum
1 december 2021
Zaaknummer
23-002647-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor mishandeling en veroordeling voor winkeldiefstallen met voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor mishandeling en een aantal winkeldiefstallen. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de mishandeling, omdat de verklaring van het slachtoffer inconsistent was en onvoldoende steun vond in andere bewijsmiddelen. De verdachte heeft ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan de mishandeling, en het hof oordeelde dat er geen wettig bewijs was voor de tenlastegelegde feiten in zaak A.

Wat betreft de winkeldiefstallen, heeft het hof vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van scheermesjes, tandenborstels, verpakkingen Lenor, tandpasta, babymelk en flessen port. De verdachte had eerder al meerdere veroordelingen voor vermogensdelicten en het hof oordeelde dat de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, een vrijheidsbenemende straf rechtvaardigden. Echter, gezien de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte, zoals stabilisatie van zijn financiële situatie en de aanstaande klinische behandeling voor zijn verslaving, heeft het hof besloten om een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op te leggen, met een proeftijd van twee jaren.

Het hof heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde taakstraf afgewezen, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak van het hof vernietigt het eerdere vonnis en doet opnieuw recht, waarbij de verdachte voor de winkeldiefstallen is veroordeeld, maar voor de mishandeling is vrijgesproken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002647-19
datum uitspraak: 1 december 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 27 juni 2019 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-220183-17 (zaak A), 13-706028-19 (zaak B), 13-702694-18 (zaak C), 13-069016-19 (zaak D) 13-027095-19 (zaak E) en 13-074814-19 (zaak F) (gevoegd), alsmede 13-028914-18 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1960,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 november 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, gelet op de in eerste aanleg toegestane wijziging, tenlastegelegd dat:
zaak A:
hij op of omstreeks 10 oktober 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] een of meermalenm met kracht te slaan;
zaak B:
hij op of omstreeks 5 maart 2019 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid scheermesjes en/of een hoeveelheid tandenborstels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel] (filiaal [adres 2]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
zaak C:
hij op of omstreeks 04 november 2018 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer verpakkingen Lenor en/of ambi pur en/of etenswaren en/of drinken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel] ([adres 3]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s);
subsidiair
hij op of omstreeks 04 november 2018 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen een of meer verpakkingen Lenor en/of Ambi Pur en/of etenswaren en/of drinken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel] ([adres 3]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 04 november 2018 te Amsterdam opzettelijk behulpzaam is geweest door de tas gevuld met de betreffende goederen na de kassa’s over te nemen en/of te dragen;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 04 november 2018 te Amsterdam een of meerdere goed(eren), te weten een of meer verpakkingen Lenor en/of Ambi Pur en/of etenswaren en/of drinken heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
zaak D:
hij op of omstreeks 23 maart 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland een of meerdere verpakking(en)tandpasta, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
zaak E:
hij op of omstreeks 2 februari 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer verpakkingen babymelk, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [winkel], vestiging [adres 4], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
zaak F:
hij op of omstreeks 29 maart 2019 te Diemen, in elk geval in Nederland, twee flessen port (merk: Warre's 2004), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de [winkel], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewijsbeslissing ten aanzien van het tenlastegelegde in zaak A en tot een andere strafoplegging dan de rechtbank komt.

Vrijspraak

De verdachte heeft ontkend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de in zaak A aan hem tenlastegelegde mishandeling. De raadsman heeft bepleit dat de verdachte in zoverre moet worden vrijgesproken. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat hetgeen in zaak A ten laste is gelegd wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het hof is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] over de precieze locatie waar hij is mishandeld en de wijze waarop zodanig inconsistent is dat een eventuele bewezenverklaring daarop niet in belangrijke mate kan steunen. Verder is het hof van oordeel dat de summiere verklaring van de getuige [getuige] de aangifte onvoldoende ondersteunt.
Op grond van het voorgaande acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde in zaak A heeft begaan, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zaak B:
hij op 5 maart 2019 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid scheermesjes en een hoeveelheid tandenborstels toebehorend aan [winkel] (filiaal [adres 2]);
zaak C, meer subsidiair:
hij op 4 november 2018 te Amsterdam verpakkingen Lenor en Ambi Pur en etenswaren en drinken heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
zaak D:
hij op 23 maart 2019 te Amsterdam verpakkingen tandpasta die toebehoorden aan [winkel], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
zaak E:
hij op 2 februari 2019 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander verpakkingen babymelk, die toebehoorden aan [winkel], vestiging [adres 4], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
zaak F:
hij op 29 maart 2019 te Diemen twee flessen port (merk: Warre's 2004), die toebehoorden aan de [winkel], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen in meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak B en D en F bewezenverklaarde levert telkens op:
diefstal.
Het in de zaak C, meer subsidiair, bewezenverklaarde levert op:
opzetheling.
Het in de zaak E bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft in het kader van de strafoplegging bepleit dat wordt volstaan met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal diefstallen in een winkel en aan opzetheling van uit een winkel gestolen goederen. Hij heeft hierbij getoond geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen en niet te schromen te profiteren van het misdrijf van een ander. Winkeldiefstal zorgt bovendien niet alleen voor extra kosten bij de winkelier, maar ook voor veel overlast. Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 1 november 2021 blijkt bovendien dat hij eerder meerdere malen onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten.
Wegens het voorgaande kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere straf dan een vrijheidsbenemende.
Het hof heeft in het kader van de strafoplegging voorts acht geslagen op de inhoud van het reclasseringsrapport over de verdachte van 2 november 2021 van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, alsmede op hetgeen door en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht over zijn persoonlijke omstandigheden. Het is het hof gebleken dat de financiële situatie van de verdachte is gestabiliseerd nu hij onder bewindvoering staat. Voorts beschikt hij over huisvesting en heeft hij structurele dagbesteding. Verder zal de verdachte, op eigen initiatief, binnenkort worden opgenomen voor een 8 weken durende klinische behandeling, teneinde zijn verslaving onder controle te krijgen. Tot slot heeft de verdachte in februari 2021 een eerderlopend reclasseringstoezicht positief afgerond. Deze omstandigheden geven het hof aanleiding een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen aan de verdachte, zodat de positieve ontwikkelingen in zijn leven thans niet worden doorkruist door vrijheidsbeneming in de vorm van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 januari 2019 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 25 uren, subsidiair 12 dagen hechtenis. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof acht, gelet op hetgeen het hof in de strafmotivering heeft overwogen omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, als bepleit door de raadsman en gevorderd door de advocaat-generaal, termen aanwezig de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in zaak A en onder C, primair en subsidiair, tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak B, zaak C, meer subsidiair, zaak D, zaak E en zaak F tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak B, zaak C, meer subsidiair, zaak D, zaak E en zaak F bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 18 februari 2019, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 januari 2019, parketnummer 13-028914-18, voorwaardelijk opgelegde taakstraf voor de duur van 25 uren subsidiair 12 dagen hechtenis met een proeftijd van 2 jaren.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.A.E. van Noort, mr. F.M.D. Aardema en mr. D. Radder, in tegenwoordigheid van mr. L. Muyselaar, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 december 2021.
mr. D. Radder is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]