In hoger beroep heeft [B] als getuige het volgende verklaard;
(…)
Ik heb (…) mijn verklaring bij de kantonrechter nog een keer doorgelezen. Ik blijf bij wat ik toen heb verklaard.
Vroeger hielp ik [geïntimeerde] , ik zal hem verder [geïntimeerde] noemen, af en toe in zijn zaak, maar tegenwoordig niet meer. Hij is verhuisd en hij is er ook mee gestopt.
In de periode na het gesprek waarover ik heb verklaard, hebben [geïntimeerde] en ik het er af en toe over gehad dat hij een ander pand aan het zoeken was. Die zoektocht ging niet zo goed, en ik heb hem toen aangeboden dat hij altijd nog bij mij kon intrekken. Ja, ik ging er wel vanuit dat [geïntimeerde] echt uit zijn bedrijfsruimte moest en dat hij dus vastzat aan de opzegging die hij had gedaan. Doordat wij in die periode dus af en toe nog spraken over de op handen zijnde verhuizing, kon ik mij in februari 2018, toen ik mijn schriftelijke verklaring aflegde, nog goed herinneren wat er was gebeurd.
Rond september 2016 heb ik maar weinig bij [geïntimeerde] gewerkt. Het gesprek over de opzegging vond plaats tijdens de enige keer dat ik daar in die periode geweest ben. Ik weet nog dat bij dat gesprek ook een klant aanwezig was. Dat wist ik ook in februari 2018 nog, maar ik heb het niet in mijn schriftelijke verklaring vermeld, omdat ik niet wist dat dat relevant was en ik niet wist wat die klant had gehoord. Het was in de zaak van [geïntimeerde] een komen en gaan van klanten.
U zegt mij dat u het bijzonder vindt dat ik na zoveel tijd nog wist dat er een mij onbekende klant bij het gesprek aanwezig was geweest. Ik vind dat niet zo bijzonder.
[geïntimeerde] had al eerder tegen mij gezegd dat hij weg wilde uit de bedrijfsruimte, dus de mededeling in dat gesprek kwam niet uit de lucht vallen, en ik wist dat het best een belangrijk moment was, dus daarom heb ik het wel onthouden.
U vraagt mij naar de passage dat dhr. [appellant] zou hebben gezegd dat hij het tegen die tijd wel zou horen en u vraagt mij wát dhr. [appellant] dan tegen die tijd wel zou horen. Hij zou wel horen als [geïntimeerde] iets anders zou hebben gevonden. Een aantal jaar eerder had [geïntimeerde] ook al te kennen gegeven dat hij uit de bedrijfsruimte weg wilde, en toen is de huur uiteindelijk gewoon doorgelopen, dus dhr. [appellant] zal met zijn woorden hebben bedoeld dat zij tegen die tijd wel zouden zien of [geïntimeerde] echt weg zou gaan. Uit de mededeling van [geïntimeerde] heeft dhr. [appellant] kunnen begrijpen dat hij op zoek kon gaan naar een nieuwe huurder en de ruimte een jaar later zou kunnen verhuren aan een ander. Dat was ook de reden dat ik [geïntimeerde] aanbood dat hij in geval van nood wel bij mij terecht kon.
Als ik [geïntimeerde] hielp in de zaak, was dat vaak aan het eind van de week en vaak op vrijdag, en dan zag ik dhr. [appellant] ook regelmatig. Hij zat daar aan tafel met een sigaretje en een kopje koffie, en het waren hele gemoedelijke bijeenkomsten. Het waren geen ernstige gesprekken. Ik kan mij niet meer herinneren of in de gesprekken nadien met dhr. [appellant] over de op handen zijnde verhuizing is gesproken. Wel werd mij uit die gesprekken duidelijk dat dhr. [appellant] het jammer vond dat [geïntimeerde] weg zou gaan.
De klant die bij het gesprek aanwezig was geweest kende ik niet. Ik heb met hem gesproken kort voor de zitting bij de kantonrechter en net daarna. Ik weet echter niet wat hij daar heeft verklaard, want daar hebben wij niet over gesproken. Daarna heb ik hem nooit meer gezien of gesproken.
(…)
Ik heb zojuist verklaard dat dhr. [appellant] en [geïntimeerde] in de zaak geen ernstige gesprekken voerden. De opmerking van [geïntimeerde] , dat hij een jaar later zou vertrekken, was echter wel serieus en ik weet niet waarom [geïntimeerde] en dhr. [appellant] dit gesprek niet op het kantoortje van dhr. [appellant] hebben gevoerd.
Ik nam geen deel aan het gesprek tussen dhr. [appellant] en [geïntimeerde] waarin [geïntimeerde] meedeelde dat hij zou gaan vertrekken. Ik zat op dat moment aan de werktafel op twee meter afstand van de plek waar zij zaten.
Ik weet nog precies dat de opdracht waarmee ik [geïntimeerde] in september 2016 hielp, betrekking had op een Tesla uitvaartauto, die op de 28e moest worden tentoongesteld op de uitvaartbeurs in Gorinchem. Zoals ik al eerder zei heb ik in die periode [geïntimeerde] niet vaak in de zaak geholpen, en dit was wel iets om te onthouden. Het gesprek moet dan ook hebben plaatsgevonden op de vrijdag voor de 28e september, dit moet wel haast aan het eind van de derde week van september 2016 zijn geweest. Ik ben overigens die donderdag ook bij [geïntimeerde] geweest, dus het kan ook toen geweest zijn.
Tijdens het gesprek zat [geïntimeerde] achter de naaimachine en dhr. [appellant] achter de naaimachine daar tegenover, en ik zat op een kruk achter de werktafel. De klant bevond zich aan de andere kant van de werktafel. Tussen [geïntimeerde] en dhr. [appellant] was de afstand ongeveer anderhalf tot twee meter, en tussen mij en hen beiden ook.
Over de opzegging heeft [geïntimeerde] gezegd dat hij over een jaar eruit wilde, en dat hij druk op zoek ging naar wat anders. Na zoveel tijd kan ik mij niet meer herinneren welke exacte bewoordingen zijn gebruikt en wat de reactie van dhr. [appellant] was.
Ik heb hiervoor verklaard dat [geïntimeerde] al eerder eens had opgezegd en toch was gebleven. Ik weet niet of [geïntimeerde] die keer de huur officieel had opgezegd, maar hij had wel plannen en die had hij ook gedeeld met zijn omgeving en met dhr. [appellant] .
In wat [geïntimeerde] tegen dhr. [appellant] zei was de boodschap duidelijk, namelijk dat hij weg zou gaan. Ik had het met [geïntimeerde] ook regelmatig daarover gehad.
Ik weet niet of [geïntimeerde] de reden voor de verhuizing, namelijk dat hij dichter bij zijn huis wilde werken, heeft gedeeld met dhr. [appellant] .
Wat betreft een einddatum weet ik alleen dat er is gesproken over vertrek na een jaar, en als je dan gaat rekenen moet dat dus september zijn.
(…)